ECLI:NL:OGAACMB:2021:35

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 april 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
AUA202002687
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een bezwaar tegen de afwijzing van een pensioenuitkering op basis van ambtenarenrecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 12 april 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van de Gouverneur van Aruba tegen de afwijzing van een verzoek om een uitkering bij wijze van pensioen. Klager, die van 1982 tot 1989 als arbeider in losse dienst heeft gewerkt en later in tijdelijke dienst is benoemd, verzocht in 2010 om een pensioenuitkering. De afwijzing van dit verzoek door de minister van Financiën leidde tot bezwaar, dat uiteindelijk bij het gerecht werd ingediend. Het gerecht oordeelde dat klager niet voldeed aan de vereisten voor een pensioenuitkering, omdat hij geen diensttijd van tien jaar had vervuld en niet als ambtenaar in vaste dienst was benoemd. Het gerecht overwoog dat de termijnoverschrijding van het indienen van het bezwaar verschoonbaar was, maar dat dit niet leidde tot toekenning van de pensioenuitkering. De rechter benadrukte dat de bestuursrechter niet kan treden in de redelijkheid van het buitenwettelijk begunstigend beleid, maar enkel kan toetsen of dit beleid consistent is toegepast. Aangezien klager niet voldeed aan de voorwaarden, werd het bezwaar ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 12 april 2021
Gaza nr. AUA202002687

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van de
Lansverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beslissing van 5 maart 2014 (de bestreden beslissing) is het verzoek van klager van 16 april 2010 om een uitkering bij wijze van pensioen, afgewezen.
Hiertegen heeft klager op 11 april 2014 bezwaar gemaakt bij de minister van Financiën. Bij schrijven van 31 augustus 2020 heeft het Departamento Recurso Humano het bezwaarschrift doorgezonden naar het gerecht. Het gerecht heeft op 9 oktober 2020 het bezwaarschrift ontvangen.
Verweerder heeft op 5 februari 2021 een contramemorie ingediend.
De zaak is op 22 februari 2021 ter zitting behandeld, alwaar is verschenen verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd. Klager is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De Ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klager heeft zijn bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Het gerecht is echter van oordeel dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is, zodat met toepassing van artikel 41, derde lid, van de La niet-ontvankelijkverklaring achterwege dient te blijven. Immers klager is door de in de bestreden beslissing foutieve opgenomen rechtsmiddelenverwijzing op het verkeerde spoor gezet. Daarbij neemt het gerecht mede in aanmerking dat klager ten tijde van het indienen van zijn bezwaarschrift geen rechtskundige hulp had. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn bezwaar.
De feiten
2.1
Klager is van 26 januari 1982 tot en met 26 januari 1989 als arbeider in losse dienst werkzaam bij de toenmalige Dienst Domeinbeheerder.
2.2
Bij landsbesluit van 29 december 1992 is klager met ingang van 27 januari 1989 benoemd tot bode 1ste klasse in tijdelijke dienst.
2.3
Aan klager is, op eigen verzoek, op 29 februari 1998 eervol ontslag verleend.
2.4
Klager was, met een arbeidsovereenkomst, van 1 maart 1998 tot en met 21 oktober 2001 werkzaam hij het Bureau Huur- en Consumentenbescherming en van 1 augustus 2005 tot en met 31 juli 2009 bij de Cruise Tourism Authority.
2.5
Bij brief van 16 april 2010 verzoekt klager een uitkering bij wijze van pensioen.
2.6
Klager heeft op 8 oktober 2013 de 60-jarige leeftijd bereikt.
2.7
Bij bestreden beschikking is het verzoek van klager van 16 april 2010 om toekenning van een uitkering bij wijze van pensioen, afgewezen.
De standpunten van partijen
3.1
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager niet in aanmerking komt voor een uitkering bij wijze van pensioen, omdat:
- hij geen diensttijd van 10 jaar of meer heeft vervuld, noch de dienst heeft verlaten wegens het bereiken van de 60-jarige leeftijd of vanwege ongeschiktheid;
- hij nimmer als ambtenaar in vaste niet-pensioengerechtigde dienst is benoemd, waardoor de Pensioenverordening landsdienaren niet op hem van toepassing is, en hij tevens geen diensttijd van 10 jaar of meer, heeft vervuld;
- de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren en de Regeling pensioen ten laste van de begroting Arbeiders Aruba niet op hem van toepassing zijn.
Ter zitting heeft verweerder voorts aangevoerd dat de bestreden beslissing niet door verweerder, als bevoegd gezag, is genomen, maar dat het bevoegd gezag de rechtsgevolgen van de afwijzing voor zijn rekening neemt.
3.2
Klager betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hem geen uitkering bij wijze van pensioen toekomt. Klager meent dat de regelingen ook van toepassing zijn op – kort gezegd - degene die op eigen verzoek is ontslagen en die de overheid jarenlang naar tevredenheid heeft gediend.
De beoordeling
4.1
Ingevolge artikel 1, eerste lid van de Regeling Pensioen ten laste van de begroting (de Regeling) wordt aan de arbeider in losse dienst die ontslagen wordt wegens het bereiken van de zestigjarige leeftijd danwel wegens ongeschiktheid voor de verdere dienst uit hoofde van ouderdom of van ziels- en lichaamsziekte of lichaamsgebreken en op de dag waarop het eervol ontslag ingaat een diensttijd van tenminste tien jaren heeft vervuld, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel met ingang van de datum van het eervol ontslag een pensioen ten laste van de begroting toegekend.
4.2
Artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren (Lla) bepaalt dat ambtenaar in de zin van deze landsverordening is degene die door het bevoegde gezag is benoemd of aangesteld in openbare dienst in Aruba werkzaam te zijn.
Ingevolge het derde lid zijn niet ambtenaren in de zin van deze landsverordening
(a) zij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten.
4.3
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Lla wordt aan de ambtenaar door het bevoegd gezag eervol ontslag verleend met ingang van de dag waarop hij de leeftijd, waarop ingevolge artikel 6a van de Landsverordening algemene ouderdomsverzekeringen het recht op ouderdomspensioen ontstaat heeft bereikt.
4.4
Ingevolge artikel 5, eerste lid van de Lla wordt aan de op eigen verzoek, zomede aan de op grond van artikel 4 van deze landsverordening dan wel wegens ongeschiktheid voor de verdere dienst uit hoofde van ouderdom of van ziels- of lichaamsziekte of gebreken ontslagen ambtenaar in vaste niet-pensioengerechtigde dienst, die alsdan recht op pensioen zou hebben kunnen doen gelden, indien het door de stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba verzorgde pensioenreglement op hem van toepassing zouden zijn geweest, door het bevoegde gezag een uitkering bij wijze van pensioen toegekend.
4.5
Bij schrijven van 18 mei 1984 heeft het bestuurscollege van het eilandgebied Aruba de toepassing van artikel 5, eerste lid van de Lla vastgelegd (de circulaire). Hierin is opgenomen - voorzover hier van belang - dat:
(..) eilandsambtenaren die bij het verlaten van de dienst in vaste niet- pensioengerechtigde dienst zijn, met toepassing van de Lla, in aanmerking komen voor een uitkering bij wijze van pensioen in de gevallen waarin aan een ambtenaar, in vaste pensioengerechtigde dienst pensioen of uitgesteld pensioen zou zijn toegekend op grond van artikel 8 van de Pensioenverordening Burgerlijke Landsdienaren 1938 (P.B. 1976 no. 45).
De betrokken ambtenaren zullen daardoor aanspraak maken op uitkering bij wijze van pensioen in de navolgende gevallen:
(..) 4. bij ontslag al of niet op eigen verzoek voor het bereiken van de 55-jarige leeftijd na een voor pensioen geldige diensttijd van tenminste 10 jaren in actieve Nederlands-Antilliaanse dienst en nadat een diensttijd van 20 jaren zou zijn vervuld of overschreden bij regelmatig doordienen (artikel 8, lid 3, PVBL 1938).
(..)
Op het voetspoor van het vorenstaande zal ook aan arbeidscontractanten en (werknemers op schriftelijke arbeidsovereenkomst), die niet in het genot zijn van een tegemoetkoming in de kosten van sociale risicodekking, een uitkering bij wijze van pensioen worden toegekend.
De beoordeling
5.1
Tussen partijen is in geschil of klager recht heeft op een uitkering bij wijze van pensioen op grond van de Regeling danwel de Lla. Het gerecht stelt vast dat klager niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in de artikel 1, eerste lid, van de Regeling. Klager is immers niet ontslagen wegens het bereiken van de zestigjarige leeftijd of wegens ongeschiktheid. Evenmin heeft klager een diensttijd van tien jaren als losse arbeider vervuld.
5.2
Klager voldoet ook niet aan de vereisten zoals gesteld in de artikelen 4 en 5, van de Lla. Klager was immers geen ambtenaar in vaste niet-pensioengerechtigde dienst.
5.3
Klager komt evenmin op grond van de circulaire in aanmerking voor een uitkering bij wijze van pensioen. Daartoe overweegt het gerecht dat de circulaire ten opzichte van de Lla een uitbereiding behelst van de personen die aanspraak kunnen maken op een uitkering bij wijze van pensioen. De circulaire bepaalt immers dat ook aan arbeidscontractanten een uitkering bij wijze van pensioen zal worden toegekend. Daarmee heeft de circulaire het karakter van buitenwettelijk begunstigend beleid. Volgens vaste rechtspraak dient de bestuursrechter het bestaan en de inhoud van dergelijk beleid als een gegeven te aanvaarden en is de rechterlijke toetsing beperkt tot de vraag of het bestuursorgaan het beleid consistent heeft toegepast. De bestuursrechter kan niet treden in de vraag of het beleid redelijk is.
5.4
Klager is vanaf 1 maart 1998 tot en met 21 oktober 2001 en vanaf 1 augustus 2005 tot en met 31 juli 2009 op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam geweest bij respectievelijk het Bureau Huur en Consumentenbescherming en de Cruis Toerism Authority. Klager valt derhalve onder de categorie personen waarop de circulaire van toepassing is. Echter nu klager geen tien jaren als arbeidscontractant heeft gewerkt, komt klager ook niet op grond van de circulaire in aanmerking voor een uitkering bij wijze van pensioen. Nu er sprake is van een buitenwettelijk begunstigend beleid komt het gerecht niet toe aan de beantwoording van de vraag of verweerder in redelijkheid een uitkering bij wijze van pensioen zou moeten toekennen aan klager, omdat hij in totaal meer dan 16 jaren voor de overheid heeft gewerkt. Het is het gerecht voorts ook niet gebleken dat verweerder de circulaire niet consistent toepast.
6. Nu geen van de aangevoerde gronden van het bezwaar slaagt, is het bezwaar ongegrond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.