ECLI:NL:OGAACMB:2021:90
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oordeel over asielaanvraag en overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft appellant, de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, op 3 februari 2019 asiel aangevraagd. Na het uitblijven van een beslissing op deze aanvraag heeft appellant op 4 mei 2019 bezwaar gemaakt. Op 22 januari 2021 heeft verweerder het bezwaarschrift van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat er inmiddels een beslissing was genomen op de asielaanvraag. Appellant heeft hiertegen op 28 januari 2021 beroep ingesteld bij het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, dat op 13 september 2021 uitspraak deed.
Tijdens de zitting op 28 juni 2021 heeft appellant schadevergoeding gevorderd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM. Appellant stelde dat de procedure meer dan twee jaar had geduurd, wat volgens hem een overschrijding van de redelijke termijn betekende. Verweerder betwistte dat appellant procesbelang had, aangezien er inmiddels een beslissing was genomen op de asielaanvraag.
Het Gerecht oordeelde dat appellant geen procesbelang had bij het beroep, maar dat er wel recht bestond op immateriële schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. Het Gerecht concludeerde dat de redelijke termijn met ruim vier maanden was overschreden en veroordeelde verweerder tot betaling van Afl. 500,- als schadevergoeding en Afl. 700,- voor de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en is openbaar uitgesproken op 13 september 2021.