ECLI:NL:OGAACMB:2025:79

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
AUA202404034
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bezwaar van een ambtenaar tegen bevordering en functieplaatsing

In deze uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba wordt het bezwaar van klager, een ambtenaar werkzaam bij Bureau City Inspector, beoordeeld. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen een landsbesluit van 9 oktober 2024, waarin zijn bevordering en functieplaatsing zijn geregeld. Klager is van mening dat hij ten onrechte is geplaatst in de functie van City Inspector B en dat zijn bevordering naar schaal 6 te laat is vastgesteld. Het gerecht heeft vastgesteld dat klager op 1 december 2018 terecht is bevorderd naar de rang van hoofdklerk, maar dat de ingangsdatum van zijn bevordering naar adjunct-commies (schaal 6) op 1 juni 2023 terecht is vastgesteld, rekening houdend met het 90-dagen beleid. Het bezwaar van klager is gedeeltelijk gegrond verklaard, met de conclusie dat de plaatsing in de functie van City Inspector B onterecht was. Het gerecht heeft verweerder opgedragen om binnen drie maanden een nieuw landsbesluit te nemen, waarbij de uitspraak in acht moet worden genomen. Klager is in de kosten van de procedure veroordeeld.

Uitspraak

Uitspraak van 18 augustus 2025
Gaza nr. AUA202404034

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

INLEIDING

1.1
In deze uitspraak beoordeelt het gerecht het bezwaar van klager gericht tegen het landsbesluit van 9 oktober 2024 (het bestreden landsbesluit), door klager ontvangen op 18 oktober 2024, waarbij verweerder onder meer heeft besloten om klager met ingang van 1 december 2018 te bevorderen naar de rang van hoofdklerk (schaal 5, dienstjaar 7), om klager met ingang van 1 februari 2022 te plaatsen in de functie van city inspector B en hem met ingang van 1 juni 2023 te bevorderen naar de rang van adjunct-commies (schaal 6).
1.2
Klager heeft op 15 november 2024 voornoemd bezwaar ingediend bij het gerecht.
1.3
Verweerder heeft op 8 januari 2025 de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend. Ook heeft verweerder op 17 april 2025 een extra productie en een contramemorie ingediend.
1.4
Het gerecht heeft het bezwaar behandeld ter zitting van 28 april 2025. Klager is verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
1.5
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk nader uit te laten, van welke gelegenheid zij achtereenvolgens op 26 en 27 juni 2025 gebruik hebben gemaakt.
1.6
Hierna is de uitspraak bepaald op heden.

BEOORDELING

2.1
Het gerecht is van oordeel dat verweerder klager ten onrechte heeft geplaatst in de functie van city inspector B maar dat verweerder de ingangsdatum van de bevordering naar de rang van adjunct-commies wel heeft mogen vertragen volgens het 90-dagen beleid. Het bezwaar van klager dient dan ook gedeeltelijk gegrond te worden verklaard.
2.2
Het gerecht legt hierna dit oordeel uit.
Wat zijn de relevante feiten?
3.1
Klager is ambtenaar werkzaam bij Bureau City Inspector (BCI) en bekleedt sinds 1 juli 2006 de rang van technisch beambte 1ste klasse A (schaal 4).
3.2
Op 1 november 2017 is klager aangevangen met de werkzaamheden van de functie City Inspector.
3.3
Bij schrijven van 30 november 2021 verzoekt klager om een bevordering naar schaal 5. Dit bevorderingsverzoek is op 1 december 2021 geregistreerd.
3.4
Bij het bestreden landsbesluit– voor zover hier van belang – is klager met ingang van 1 december 2018 bevorderd naar de rang van hoofdklerk (schaal 5, dienstjaar 7), met ingang van 1 februari 2022 geplaatst in de functie van city inspector B en met ingang van 1 juni 2023 bevorderd naar de rang van adjunct-commies (schaal 6).
Wat zijn de standpunten van partijen?
4.1
Klager is het niet eens met zijn plaatsing in de functie City Inspector B omdat hij hierdoor ernstig in zijn verdere carrière wordt benadeeld. Deze functie is namelijk maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 7 in plaats van schaal 9, behorende bij de functie van City Inspector. Ter zitting heeft klager zich op het standpunt gesteld dat hij met ingang van 1 november 2017 naar schaal 5 moet worden bevorderd omdat hij toen al voldeed aan de bevorderingseisen. Klager meent dat hij met ingang van 1 november 2021 aanspraak maakt op een bevordering naar schaal 6. Als rekening wordt gehouden met het aantal dagen dat hij arbeidsongeschikt is geweest, dan komt klager uit op een bevordering naar schaal 6 met ingang van 6 april 2022, aldus klager. In zijn akte van 26 mei 2025 heeft klager vervolgens de juistheid van verweerders standpunt grotendeels erkend, met dien verstande dat de ingangsdatum van de bevordering naar schaal 6 moet worden bepaald op 1 mei 2023 en niet op 1 juni 2023. Klager verwijst hierbij naar een uitspraak van de Raad van Beroep van 28 juni 2023 (AUA2022H00132).
4.2
Aan het bestreden landsbesluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de anciënniteit van klager op 1 november 2017 is begonnen te lopen. Gelet op het bevorderingsverzoek van 30 november 2021 en het beleid dat de bevordering niet meer dan drie jaren mogen terugwerken, kan klager met ingang van 1 december 2018 bevorderd worden naar schaal 5. Ten aanzien van de bevordering naar schaal 6 stelt verweerder zich op het standpunt dat klager in de beoordelingsperiode 1 december 2018 tot 1 december 2022, 247 dagen arbeidsongeschikt was. Op grond van het 90-dagen beleid wordt de bevordering verschoven naar 1 juni 2023.
Wat vindt het gerecht?
De splitsing van de functie City Inspector in A en B en de plaatsing van klager in de functie City Inspector B
5. Op 17 april 2025 heeft verweerder een advies van Departamento Recurso Humano (DRH) met daaraan gehecht een concept-landsbesluit overgelegd. Daarin wordt geadviseerd om de bevordering van klager opnieuw vast te leggen, waarbij wordt bepaald dat de splitsing van de functie niet geldt voor zittend personeel. Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dit advies te onderschrijven. Daarmee heeft verweerder erkend dat het bestreden landsbesluit in zoverre in rechte geen stand kan houden en dat het daartegen gerichte bezwaar gegrond is. Het bestreden landsbesluit dient te worden vernietigd.
De bevordering van klager naar de rang van hoofdklerk (schaal 5) met ingang van 1 december 2018
6. Vast staat dat het bevorderingsverzoek van klager op 1 december 2021 is geregistreerd. Volgens vaste rechtspraak doorstaat het door verweerder gehanteerde beleid van drie jaar terugwerkende kracht bij bevorderingen de rechterlijke toets. Uitgaande van dit beleid, heeft verweerder klager correct met ingang van 1 december 2018 bevorderd naar de rang van hoofdklerk. In zijn akte van 26 mei 2025 heeft klager aangegeven zich bij nader inzien te kunnen vinden in de ingangsdatum van 1 december 2018 voor zijn bevordering naar schaal 5. Het bezwaar ten aanzien van de ingangsdatum naar schaal 5 is om deze reden ongegrond.
De bevordering van klager naar de rang van adjunct-commies (schaal 6) met ingang van 1 juni 2023
7. Vast staat dat klager gedurende klager gedurende de anciënniteitsperiode 247 dagen arbeidsongeschikt was. Gelet op het vorenstaande kan de ingangsdatum van de bevordering van klager worden verschoven met (247-90=) 157 dagen. Uitgaande van 1 december 2022 komt een verschuiving met 157 dagen uit op 7 mei 2023. Volgens vaste lijn wordt deze datum om uitvoeringstechnische redenen afgerond naar de eerste dag van de eerstvolgende maand, zijnde 1 juni 2023. Deze lijn is in meerdere uitspraken van de Raad van Beroep bevestigd, onder andere in de uitspraak van 31 mei 2023, ECLI:NL:ORBAACM:2023:35, waarnaar ook in de door klager aangehaalde uitspraak wordt verwezen. Naar het oordeel van het gerecht is er in de door klager aangehaalde uitspraak sprake van een misslag, voor zover in dat geval de bevorderingsdatum is bepaald op de eerste dag van de maand, voorafgaand aan die waarin de vereiste anciënniteit is vervuld. Verweerder heeft de ingangsdatum dan ook mogen bepalen op 1 juni 2023. Het bezwaar ten aanzien van de ingangsdatum naar schaal 6 slaagt om deze reden niet.
8. Voor zover klager ter zitting nog heeft wensen te betogen dat hij ten onrechte in de administratieve rang van adjunct-commies is benoemd gaat het gerecht daaraan voorbij. De benoeming in die rang is overeenkomstig het verzoek van klager, zodat het betoog van klager buiten de omvang van het geding valt.

CONCLUSIE

9. Gelet op het vorenstaande ziet het gerecht aanleiding het bezwaar gegrond te verklaren ten aanzien van de plaatsing van klager in de functie van City Inspector B. Voor het overige wordt het bezwaar ongegrond verklaard.
10. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:

- verklaart het bezwaar gegrond voor zover het betrekking heeft op de plaatsing van klager in de functie van City Inspector B;
- vernietigt het landsbesluit van 9 oktober 2024 voor zover het ziet op deze plaatsing;
- draagt verweerder op om – voor zover nodig – met inachtneming van deze uitspraak over uiterlijk drie maanden na heden een nieuw landsbesluit te nemen;
- verklaart het bezwaar voor het overige ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door M.R. de Cuba, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 18 augustus 2025, in aanwezigheid van de griffier.
De griffier is buiten staat deze
Uitspraak mede te ondertekenen.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagen:
  • als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen 30 dagen na de dag van de uitspraak;
  • in de andere gevallen: binnen 30 dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.