ECLI:NL:OGEAA:2015:232

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 augustus 2015
Publicatiedatum
25 augustus 2015
Zaaknummer
A.R. no. 3021 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over betaling van schuld en incassokosten

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap ISLAND FINANCE ARUBA N.V. (hierna: IFA) een vordering ingesteld tegen B, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een geschil over de betaling van een schuld van Afl. 3.604,93, vermeerderd met rente en incassokosten. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 25 februari 2015, waarna een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 27 maart 2015. Tijdens deze zitting heeft IFA haar vordering toegelicht, terwijl B in persoon aanwezig was en verweer voerde.

Het Gerecht heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat B onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat zij de hoofdsom al had betaald. IFA heeft de stelling van B gemotiveerd bestreden, en het Gerecht oordeelde dat B niet in staat was om de juistheid van haar bewering aan te tonen. Hierdoor werd vastgesteld dat B het gevorderde bedrag verschuldigd was aan IFA. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. Het Gerecht oordeelde dat de werkzaamheden waarvoor vergoeding werd gevraagd niet onder de relevante wettelijke bepalingen vielen.

In de uitspraak werd B veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, de rente en de proceskosten aan IFA. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 19 augustus 2015 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 19 augustus 2015
Behorend bij A.R. no. 3021 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: IFA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
B,
wonende in Aruba te [adres],
gedaagde,
hierna ook te noemen: B,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 25 februari 2015 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 27 maart 2015. IFA is toen verschenen bij mr. A.E. Barrios, die occupeerde voor haar gemachtigde. B is in persoon ter zitting verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd, IFA mede aan de hand van toegelaten nadere producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Vonnis in nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
IFA vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis B veroordeelt:
-om aan IFA te betalen Afl. 3.604,93, te vermeerderen met (1) overeengekomen rente ad 1,5% maandelijks gerekend vanaf 1 augustus 2009 tot aan de algehele voldoening en (2) met 15% aan overeengekomen incassokosten;
-in de proceskosten, waaronder begrepen die van het beslag.
2.2
B voert verweer strekkende tot afwijzing van het door IFA gevorderde.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
3.2
IFA heeft de stelling van B, dat zij in hoofdsom gevorderde bedrag reeds heeft betaald aan IFA, gemotiveerd bestreden. In het licht van dat verweer heeft B die bevrijdende stelling onvoldoende verificatoir onderbouwd. Het had te dezen op de weg van B gelegen om betalingsbewijzen te overleggen waaruit de juistheid van haar stelling kon blijken. Daarbij heeft te gelden dat B geen getuigenbewijslevering heeft aangeboden. Uit één en ander volgt dat vast komt te staan dat B het in hoofdsom gevorderde bedrag opeisbaar verschuldigd is aan IFA. B zal daarom worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag aan IFA. Hetzelfde geldt voor de over dat bedrag gevorderde rente, nu B die nevenvordering niet heeft bestreden.
3.3
De vordering ter zake van vergoeding van kosten van verkrijging van voldoening buiten rechte wordt afgewezen omdat die vordering voldoende verificatoire feitelijke grondslag mist. Uit het enkele feit dat partijen vergoeding van die kosten overeen zijn gekomen vloeit niet voort dat de vordering op dit onderdeel zonder meer wordt toegewezen. Van belang is dat vast komt te staan dat de werkzaamheden waarvan vergoeding wordt gevorderd zijn aan te merken als verrichtingen anders dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak, waarvoor artikel 63a Rv een voorziening geeft. Met name is niet verificatoir onderbouwd gesteld door IFA dat zulke werkzaamheden zijn verricht (vgl. HR NJ 2003/566 in verbinding met HR NJ 2007/482). De niet van een heldere toelichting voorziene nadere producties van IFA blijven buiten beschouwing, en de enkele door IFA overgelegde schriftelijke aanmaning valt zonder meer binnen het bereik van voormeld artikel.
3.4
B zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de door IFA gemaakte proceskosten (waaronder begrepen die van het bij partijen genoegzaam bekende op 11 december 2014 ten laste van B gelegde conservatoire derdenbeslag), tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 198,85 + 181,42 + 181,-- 244,-- + 188,-- =) Afl. 1.443,27 aan verschotten en Afl. 750,-- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten van liquidatietarief 2, ad Afl. 250,-- per punt). De stelling van B, dat IFA in redelijkheid niet tot beslaglegging had mogen overgaan, mist gelet op het toe te wijzen bedrag in hoofdsom voldoende feitelijke grondslag. Die stelling wordt daarom gepasseerd.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt B om aan IFA te betalen Afl. 3.604,93, te vermeerderen met overeengekomen rente ad 1,5% maandelijks gerekend vanaf 1 augustus 2009 tot aan de algehele voldoening;
-veroordeelt B in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van IFA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.443,27 aan verschotten en Afl. 750,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 augustus 2015 in aanwezigheid van de griffier.