ECLI:NL:OGEAA:2015:234

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 augustus 2015
Publicatiedatum
25 augustus 2015
Zaaknummer
A.R. nr. 531 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een schuld en buitengerechtelijke incassokosten

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres Island Finance Aruba N.V. (hierna: IFA) een vordering ingesteld tegen gedaagde B, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een vordering tot betaling van een schuld, inclusief buitengerechtelijke incassokosten. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 6 mei 2015, waarna een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 3 juli 2015. Tijdens deze zitting heeft IFA haar eis verminderd.

IFA vorderde dat het Gerecht B zou veroordelen tot betaling van Afl. 3.828,75, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. B heeft verweer gevoerd en de verschuldigdheid van het gevorderde bedrag niet of onvoldoende bestreden. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vordering tot betaling van de hoofdsom en de rente toewijsbaar is, maar heeft de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen. Dit omdat IFA niet voldoende onderbouwd heeft aangetoond dat de gevraagde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en dat deze kosten niet onder de bepalingen van artikel 63a Rv vallen.

Het Gerecht heeft B veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 1.545,60 aan verschotten en Afl. 750,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 19 augustus 2015 door mr. A.H.M. van de Leur, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

Vonnis van 19 augustus 2015
Behorend bij A.R. nr. 531 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: IFA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
B,
wonende in Aruba te [adres],
gedaagde,
hierna ook te noemen: B,
procederende in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 6 mei 2015 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De ingevolge dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 3 juli 2015. IFA is toen ter zitting verschenen bij mr. A.E. Barrios, die occupeerde voor haar gemachtigde. B is in persoon verschenen. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, IFA mede aan de hand van toegelaten producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars producties.
1.2
IFA heeft ter zitting haar eis bij akte verminderd.
1.3
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
IFA vordert na wijziging van eis dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis B veroordeelt:
-om tegen kwijting te betalen aan IFA Afl. 3.828,75, te vermeerderen met (1) overeengekomen rente van 1,4% maandelijks gerekend vanaf 31 oktober 2014 tot een maximum van Afl. 3.229,37 en na het bereiken van dit maximum met wettelijke rente en (2) Afl. 574,31 aan overeengekomen buitengerechtelijke incassokosten;
-in de proceskosten, waaronder begrepen die van het beslag.
2.2
B voert verweer strekkende tot grotendeelse afwijzing van het door IFA verzochte.

3.DE VERDERE BEOORDELING

3.1
B heeft de verschuldigdheid van het door IFA in hoofdsom gevorderde bedrag niet of onvoldoende bestreden, en hetzelfde geld voor de over dat bedrag gevorderde rente. Die vorderingen van IFA zullen daarom worden toegewezen. Bij dit alles wordt nog overwogen dat de door de deurwaarder krachtens het bij partijen genoegzaam bekende ten laste van B gelegde conservatoire derdenbeslag tot nu toe ingehouden bedragen zich onder de deurwaarder bevinden, en niet hebben te gelden als door B verrichte betalingen aan IFA.
3.2
De vordering van IFA ter zake van buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen, omdat die vordering voldoende (verificatoire) feitelijke grondslag mist. Uit het enkele feit dat partijen vergoeding van die kosten overeen zijn gekomen vloeit niet voort dat de vordering op dit onderdeel zonder meer wordt toegewezen. Van belang is dat vast komt te staan dat de werkzaamheden waarvan vergoeding wordt gevorderd zijn aan te merken als verrichtingen anders dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak, waarvoor artikel 63a Rv een voorziening geeft. Onderbouwd gesteld noch gebleken is met name dat zulke werkzaamheden zijn verricht (vlg. HR NJ 2003/566 in verbinding met HR NJ 2007/482). IFA heeft de door haar overgelegde schriftelijke “
incassohistorie” van IFA niet van een heldere toelichting voorzien. Dat stuk kan daarom niet gelden als onderbouwing van haar hier besproken vordering. De enkele door IFA overgelegde aan B uitgebrachte schriftelijke aanmaning onder termijnstelling valt zonder meer binnen het bereik van voormeld artikel.
3.3
B zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van IFA (waaronder begrepen die van voormeld conservatoire derdenbeslag), tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 208,50 + 211,85 + 266,90 + 211,85 + 196,50 =) Afl. 1.545,60 aan verschotten en
Afl. 750,-- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten van liquidatietarief 2, ad Afl. 250,-- per punt). Het verweer van B ter zake van de vergoeding van beslagkosten wordt verworpen omdat IFA onbestreden heeft gesteld dat zij ingeval van tijdige en correcte verwerking van de reeds door B verrichte betalingen evenwel tot beslaglegging zou zijn overgegaan. Daar komt bij dat gezien de uitkomst van deze procedure niet gezegd kan worden dat IFA in redelijkheid niet tot beslaglegging had mogen overgaan.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt B om tegen kwijting te betalen aan IFA Afl. 3.828,75, te vermeerderen met overeengekomen rente van 1,4% maandelijks gerekend vanaf 31 oktober 2014 tot een maximum van Afl. 3.229,37 en na het bereiken van dit maximum met wettelijke rente;
-veroordeelt B in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van IFA waaronder begrepen die van het beslag, tot aan deze uitspraak begroot op
Afl. 1.545,60 aan verschotten en Afl. 750,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 augustus 2015 in aanwezigheid van de griffier.