ECLI:NL:OGEAA:2015:495

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 november 2015
Publicatiedatum
16 november 2015
Zaaknummer
K.G. no. 1666 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van lijfsdwang ter uitvoering van alimentatieverplichting in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. G.L. Griffith, een verzoekschrift ingediend om gedaagde, die niet verschenen is, in gijzeling te stellen wegens het niet voldoen aan zijn alimentatieverplichtingen. Gedaagde was eerder veroordeeld tot betaling van Afl. 300,- per maand voor de verzorging van hun minderjarige kind, maar heeft sinds mei 2013 niet meer betaald. Eiseres heeft verschillende juridische stappen ondernomen om gedaagde tot betaling te dwingen, maar zonder succes. De rechter heeft vastgesteld dat er sprake is van spoedeisend belang en dat gedaagde geen verweer heeft gevoerd. De rechter heeft geoordeeld dat de toepassing van lijfsdwang gerechtvaardigd is, omdat andere dwangmiddelen niet effectief zijn gebleken. De rechter heeft de beschikking van 29 maart 2006 uitvoerbaar verklaard bij lijfsdwang en eiseres verlof verleend om gedaagde in gijzeling te stellen totdat het verschuldigde bedrag van Afl. 26.197,08 is voldaan. De gijzeling kan niet eerder dan een dag na betekening van het vonnis worden uitgevoerd en mag maximaal drie maanden duren. Gedaagde is ook veroordeeld in de kosten van de procedure, inclusief griffierechten en kosten van de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 14 oktober 2015.

Uitspraak

K.G. no. 1666 van 2015
Vonnis van 14 oktober 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
Vonnis in kort geding tussen:
[EISERES],
wonende te Aruba,
eiseres,
gemachtigde: mr. G.L. Griffith,
en
[GEDAAGDE],
wonende te [plaats],
gedaagde,
niet verschenen.

1.DE PROCEDURE

1.1
Eiseres heeft op 31 juli 2015 een verzoekschrift met producties ingediend. Ter terechtzitting van 20 augustus 2015 was gedaagde, die voor die zitting niet goed was opgeroepen, niet verschenen. Na hernieuwde, juiste oproeping voor een nieuwe terechtzitting is gedaagde wederom niet verschenen ter terechtzitting van 30 september 2015, zodat aan gedaagde verstek is verleend. Eiseres heeft gepersisteerd bij haar vordering.
1.2
Vonnis is bepaald op heden

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Bij beschikking van dit gerecht van 29 maart 2006 is gedaagde veroordeeld om maandelijks een bedrag van Afl. 300,- bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van het uit partijen geboren minderjarige kind [naam], geboren op [datum], in [plaats]. Voorts is bij die beschikking de overeenkomst tussen partijen inzake alimentatie en bijzondere uitgaven bekrachtigd. Deze beschikking is op 7 januari 2015 aan gedaagde betekend, van welke betekening op 23 januari 2015 aankondiging is gedaan in de landscourant van Aruba.
2.2
Gedaagde voldoet sinds de maand mei 2013 niet aan zijn betalingsverplichting uit hoofde van voornoemde beschikking. Gedaagde is tot en met de maand augustus 2015 een bedrag van Afl. 10.950,00 aan alimentatie verschuldigd. Aan bijzondere uitgaven is gedaagde tot en met de maand augustus 2015 een bedrag van Afl. 15.247,08 verschuldigd.
2.3
Eiseres heeft langs verschillende juridische wegen getracht gedaagde tot betaling te bewegen, hetgeen niet is gelukt.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

Eiseres vordert dat het gerecht bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, en zonder zekerheidsstelling, haar verlof verleent de beschikking d.d. 29 maart 2006 behorende bij EJ nr. 124 van 2006, ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang en deswege gedaagde in gijzeling te doen stellen totdat genoemd totaalbedrag van Afl. 26.197,08, alsmede alle ten deze gevallen en nog te vallen kosten zullen zijn voldaan, een en ander voor de tijd van ten hoogste drie maanden, alsmede eiseres verlof te verlenen na betekening van onderhavig vonnis met dadelijk bevel aan de inhoud en wel de tenuitvoerlegging van de bij dit vonnis uit te spreken lijfsdwang te voldoen al dan niet met inroeping van de sterke arm, met veroordeling van gedaagde in de kosten van de onderhavige procedure, alsmede: de kosten van betekening en executie van de beschikking d.d. 29 maart 2006, behorende bij EJ. No 1032 van 2007, de kosten van betekening van onderhavig vonnis, de kosten van het in gijzeling doen stellen van gedaagde daaronder begrepen, en de kosten verbonden aan de tenuitvoerlegging van de lijfsdwang.

4.DE BEOORDELING

4.1
Nu gedaagde niet is verschenen en niet heeft gevorderd dat het gerecht zich onbevoegd verklaart vanwege de woonplaats van gedaagde te [plaats], acht het gerecht zich bevoegd om van het geschil kennis te nemen. Voorts is van spoedeisend belang genoegzaam gebleken.
4.2
Gedaagde heeft geen verweer gevoerd en het gevorderde, met uitzondering van het hieronder 4.3 genoemde, komt het gerecht niet onrechtmatig of ongegrond voor. Eiseres heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden en het belang van eiseres toepassing van tenuitvoerlegging bij lijfsdwang rechtvaardigt. Voorts is niet aannemelijk geworden dat gedaagde buiten staat is aan de verplichting waarvoor tenuitvoerlegging bij lijfsdwang wordt verlangd te voldoen.
4.3
Een veroordeling in de kosten van betekening en executie van de beschikking d.d. 29 maart 2006 en dit vonnis zal achterwege blijven, nu de betekeningskosten onderdeel vormen van de proceskostenvergoeding en uit de wet reeds voortvloeit dat de executiekosten ten laste van de schuldenaar komen. Voorts is toepassing van lijfsdwang voor “alle ten deze gevallen en nog te vallen kosten”, zoals gevorderd, niet toewijsbaar, omdat dit deel van de vordering onvoldoende duidelijk omschreven is. Het gerecht ziet daarnaast in de gegeven omstandigheden aanleiding om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, nu aan gedaagde, die woonachtig is op een ander eiland, verstek is verleend en hij de mogelijkheid van verzet dient te krijgen alvorens het zware middel van lijfsdwang wordt toegepast.
4.4
Hoewel partijen ex-echtelieden zijn ziet het gerecht in de omstandigheden van het geval aanleiding de man te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder de kosten van de tenuitvoerlegging van de lijfsdwang.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, recht doende in kort geding:
5.1
verklaart de beschikking van 29 maart 2006 met zaaknummer EJ 124 van 2006 uitvoerbaar bij lijfsdwang en verleent eiseres verlof gedaagde in gijzeling te doen stellen, desnoods met behulp van de sterke arm, totdat de vordering uit hoofde van de niet betaalde bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn twee minderjarige kinderen (
lees het minderjarig kind zoals hersteld bij vonnis van 26 oktober 2015) , tot op heden begroot op Afl. 26.197,08, zal zijn voldaan, met dien verstande dat de gijzeling niet ten uitvoer kan worden gelegd eerder dan een dag na betekening van dit vonnis en ten hoogste drie maanden zal duren;
5.2
veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure welke zijn begroot op Afl. 450,00 aan griffierechten, Afl. 225,63 aan betekeningskosten en Afl. 1.500,00 aan salaris gemachtigde;
5.3
veroordeelt gedaagde tot betaling van de kosten die verband zullen houden met de tenuitvoerlegging van de lijfsdwang;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 oktober 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.