In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan op het beroep van X NV tegen de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen aanslagen winstbelasting voor de jaren 2006 en 2007, die door de inspecteur waren gehandhaafd. De belanghebbende stelde dat de inspecteur niet had voldaan aan de bewijslast dat er uitspraken op bezwaar waren gedaan. De inspecteur had geen bewijsstukken overgelegd en de datum van de uitspraken was enkel gebaseerd op het systeem van de belastingdienst. Het Gerecht oordeelde dat de inspecteur niet aan zijn bewijslast had voldaan en dat de uitspraken op bezwaar niet bestonden. Het Gerecht erkende de e-mail van de inspecteur als een uitspraak op bezwaar, gedateerd op 18 februari 2015, en oordeelde dat de beroepschriften tijdig waren ingediend.
Daarnaast werd vastgesteld dat de inspecteur de hoorplicht had geschonden door de belanghebbende niet te horen in de bezwaarfase. Het Gerecht oordeelde dat de inspecteur de belanghebbende had moeten horen, aangezien deze dat in haar bezwaarschrift had verzocht. Gelet op deze schending van de hoorplicht, besloot het Gerecht om de zaak terug te verwijzen naar de inspecteur, met de opdracht om uiterlijk op 1 januari 2016 opnieuw uitspraak te doen op de bezwaren, met inachtneming van de hoorplicht. De uitspraak werd gedaan op 5 november 2015, waarbij het beroep gegrond werd verklaard, de uitspraken op bezwaar werden vernietigd en de inspecteur werd opgedragen het griffierecht aan de belanghebbende te vergoeden.