ECLI:NL:OGEAA:2015:558

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 november 2015
Publicatiedatum
21 december 2015
Zaaknummer
BBZ nr. 73247 en 73248 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. M.M. de Werd
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen winstbelasting en schending van hoorplicht

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan op het beroep van X NV tegen de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen aanslagen winstbelasting voor de jaren 2006 en 2007, die door de inspecteur waren gehandhaafd. De belanghebbende stelde dat de inspecteur niet had voldaan aan de bewijslast dat er uitspraken op bezwaar waren gedaan. De inspecteur had geen bewijsstukken overgelegd en de datum van de uitspraken was enkel gebaseerd op het systeem van de belastingdienst. Het Gerecht oordeelde dat de inspecteur niet aan zijn bewijslast had voldaan en dat de uitspraken op bezwaar niet bestonden. Het Gerecht erkende de e-mail van de inspecteur als een uitspraak op bezwaar, gedateerd op 18 februari 2015, en oordeelde dat de beroepschriften tijdig waren ingediend.

Daarnaast werd vastgesteld dat de inspecteur de hoorplicht had geschonden door de belanghebbende niet te horen in de bezwaarfase. Het Gerecht oordeelde dat de inspecteur de belanghebbende had moeten horen, aangezien deze dat in haar bezwaarschrift had verzocht. Gelet op deze schending van de hoorplicht, besloot het Gerecht om de zaak terug te verwijzen naar de inspecteur, met de opdracht om uiterlijk op 1 januari 2016 opnieuw uitspraak te doen op de bezwaren, met inachtneming van de hoorplicht. De uitspraak werd gedaan op 5 november 2015, waarbij het beroep gegrond werd verklaard, de uitspraken op bezwaar werden vernietigd en de inspecteur werd opgedragen het griffierecht aan de belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 5 november 2015
BBZ nr. 73247 en 73248 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
X NV,gevestigd in Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Aruba,
de inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 31 oktober 2011 een aanslag winstbelasting voor het jaar 2006 opgelegd.
1.2
Aan belanghebbende is met dagtekening 28 december 2012 een aanslag winstbelasting voor het jaar 2007 opgelegd.
1.3
Belanghebbende is op respectievelijk 27 december 2011 en 28 februari 2013 tijdig in bezwaar gekomen tegen bovengenoemde aanslagen. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan met betrekking tot beide jaren en de aanslagen gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is op 17 april 2015 in beroep gekomen tegen de uitspraken op bezwaar. Zij heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van tweemaal Afl. 150.
1.5
De Inspecteur heeft op 19 oktober 2015 een verweerschrift met producties ingediend.
1.6
De zaken zijn behandeld ter zitting van 22 oktober 2015 te Oranjestad, waarbij zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbende, A, verbonden aan Y en namens de inspecteur, B.
2.FEITEN
2.1
Belanghebbende drijft een juwelierszaak. Zij heeft voor het jaar 2006 aangifte gedaan naar een negatieve winst van Afl. 1.048.888 en voor het jaar 2007 naar een winst van nihil. De inspecteur is bij het opleggen van de aanslagen van de aangiften afgeweken door de opgevoerde ‘administrative fees’ niet in aftrek toe te laten. De winsten werden daarbij vastgesteld op Afl. 2.696.536 (2006) en Afl. 3.924.271 (2007).

3.GESCHIL

3.1.
Tussen partijen is in geschil de aftrekbaarheid van de door belanghebbende als kosten opgevoerde ‘administrative fees’. Tevens is in geschil de ontvankelijkheid van het beroep en de vraag of de inspecteur heeft voldaan aan zijn hoorplicht.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

Ontvankelijkheid beroep.
4.1
Volgens de inspecteur dateren de uitspraken op bezwaar van 4 juni 2013. Deze datum is overgenomen uit het systeem van de belastingdienst. Bij de stukken bevinden zich geen uitspraken op bezwaar van die datum. De inspecteur heeft ter zitting verklaard de betreffende uitspraken op bezwaar niet te kunnen overleggen. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij de betreffende uitspraken op bezwaar nooit heeft ontvangen en dat aangenomen moet worden dat die niet bestaan.
4.2
Op de inspecteur rust de bewijslast dat op 4 juni 2013 uitspraken op bezwaar zijn gedaan. Tegenover de gemotiveerde betwisting van belanghebbende heeft de inspecteur niet aan dat bewijs voldaan. De enkele mededeling dat de datum afkomstig is uit het systeem van de belastingdienst is daarvoor onvoldoende. Het gelijk op dit punt is aan belanghebbende.
4.3
Op 18 februari 2015 heeft de inspecteur een email aan de gemachtigde van belanghebbende verzonden met, voor zover van belang, de volgende tekst:
‘Deze bezwaarcases 2006/2007/2008 zijn al gesloten vanaf 4 juni 2013……. Gezien ik geen bewijsstukken heb mogen ontvangen heb ik u middels een brief aangegeven dat de bezwaarcases 2006/2007/2008 afgewezen waren.
Indien u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak een beroepschrift indienen bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken, GEA J.G. Emanstraat 51, Aruba. Vermeld altijd uw naam, adres, persoonsnummer, beschikkings-/aanslagnummer en de reden (en) waarom u van mening bent dat de uitspraak niet juist is.’
4.4
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat dit geschrift aangemerkt dient te worden als uitspraak op bezwaar voor de jaren 2006 en 2007. Gelet op de inhoud van de email, op de omstandigheid dat er geen uitspraken op bezwaar van een eerdere datum zijn en op de rechtsmiddelenverwijzing, deelt het Gerecht het standpunt van belanghebbende. Dit betekent dat de uitspraken op bezwaar gedaan zijn op 18 februari 2015.
4.5
De beroepschriften zijn ingediend op 17 april 2015, dat is binnen de wettelijke termijn van twee maanden. De beroepen zijn dan ook ontvankelijk.
Hoorplicht
4.6
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat zij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase en dat aldus het hoorrecht door de inspecteur geschonden is.
4.7
Ingevolge artikel 18, lid 5 van de Algemene landsverordening belastingen (ALB) wordt de belanghebbende, indien hij in zijn bezwaarschrift het verlangen daartoe te kennen geeft, vóór de uitspraak op bezwaar gehoord. Belanghebbende heeft in haar bezwaarschriften verzocht om te worden gehoord indien de inspecteur voornemens mocht zijn om (gedeeltelijk) niet tegemoet te komen aan de bezwaren.
4.8
De inspecteur heeft in de uitspraken op bezwaar de aanslagen gehandhaafd en is dus niet tegemoet gekomen aan de bezwaren van belanghebbende. Ter zitting heeft de inspecteur verklaard dat belanghebbende in de bezwaarfase niet is gehoord. Gelet op het vorenoverwogene heeft de inspecteur daarmee het hoorrecht van artikel 18, lid 5 ALB geschonden. In dat geval zijn partijen het erover eens dat terugwijzing dient plaats te vinden naar de inspecteur om verdere compromisonderhandelingen te voeren en om uiterlijk 1 januari 2016 opnieuw uitspraak op de bezwaren te doen, met inachtneming van de hoorplicht. Het Gerecht zal aldus beslissen.
Aan een inhoudelijke behandeling komt het Gerecht niet toe.
5. BESLISSING.
Het Gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • draagt de inspecteur op om met inachtneming van deze uitspraak uiterlijk op 1 januari 2016 opnieuw uitspraken op bezwaar te doen;
  • gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van Afl. 300 aan deze vergoedt.
Deze uitspraken zijn gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter in dit gerecht, en werden uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 november 2015, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17b Landsverordening beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening dan wel toezending naar de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17c Landsverordening beroep in belastingzaken).