In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 15 maart 2016 een beschikking gegeven in de zaak tussen de moeder (X) en de vader (Y) betreffende de kinderalimentatie voor hun minderjarige kinderen A en B. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M.M.C. Ecury, verzocht de vader om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, met een maandelijkse bijdrage van Afl. 750,- voor A en Afl. 450,- voor B. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.C. Lopez Paz, heeft zijn draagkracht en de behoefte van de kinderen betwist.
De procedure begon met een verzoekschrift van de moeder op 2 oktober 2015, gevolgd door een verweerschrift van de vader op 30 december 2015. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 januari 2016 waren beide partijen aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. De Voogdijraad was vertegenwoordigd door mr. Y. Maduro. De rechter heeft de financiële situatie van beide ouders beoordeeld, waarbij de draagkracht van de moeder werd vastgesteld op Afl. 3.494,80 per maand en die van de vader op Afl. 162,87 per maand.
De rechter heeft vastgesteld dat de behoefte van de minderjarige A op Afl. 850,- per maand en die van B op Afl. 550,- per maand komt, wat een totaal van Afl. 1.400,- per maand oplevert. Gezien de draagkracht van de vader is de rechter tot de conclusie gekomen dat een bijdrage van Afl. 100,- per maand voor A en Afl. 60,- per maand voor B redelijk is. De ingangsdatum van deze bijdrage is vastgesteld op 1 maart 2016. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.