ECLI:NL:OGEAA:2017:1

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 januari 2017
Publicatiedatum
17 januari 2017
Zaaknummer
EJ nr. 958 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot eenhoofdig gezag over minderjarige in het kader van ouderschapsconflict

In deze zaak heeft de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza, verzocht om eenhoofdig gezag over zijn minderjarige kind, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.S. Edwards, zich hiertegen verzet. De procedure is voortgevloeid uit eerdere rechtszaken en rapportages van de Voogdijraad, die de sociale omstandigheden van de ouders heeft onderzocht. De vader heeft aangegeven dat er geen communicatie meer is tussen hem en de moeder, en dat hij de minderjarige sinds december 2015 niet meer heeft gezien. De moeder heeft ernstige beschuldigingen geuit tegen de vader, waaronder ontuchtige handelingen, maar deze beschuldigingen zijn niet bewezen. De Voogdijraad heeft geconcludeerd dat de moeder niet in staat is om de nodige structuur en stabiliteit te bieden aan de minderjarige, terwijl de vader een stabiel leven leidt en in het belang van het kind kan handelen. Het gerecht heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om de vader met het eenhoofdig gezag te belasten, gezien de problematische communicatie tussen de ouders en de onduidelijke situatie rondom de moeder. Daarnaast is er een omgangsregeling vastgesteld waarbij de moeder om het weekend omgang heeft met de minderjarige. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

Beschikking van 10 januari 2017
Behorend bij EJ nr. 958 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[de vader],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna te noemen: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza,
tegen
[de moeder],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. C.S. Edwards.
Belanghebbende:
[de minderjarige], de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

De eerdere procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 19 januari 2016, waarbij de Voogdijraad is verzocht ten aanzien van het verzoek inzake het ouderlijk gezag, hoofdverblijf en omgang, onderzoek te doen naar de sociale omstandigheden van partijen en daarover een rapport uit te brengen. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 6 september 2016,
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 8 november 2016, waaruit blijkt dat de partijen in persoon bijgestaan door hun gemachtigde zijn verschenen. Namens de Voogdijraad waren aanwezig mevrouw A. Flanders en mevrouw G. Hoogvliets.
De uitspraak is bepaald op heden.

4.DE VERDERE BEOORDELING

Gezag

4.1
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW). Artikel 1:253c lid 1 BW biedt de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de mogelijkheid om het gerecht te verzoeken om hem in plaats van de moeder met het gezag over het kind te belasten. Uit de jurisprudentie (vgl. HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485) volgt dat dit artikel in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM aldus moet worden uitgelegd, dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken. Aangenomen moet worden dat indien een op eenhoofdig of gezamenlijk gezag gericht verzoek van de vader voorligt, eenhoofdig gezag slechts in aanmerking komt indien de rechter zulks in het belang van het kind wenselijk oordeelt (vgl. GHvJNAA 6-1-2009; ECLI:NL:OGHNAA:2009:BH0540).
4.2
Bij de beoordeling van de vraag welke gezagsvoorziening in het belang van de minderjarige wenselijk is, neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
Uitgangspunt is dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat alleen een van de ouders met het gezag over hem wordt belast, zoals met name indien er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind bij gezamenlijk gezag van de ouders klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen (vgl. HR 18 maart 2005, LJN AS8525).
4.3
De vader stelt dat hij wil worden belast met het ouderlijke gezag over de minderjarige, omdat partijen duidelijk niet met elkaar kunnen communiceren. De vader heeft verklaard dat hij de minderjarige sinds 26 december 2015 niet meer heeft gezien. Tevens heeft hij gesteld dat de moeder geen stabiliteit, structuur en routine aan de minderjarige kan bieden. Zij heeft geen baan, heeft een nieuwe partner die in de drugswereld is en zij beseft de ernst hiervan niet.
4.4
De moeder heeft te kennen gegeven bezwaar te hebben tegen het toekennen van het ouderlijk gezag aan de vader. De moeder vreest dat de minderjarige bij de vader zal worden geplaatst. Volgens de moeder heeft de minderjarige tegen haar verklaard dat de vader haar geslachtsdeel betast zou hebben. Als gevolg hiervan heeft de moeder aangifte gedaan bij de Jeugd en Zeden Politie. De moeder heeft om die reden geen enkel vertrouwen in de vader. Zij stelt daarnaast dat de vader haar tijdens hun relatie meerdere malen heeft mishandeld. Verder verklaart de moeder ter zitting dat zij geen bezwaar heeft tegen omgang tussen de minderjarige en de vader, mits zij ook aanwezig is. De moeder stelt zich alleen te verzetten tegen een onbegeleide omgangsregeling.
4.5
In het rapport van de Voogdijraad staat, voor zover hier van belang, het volgende. De moeder heeft begin augustus 2015 bij de Jeugd en Zeden Politie aangifte gedaan tegen de vader van vermoedelijke ontuchtige handelingen. De minderjarige is eind augustus 2015 door een kinderarts onderzocht. Uit het rapport blijkt dat de kinderarts geen bewijs heeft gevonden van ontuchtige handelingen of van misbruik van de minderjarige. Verder blijkt uit het rapport dat de minderjarige bij navraag door een psycholoog niet in details kon gaan over de vermoedelijke handelingen. De psycholoog concludeert dat er onvoldoende indicatie is voor ontucht nu ook moeder als vermoedelijke dader is genoemd. Tevens is het onderzoek door de Jeugd en Zeden Politie niet voortgezet omdat de politie geen terugkoppeling had gekregen van het medische onderzoek wegens de onbereikbaarheid van de moeder.
4.6
Daarnaast is uit het rapport gebleken dat de moeder blijft volhouden dat er sprake was van ontuchtige handelingen door de vader bij de minderjarige. Als gevolg hiervan heeft de vader de minderjarige sinds 26 december 2015 niet meer gezien omdat de moeder de omgang van de vader met de minderjarige heeft tegengehouden. De moeder ziet de ernst, in haar handelen en het gebruik van drugs, niet. Er zijn gedragsproblemen bij de minderjarige omdat de moeder weinig aandacht besteedt aan structuur. De moeder heeft weinig reflectievermogen in haar rol als opvoeder. Wat betreft de vader wordt er geen weerstand geconstateerd bij de minderjarige. De vader heeft een vaste baan en weet wat in het belang is van de minderjarige. Er is geen communicatie tussen de moeder en de vader sinds januari 2016. De minderjarige is klem geraakt tussen de ouders en dat er niet te verwachten is dat er binnen afzienbare tijd hierin verandering zal komen, gezien het feit dat de verhoudingen al jaren zeer problematisch zijn. De Voogdijraad concludeert dat moeder de minderjarige geen structuur, routine en regelmaat biedt en geen gevaar of risico’s ziet in wietgebruik voor zichzelf en de omgeving van het kind. Moeder heeft door onbereikbaarheid geen drugstest afgelegd. Vader heeft dat wel gedaan en is negatief getest. Vader leidt een stabieler leven, hij werkt, is actief in de zorg en kan het belang van het kind inzien. De thuissituatie bij vader noemt de Voogdijraad goed. De Voogdijraad adviseert dan ook om, in het belang van de minderjarige, de vader met het eenhoofdig gezag over haar te belasten met het vast stellen van het hoofdverblijf bij de vader.
4.7
Ter zitting is zijdens moeder aangevoerd dat de situatie inmiddels enigszins zou zijn gewijzigd. De moeder zou geen affectieve relatie meer hebben met de voornoemde partner, die vermoedelijk in drugs zou handelen. De moeder woont nog altijd in bij haar moeder. Volgens de e-mail bericht, d.d. 8 november 2016, van het hoofd van de school van de minderjarige, gaat de minderjarige elke dag naar school en op tijd. Het gaat met de minderjarige nu beter op school in vergelijking met eind januari 2016. De minderjarige ziet altijd goed verzorgd uit. Tevens komt zij elke dag met uniform, eten en drinken. Anderzijds heeft de moeder zich ter zitting zeer negatief over vader uitgelaten. Zij zegt hem nog immer niet te vertrouwen. Haar toezegging om toch aan een omgangsregeling mee te werken, komt daarmee loos over.
4.8
Gelet op het verhandelde ter zitting en het voornoemd rapport, is het gerecht van oordeel dat wijziging van gezag en de daarmee samenhangende wijziging van hoofdverblijfplaats van de minderjarige weliswaar een grote impact op het leven van de minderjarige heeft en is uitdrukkelijk het uiterste middel om omgang te bewerkstelligen, maar het op ontoereikende gronden onthouden van omgang met de vader en het niet kunnen bieden van voldoende structuur heeft dat eveneens. Het gerecht is van oordeel dat het belang van de minderjarige voorop dient te worden gesteld. Vaststaat dat er is sprake van een zeer heftige ex-partner strijd waarbij de ouders op geen enkele wijze in staat zijn gebleken met elkaar te communiceren. Ondanks de bevindingen van de psycholoog en de Voogdijraad dat er geen objectieve bezwaren tegen vader bestaan, zegt moeder vader nog immer niet te vertrouwen. Haar toezegging om toch aan een omgangsregeling mee te werken, is daarmee loos. De Voogdijraad meldt dat moeder zelfreflectie mist evenals inzicht in haar eigen handelen, waardoor verandering moeilijk is te bewerkstelligen. Het gerecht is daarom met de Voogdijraad van oordeel dat wijziging van gezag de strijd tussen de ouders thans in het belang is van het kind. Het gerecht zal daarom het verzoek van de vader om eenhoofdig gezag toewijzen.
Omgang
4.9
Ingevolge artikel 1:377f Burgerlijke Wetboek van Aruba kan de rechter op verzoek een omgangsregeling vaststellen tussen het kind en degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind. De rechter kan het verzoek afwijzen, indien het belang van het kind zich tegen een toewijzing verzet.
4.1
Het gerecht is van oordeel dat gelet op de verhandelde ter zitting en het voornoemd rapport onvoldoende is komen vast te staan dat het belang van de minderjarige zich verzet tegen een omgangsregeling tussen moeder en kind. Overeenkomstig het advies van de Voogdijraad zal het gerecht bepalen dat het kind om het weekend bij oma moederszijde omgang met moeder zal hebben.
4.11
De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt dat aan de man [de vader], voortaan alleen het gezag zal toekomen over [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 in Aruba,
bepaalt het hoofdverblijf van de dochter bij de man,
bepaalt de omgangsregeling tussen de vrouw, [de moeder], en de dochter, [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in Aruba als volgt:
- om het weekend: van vrijdag 17:00 uur tot zondag 16:00 uur,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de kosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, ter zitting van 10 januari 2017 in aanwezigheid van de griffier.