ECLI:NL:OGEAA:2017:349

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 mei 2017
Publicatiedatum
15 mei 2017
Zaaknummer
AUA201700277
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure inzake vergunning tijdelijk verblijf

Op 8 mei 2017 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De verzoeker, die in persoon procedeerde, had bezwaar gemaakt tegen een afwijzende beschikking van de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie, die op 24 januari 2017 was genomen. Dit bezwaar was ingediend op 1 maart 2017, samen met een verzoek om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 24 april 2017, waarbij zowel de verzoeker als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.

De rechter overwoog dat volgens artikel 54 van de Lar een verzoek om schorsing van een beschikking kan worden gedaan indien de uitvoering daarvan voor de betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen. Echter, de rechter stelde vast dat de verzoeker niet als belanghebbende kon worden aangemerkt, omdat hij niet namens de desbetreffende vreemdeling bezwaar had gemaakt, maar uit eigen naam. Dit leidde tot de voorlopige conclusie dat het bezwaar niet-ontvankelijk was. Gezien deze overwegingen werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak van 8 mei 2017
AUA201700277
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[verzoeker],
wonend in Aruba,
VERZOEKER,
procederend in persoon,
gericht tegen:
de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M. van Wilgen (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 24 januari 2017 heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van [X] om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf om onder garantie van verzoeker, haar echtgenoot, in Aruba te verblijven.
Tegen deze beschikking heeft verzoeker op 1 maart 2017 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 1 maart 2017 heeft verzoeker het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting op 24 april 2017, waar verzoeker in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, zijn verschenen.
Uitspraak op dit verzoek is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2.2
Volgens vaste rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (onder meer de uitspraak van 13 oktober 2008, ECLI:NL:OGHNAA:2008:BG0845) is bij de beschikking om een vergunning tot tijdelijk verblijf te weigeren slechts het belang van de desbetreffende vreemdeling rechtstreeks betrokken. Nu verzoeker niet namens de desbetreffende vreemdeling, maar uit eigen naam tegen de beschikking tot weigering van een vergunning tot tijdelijk verblijf bezwaar heeft gemaakt, bij welke beschikking hij naar voorlopig oordeel geen belanghebbende is, dient het bezwaar naar voorlopig oordeel niet‑ontvankelijk te worden verklaard. Gelet hierop, bestaat geen grond tot het treffen van enige voorlopige voorziening.
2.3
Het verzoek zal worden afgewezen.
2.4
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 mei 2017 in aanwezigheid van de griffier.