ECLI:NL:OGEAA:2017:478

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 juni 2017
Publicatiedatum
28 juni 2017
Zaaknummer
LAR nr. 2682 van 2016 / AUA201600599
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake vergunning tot tijdelijk verblijf voor vreemdeling

In deze zaak heeft Tio Pepe Bar & Restaurant N.V. beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ontwikkeling en Integratie, die op 8 mei 2015 een verzoek om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf voor een vreemdeling heeft afgewezen. De minister verklaarde op 16 september 2016 het bezwaar van de vreemdeling ongegrond. Tio Pepe Bar & Restaurant N.V. heeft op 26 oktober 2016 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Tijdens de zitting op 8 mei 2017 was de appellante niet aanwezig, ondanks een behoorlijke oproeping. De rechter heeft de zaak vervolgens beoordeeld en geconcludeerd dat Tio Pepe Bar & Restaurant N.V. geen belanghebbende is in de zin van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak (LAR). Volgens artikel 3 van de LAR is een belanghebbende degene wiens belang rechtstreeks bij een beschikking is betrokken. De rechter oordeelde dat alleen de vreemdeling zelf belang had bij de beschikking en dat Tio Pepe Bar & Restaurant N.V. niet namens de vreemdeling beroep had ingesteld. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 19 juni 2017, en er staat hoger beroep open bij het Hof.

Uitspraak

Uitspraak van 19 juni 2017
LAR nr. 2682 van 2016 / AUA201600599
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
TIO PEPE BAR & RESTAURANT N.V.,
gevestigd in Aruba,
APPELLANTE
gemachtigde: V. Krosendijk,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR, RUIMTELIJKE ONTWIKKELING EN INTEGRATIE,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.D. van Wilgen (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 8 mei 2015 heeft verweerder het verzoek van [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf om als kok werkzaam te zijn bij appellante afgewezen.
Bij beschikking van 16 september 2016 heeft verweerder het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Daartegen heeft appellante op 26 oktober 2016 beroep ingesteld bij het gerecht.
Verweerder heeft op 3 januari 2017 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 mei 2017, waar verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, is verschenen. Appellante is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Hierna is uitspraak bepaald op heden.
2.OVERWEGINGEN
2.1
Ingevolge artikel 3, eerste lid van de Lar wordt in deze landsverordening onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een beschikking is betrokken.
Ingevolge artikel 23, eerste lid van de Lar kan degene die door een op een bezwaarschrift genomen beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, daartegen bij het Gerecht beroep instellen.
2.2
Volgens vaste rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (onder meer de uitspraak van 13 oktober 2008, ECLI:NL:OGHNAA:2008:BG0845) is bij de beschikking om een vergunning tot tijdelijk verblijf te weigeren slechts het belang van de desbetreffende vreemdeling rechtstreeks betrokken. Appellante heeft niet namens de desbetreffende vreemdeling, maar uit eigen naam tegen de beschikking van 16 september 2016, waarbij de weigering om de vreemdeling een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen in bezwaar is gehandhaafd, beroep ingesteld. Gelet hierop en nu appellante voorts geen bezwaar tegen de beschikking van 8 mei 2015 heeft gemaakt, is zij bij de beschikking van 16 september 2016 geen belanghebbende. Onder deze omstandigheden dient het beroep niet‑ontvankelijk te worden verklaard.
2.3
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).