ECLI:NL:OGEAA:2017:790
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek om vergunning tot tijdelijk verblijf als rentenier in Aruba
In deze zaak heeft appellant, verblijvend in Aruba, een verzoek ingediend om een vergunning tot tijdelijk verblijf te verkrijgen als rentenier. Dit verzoek werd gedaan op 13 mei 2016, maar na het uitblijven van een beslissing heeft appellant op 14 september 2016 bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft hij op 11 januari 2017 beroep ingesteld. Verweerder, de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie, heeft op 22 maart 2017 een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op 21 augustus 2017, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De uitspraak is gedaan op 9 oktober 2017.
Verweerder heeft onbetwist gesteld dat het beleid vereist dat een vreemdeling bij zijn eerste verzoek om vergunning zowel een bankverklaring als periodieke bankafschriften moet overleggen. Appellant heeft in deze zaak geen bankafschriften overgelegd, wat volgens verweerder betekent dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoet aan de vereisten voor vergunningverlening. Appellant heeft betoogd dat hij beschikt over een vermogen dat voldoet aan de eisen, maar het gerecht oordeelt dat het beleid van verweerder niet onredelijk is en dat appellant niet heeft aangetoond dat het handhaven van dit beleid voor hem onevenredige gevolgen heeft.
De rechter heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dag van de uitspraak moet worden ingesteld.