ECLI:NL:OGEAA:2017:914

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 november 2017
Publicatiedatum
23 november 2017
Zaaknummer
416 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de verdachte terecht voor het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, die op het moment van de feiten twaalf jaar oud was. De zaak werd op 17 november 2017 behandeld, na eerdere zittingen op 7 juli en 27 oktober 2017. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, en de teruggave van een in beslag genomen mobiele telefoon. De verdediging pleitte voor vrijspraak.

De tenlastelegging betrof ontuchtige handelingen die zouden hebben plaatsgevonden tussen 5 en 21 september 2016. Het slachtoffer verklaarde dat de verdachte haar onder bedreiging had gedwongen tot seksuele handelingen. Echter, tijdens het proces kwamen er inconsistenties naar voren in de verklaringen van het slachtoffer. In haar tweede verklaring gaf zij aan dat zij zelf contact had opgenomen met de verdachte en dat de seksuele handelingen vrijwillig waren.

Het gerecht oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer onvoldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen en op onderdelen als onbetrouwbaar moesten worden aangemerkt. De kennelijk leugenachtige verklaring van de verdachte over een gouden auto werd niet als voldoende bewijs beschouwd om tot een veroordeling te komen. Uiteindelijk sprak het gerecht de verdachte vrij van alle beschuldigingen en hevelde het bevel tot voorlopige hechtenis op, met onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2017 en 27 oktober 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.M.E. Mohamed.
De officier van justitie, mr. W.V. Gerretschen, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie om teruggave aan de verdachte van de onder hem in beslag genomen mobiele telefoon.
De raadsman heeft het woord ter verdediging gevoerd en vrijspraak bepleit.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, met inachtneming van de gevorderde en toegewezen wijzigingen, tenlastegelegd:
dat hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 september 2016 tot en met 21 september 2016 in Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
met [slachtoffer],
die op dat moment de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebben hij, meermalen zijn penis in de vagina en/of anus en/of mond van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden;
(artikel 2:200 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Vrijspraak
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Ter toelichting dient het volgende.
Het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan kan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dit bewijsminimumvoorschrift strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat hij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door een getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Het bewijsminimumvoorschrift betekent dat als van elkaar te onderscheiden beslissingen moeten worden aangemerkt enerzijds het oordeel dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar zijn en anderzijds het oordeel dat haar verklaringen in ander bewijsmateriaal voldoende steun vinden. Deze in de onderhavige zaak aan te leggen toets brengt het gerecht tot de volgende beoordeling, waarbij eerst een korte uiteenzetting zal worden gegeven van de bewijsmiddelen.
Het slachtoffer heeft in haar eerste verklaring bij de politie onder meer verklaard dat op 21 september 2017 de verdachte contact met haar had gezocht, dat zij onder bedreiging in een gouden van is gestapt en met de verdachte en een andere jongen naar een appartementencomplex is gereden. Daar heeft de verdachte het slachtoffer verzocht om zich uit te kleden en op het bed te gaan liggen. Hij is vervolgens op haar gaan liggen en heeft het slachtoffer met zijn penis in haar geslachtsdeel en haar anus gepenetreerd. Ze had hem verteld dat het pijn deed, maar hij bleef doorgaan. De vriend van de verdachte heeft daarna vleselijke gemeenschap met het slachtoffer gehad. Zij heeft verder verklaard dat zij zich na afloop bij een stadion heeft laten afzetten. Een vriend van haar genaamd [naam vriend] woonde daar in de buurt. Zij is toen naar de school van die [naam vriend] gelopen en, nadat de basisschool uit was, vervolgens met die [naam vriend] mee naar zijn huis gelopen. Het slachtoffer is vervolgens door de vader van [naam vriend] naar huis gebracht. Zij heeft verder nog verklaard dat zij een week eerder op maandag met de verdachte naar hetzelfde appartementencomplex was geweest. De verdachte zou haar die dag in de auto van zijn moeder hebben opgehaald bij het veld van [veld] om vleselijke gemeenschap met haar te hebben. Ze had die dag bijles. De verdachte had toen in de auto een vuurwapen getoond aan het slachtoffer en haar gezegd dat als zij iemand iets zou zeggen, hij haar dood zou schieten. Zij hebben daarna vleselijke gemeenschap in het appartementencomplex gehad. Die dag had hij haar tegen haar wil gepenetreerd waardoor zij veel pijn had gehad en van voren en van achteren had gebloed. Verder verklaarde zij dat zij de woensdag daarna met de verdachte naar een veld ergens in [locatie] was geweest en dat de verdachte haar daar achter een stenen toilet(gebouw), nadat hij haar handen op een tafel had geplaatst, van achteren had gepenetreerd. Het deed veel pijn en ze had hem gevraagd te stoppen maar dat deed hij niet. Zij verklaarde tevens dat zij al de keren met de verdachte was gegaan en had gedaan wat hij haar vroeg omdat ze hem leuk vond. Die dag zou haar nadat hij haar weer had teruggebracht naar bijles hebben verteld dat hij een vriendin had, waarna ze niet meer geinterresseerd in hem was.
In haar tweede verklaring van 22 april 2017 heeft het slachtoffer op een aantal punten afwijkend verklaard. Zij verklaarde kort gezegd dat zij op 21 september 2016 zelf contact had opgenomen met de verdachte en dat zij vrijwillig vleselijke gemeenschap met de verdachte heeft gehad. Alleen met de vriend van de verdachte zou het niet vrijwillig zijn geweest. Voorts heeft zij in haar tweede verklaring verklaard dat zij ook de verdachte en de andere jongen oraal had bevredigd. Verder zou ook de vriend haar anaal hebben gepenetreerd. Zij zou nadat zij door de verdachte en zijn vriend was afgezet naar het huis van haar neef [naam vriend] zijn gelopen en daar door haar oom zijn opgehaald. Verder verklaarde zij dat zij één keer eerder vleselijke gemeenschap met de verdachte had gehad, namelijk een week eerder op een maandag. Zij had toen dansles en de verdachte heeft haar toen ter hoogte van het veld van [veld] voor het eerst ontmoet en in de auto van zijn moeder zijn meegenomen naar een veld waar zij tegen haar wil op een tafel vleselijke gemeenschap met hem heeft gehad. Het gerecht begrijpt dat het slachtoffer doelde op het veld waarover zij eerder had verklaard dat zij daar op woensdag was geweest.
De oom, de moeder en de oma van het slachtoffer hebben verklaard dat het slachtoffer hen huilend over het misbruik heeft verteld. De oom heeft verklaard dat het slachtoffer die dag niet uit school was gekomen, dat zij later thuis was gebracht door de vader van een (naar het gerecht begrijpt) neef genaamd [naam vriend] en dat zij huilend had verteld dat zij met de verdachte en nog een jongen onder bedreiging mee naar een appartement was gegaan. Het slachtoffer heeft volgens de oom ook verteld dat zij de week ervoor op maandag al door de verdachte werd benaderd en dat hij haar had gewongen om seks met hem te hebben, alsmede dat de verdachte haar in de auto met een vuurwapen had bedreigd. Nadat de oom de moeder van het slachtoffer had opgebeld, heeft het slachtoffer volgens de moeder huilend aan de moeder verteld dat zij door twee jongens, waaronder de verdachte, werd betast en dat het slachtoffer bij de politiewacht aan haar vroeg of zij zwanger kon worden als zij het ding, de moeder begreep daaronder sperma, had ingeslikt. De oma heeft ten slotte onder meer verklaard dat het slachtoffer haar die dag vertelde dat zij onder bedreiging in een goudkleurige van was opgehaald en dat de verdachte seksuele handelingen bij heeft heeft verricht die bestonden uit het betasten, het zuigen van de borsten en het met zijn geslachtsdeel penetreren van haar geslachtsdeel en haar anus. Zij vertelde volgens de oma verder dat de andere jongen aan haar borsten had gezogen en haar geslachtsdeel had gepenetreerd. De oma heeft verder verklaard dat het slachtoffer vertelde dat zij rugpijn had en pijn aan haar achterwerk en arm had. In het dossier bevindt zich een doorverwijzing van de huisarts naar de poli kinder psychiatrie.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij geen eigen auto had en ook geen vrienden of kennissen had die een goudkleurige van hadden, terwijl er nadien wel een gouden van op het erf bij de woning van de verdachte is aangetroffen die bovendien op zijn naam geregistreerd bleek te staan. De verdachte heeft hierover op zitting verklaard dat deze auto aan een vriend van hem toebehoorde en dat hij deze vriend een dienst heeft bewezen door deze op zijn naam te zetten. Het gerecht acht dit ongeloofwaardig en dit neemt bovendien niet weg dat de verdachte aanvankelijk heeft verklaard dat hij (ook) geen vrienden of kennissen had met een gouden van. Overigens heeft de verdachte op zitting toegegeven dat hij een aantal keren in de gouden van had gereden.
Enerzijds worden de verklaringen van het slachtoffer dus in enige mate ondersteund door de verklaringen van haar voornoemde familieleden die hebben verklaard over hetgeen het slachtoffer hen in een huilende gemoedstoestand heeft verteld, alsmede door de kennelijk leugenachtige verklaring van de verdachte over de gouden van. Anderzijds volgt uit de hiervoor opgenomen weergave van de verklaringen van het jonge slachtoffer dat deze verklaringen tegenstrijdigheden en inconsistenties bevatten. Zo volgt daaruit dat zij de eerste keer heeft verklaard dat zij onder bedreiging is meegegaan met de verdachte en dat de verdachte haar de eerste keer zelfs een vuurwapen zou hebben getoond, maar ook dat zij al de keren met de verdachte was gegaan en had gedaan wat hij haar vroeg omdat ze hem leuk vond. Nadien heeft het slachtoffer verklaard dat zij op 21 september 2016 zelf contact heeft opgenomen met de verdachte, dat zij die dag vrijwillig is meegegaan en dat zij die dag vrijwillig vleselijke gemeenschap met de verdachte heeft gehad. In haar tweede verklaring komt het vuurwapen niet meer voor. Daarnaast heeft het slachtoffer, zoals hiervoor uiteengezet, over de aard van de ontuchtige handelingen die de verdachte en ook zijn vriend met haar zou hebben gepleegd wisselend verklaard. Voorts is zij niet eenduidig geweest over het aantal keren dat er seksueel contact heeft plaatsgevonden en waar dit was op welke momenten. Dit terwijl er geen direct bewijs voor handen is waaruit volgt dat de verdachte en het slachtoffer elkaar kenden. Hoewel het niet voor de hand ligt dat de verdachte het slachtoffer, zoals hij heeft verklaard, helemaal niet kende gelet op de beschuldigen die het slachtoffer heeft geuit over de verdachte, valt dit toch niet uit te sluiten. Bovendien is er geen aanvullend bewijs waaruit volgt dat de verdachte en het slachtoffer op enig moment in elkaars aanwezigheid zijn geweest. Ook bevat het strafdossier geen ondersteunend bewijs waaruit volgt dat de door het slachtoffer gegeven omschrijvingen van het appartement en het (toiletgebouw op het) veld juist zijn.
Het gerecht is gelet op voormelde van oordeel dat de verklaringen van het slachtoffer onvoldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen en op onderdelen als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. De kennelijk leugenachtige verklaring van de verdachte over de gouden van legt gelet op voormelde onvoldoende gewicht in de schaal om tot de overtuiging te komen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

12.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Schoemaker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 17 november 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.