ECLI:NL:OGEAA:2018:102

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 februari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
31 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met zwaar lichamelijk letsel en verwerping van noodweer in Aruba

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte op 22 februari 2018 veroordeeld voor mishandeling van drie slachtoffers, waaronder zijn zwangere echtgenote. De feiten vonden plaats op 27 september 2013, waarbij de verdachte de slachtoffers met geweld heeft aangevallen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor één van hen. De officier van justitie had een taakstraf geëist, maar het gerecht oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ernstige geweldsdelicten. De verdachte beriep zich op noodweer, maar dit verweer werd verworpen. Het gerecht oordeelde dat de verdachte de confrontatie had opgezocht en dat zijn geweld niet gerechtvaardigd was. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van vier dagen, met inachtneming van een strafkorting van 86 dagen wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De uitspraak benadrukt de ernst van relationeel geweld en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.A.R. Bryson.
De officier van justitie, mr. C.D. Kardol, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 180 uur, voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, te vervangen door 90 dagen vervangende hechtenis, alsmede tot het volgen van een agressie regulatie training (ART). Tevens is de opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis gevorderd.
De raadsvrouw heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 september 2013 in Aruba,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld, door haar (met kracht) aan haar armen vast te grijpen en vast te houden en haar hals met zijn arm te omklemmen en haar (daardoor) te wurgen;
(artikelen 2:273 en 300 (oud) Wetboek van Strafrecht)
2.
hij
op of omstreeks 27 september 2013 in Aruba,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen in/tegen zijn gezicht/ bovenlichaam te slaan/stompen en op de grond te werpen/ ten val te brengen en meermalen tegen zijn hoofd/gezicht/ bovenlichaam te schoppen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten orbitabobem fractuur/ breuk oogkas ten gevolge heeft gehad;
(artikelen 2:273 en 300 (oud) Wetboek van Strafrecht)
3.
hij
op of omstreeks 27 september 2013 in Aruba,
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door
meermalen krachtig aan haar haar te trekken en meermalen haar te duwen en haar (daardoor) ten val te brengen;
(artikelen 2:273 en 300 (oud) Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

A.
Vrijspraak
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen net als de officier van justitie niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft gewurgd (gedeelte van feit 1) en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
B. Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht dat:
1.
hij op
of omstreeks27 september 2013 in Aruba,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld, door haar (met kracht) aan haar armen vast te grijpen en vast te houden
en haar hals met zijn arm te omklemmen en haar (daardoor) te wurgen;
2.
hij
op
of omstreeks27 september 2013 in Aruba,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen in/tegen zijn gezicht/ bovenlichaam te slaan/stompen en
op de grond te werpen/ten val te brengen en meermalen tegen zijn hoofd/gezicht/ bovenlichaam te schoppen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten orbitabobem fractuur/ breuk oogkas ten gevolge heeft gehad;
3.
hij
op of omstreeks 27 september 2013 in Aruba,
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door
meermalenkrachtig aan haar haar te trekken en
meermalenhaar te duwen en haar (daardoor) ten val te brengen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de telastlegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit of dezelfde feiten betrekking hebben.
Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als ‘bijlage’, betreft het bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Divisie Algemene Recherche, mutatieno. [nummer], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 27 november 2017 gesloten en ondertekend door [verbalisant], brigadier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba en ingedeeld bij de Divisie Algemene Recherche District 1.
Bijlage 1
1. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 30 september 2013 gesloten en getekend door [verbalisant], onderinspecteur bij voormeld korps, voor zover inhoudende, als
verklaring van aangeefster [slachtoffer 1], -zakelijk weergegeven-:
[verdachte] en ik zijn gehuwd. Ik ben momenteel zeven maanden zwanger van [verdachte]. Wij zijn een echtscheidingsprocedure begonnen. Ik verblijf bij de woning van mijn moeder. Afgelopen vrijdag, 27 september 2013 kwam [verdachte] onze zoon bij mij thuis ophalen. [verdachte] greep mij aan mijn beiden handen ter hoogte van mijn pols heel hard vast. Van zijn handeling ondervond ik veel pijn. Ik zag dat [verdachte] de vriend van mijn moeder flink begon te mishandelen en op de grond had geworpen waarna hij hem ook diverse keren op zijn gelaat had geschopt.
Bijlage 2
2. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 30 september 2013 gesloten en getekend door [verbalisant] voornoemd, voor zover inhoudende, als
verklaring van aangever[slachtoffer 2], -zakelijk weergegeven-:
Op vrijdag 27 september 2013 werd ik in kennis gesteld dat de dochter van mijn partner en haar echtgenoot problemen bij mijn woning zou hebben gekregen. Toen ik thuis aankwam zag ik dat de echtgenote van [slachtoffer 1], genaamd [verdachte], haar met zijn beide handen tegen de auto van mijn nichtje geklemd had. Ik verzocht [verdachte] [slachtoffer 1] los te laten. [verdachte] antwoordde dat hij haar wilde spreken. Op mij beurt antwoordde ik dat hij met haar kon praten maar dat hij van mijn erf weg moest gaan. [verdachte] antwoordde op zijn beurt dat ik niets kon doen en tot mijn verbazing diende hij mij een vuistslag in het gezicht toe. Daardoor ondervond ik veel pijn aan mijn gezicht. [verdachte] duwde mij en diende mij vervolgens herhaaldelijk vuistslagen toe, waardoor ik op de grond viel. Hierdoor kreeg [verdachte] de kans om mij verschillende keren opzettelijk en met kracht met zijn geschoeide rechtervoet tegen mijn bovenlijf te schoppen. [slachtoffer 3] kwam mij te hulp maar [verdachte] hield haar aan de haren vast en zwaaide haar vervolgens opzettelijk tegen de grond. Het lukte mij om op te staan. Het lukte mij om [verdachte] van het erf af te duwen. Daarna viel [verdachte] mij weer aan. Hij diende mij vuistslagen toe aan mijn lijf en hoofd. Door de slagen viel ik op de grond en hij schopte mij weer met zijn geschoeide voet. Toen hij de politie zag, hield hij op met slaan. Ik heb een kapwond boven mijn rechteroog opgelopen die werd gehecht. Ik werd ter observatie in het ziekenhuis opgenomen daar de arts vermoedde dat mijn oogkas gescheurd was. [verdachte] is militair geweest, dus kon hij mij gemakkelijk mishandelen. Hij is sterker dan ik.
Achter bijlage 2
3. Een geschrift, te weten een aanvraagformulier medische informatie opgemaakt en ondertekend door drs. I. Buunk, poortarts, op 27 september 2013, betreffende [slachtoffer 2], voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Wond re. wenkbrouw
Meerdere blauwe plekken aangezicht
Verdenking breuk oogkas
4. Een geschrift, te weten een geneeskundig rapport opgesteld en ondertekend door dr. S.I. Cabenda op 2 oktober 2013, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Op 2 oktober 2013 werd voor medische hulp gepresenteerd de man genaamd [slachtoffer 2]. De aard van de verwonding was orbitabobem fractuur links met dislocatie waarvoor operatieve correctie noodzakelijk. De duur van de arbeidsongeschiktheid moet worden gesteld op 4 weken.
Bijlage 3
5. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 30 september 2013 gesloten en getekend door verbalisant [verbalisant], brigadier eerste klasse bij voormeld korps, voor zover inhoudende, als
verklaring van aangeefster[slachtoffer 3], -zakelijk weergegeven-:
Op vrijdag 27 september 2013 werd mijn vriend in kennis gesteld om snel naar huis te gaan omdat [slachtoffer 1] op dat moment problemen had met [verdachte]. Toen wij daar aankwamen zagen wij dat [verdachte] [slachtoffer 1] vasthield. Hij liet haar los. [slachtoffer 2] ging tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] staan en had aan [verdachte] gezegd dat hij weg moest gaan. [verdachte] zei tegen [slachtoffer 2] dat [slachtoffer 2] hem niks te vertellen had. [verdachte] begon toen op [slachtoffer 2] te af te lopen terwijl hij zijn armen zwaaide. [slachtoffer 2] liep in de richting van [verdachte] om hem weg van ons huis te krijgen. [slachtoffer 2] viel op de grond. [verdachte] begon [slachtoffer 2] te mishandelen door hem verschillende keren met zijn vuist tegen zijn hoofd te slaan. [verdachte] duwde mij. Ik viel plat op de grond. [verdachte] greep mij bij mijn haar. Ik viel weer op de grond.
Achter bijlage 3
6. Een geschrift, te weten een aanvraagformulier medische informatie opgemaakt en ondertekend door drs. I. Buunk, poortarts, op 29 september 2013, betreffende [slachtoffer 3], voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Algeheel spierpijn
Meerdere schaafwonden
Bijlage 8
7. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 30 september 2013 gesloten en getekend door verbalisant [verbalisant], voornoemd, voor zover inhoudende, als
verklaring van [verdachte], -zakelijk weergegeven-:
Ik was op vrijdag naar het huis van [slachtoffer 1] gegaan om ons kind op te halen. Ik had haar gevraagd om over ons kind te praten. [slachtoffer 1] wilde niet met mij praten. Ik bleef aandringen. [slachtoffer 1] draaide zich om om naar binnen te lopen. Ik greep haar toen bij haar armen. Later kwamen [slachtoffer 2] en de moeder van [slachtoffer 1] aan. [slachtoffer 2] had tegen mij gezegd om weg te gaan anders zou hij de politie voor mij bellen. Ik stelde hem in kennis dat ik nergens zou gaan. Ik greep [slachtoffer 2] bij zijn shirt en gooide hem op de grond. De moeder van [slachtoffer 1] kwam met een grote steen op mij af. Ik duwde de steen waardoor de moeder van [slachtoffer 1] op de grond viel. Ik stapte in de auto en reed weg. Ik had tegen hen gezegd dat ik terug zou komen. Ik parkeerde mijn auto en liep terug naar het huis van [slachtoffer 1]. Ik zei tegen de moeder van [slachtoffer 1] dat ik terug was. Nadat [slachtoffer 2] mij trachtte te slaan begon ik hem te slaan. Ik greep de moeder van [slachtoffer 1] bij haar haren en gooide haar op de grond. Op dat moment kwam de politie aan.
Bijlage 16
8. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 7 oktober 2013 gesloten en getekend door verbalisant [verbalisant], voornoemd, voor zover inhoudende, als
verklaring van [getuige], -zakelijk weergegeven-:
Op vrijdag 27 september 2013 bevond ik mij thuis. [slachtoffer 1] woont in een appartement op ons erf. Ik hoorde lawaai buiten. Mijn dochter [dochter] kwam binnen en verzocht mij de politie te bellen daar [verdachte] [slachtoffer 1] weer aan het mishandelen was. Ik belde de politie op maar kreeg geen gehoor. Ik ging vervolgens naar buiten en zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] krachtig met twee handen vasthield. Ik hoorde [slachtoffer 1] herhaaldelijk aan [verdachte] vragen om haar los te laten, terwijl zij zich van hem probeerde te bevrijden.
Bewijsoverwegingen
De verdachte heeft ontkend dat hij slachtoffer [slachtoffer 2] heeft geschopt. Het gerecht acht echter voldoende wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft geschopt. Dit blijkt uit de aangifte van [slachtoffer 2] waarin hij heeft verklaard dat de verdachte hem meerdere malen schopte terwijl hij op de grond lag. Het schoppen vindt voorts bevestiging in de aangifte van slachtoffer [slachtoffer 1] die heeft verklaard dat zij heeft gezien dat de verdachte [slachtoffer 2] meermalen op zijn gelaat schopte.
Voorts heeft de verdachte zich op noodweer beroepen ten aanzien van het gepleegde geweld tegen slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Hij heeft aangevoerd dat hij door meerdere aanwezigen werd mishandeld en zich wel moest verdedigen. Het gerecht verwerpt dit verweer. Ter toelichting dient het volgende.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte meerdere vuistslagen heeft toegediend aan [slachtoffer 2], waardoor die [slachtoffer 2] op de grond terecht is gekomen en waarna de verdachte hem ook nog diverse keren met geschoeide voet heeft geschopt. [slachtoffer 2] heeft aan deze mishandeling een gebroken oogkas overgehouden Toen [slachtoffer 3] [slachtoffer 2] te hulp schoot, duwde de verdachte haar en greep haar ook aan haar haren vast en gooide haar tegen de grond.
Dat er zijdens de verdachte sprake is geweest van een noodzakelijke verdediging is niet aannemelijk geworden. Aan de hand van de verklaringen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en tevens getuige [getuige], in hun onderlinge samenhang, is voldoende komen vast te staan dat de verdachte die dag de confrontatie heeft opgezocht en de vechtpartij heeft uitgelokt. Hij heeft tijdens een woordenwisseling met [slachtoffer 1] die [slachtoffer 1] in ieder geval hardhandig bij de handen gegrepen. Zowel [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] als de verdachte zelf hebben verklaard dat [slachtoffer 2] de verdachte daarna heeft verzocht om het erf te verlaten, maar dat de verdachte daar geen gehoor aan gaf. Het gerecht acht aan de hand van de verschillende verklaringen die zich in het dossier bevinden niet aannemelijk geworden dat de verdachte vervolgens als eerste werd geslagen en zich heeft moeten verdedigen tegen [slachtoffer 2]. Dat de verdachte geen alternatief had door van de situatie weg te gaan is evenmin aannemelijk geworden.
Voor wat betreft het tegen [slachtoffer 3] gebruikte geweld heeft de verdachte verklaard dat [slachtoffer 3] tweemaal dreigend op de verdachte afkwam met een steen en dat de verdachte uit noodweer heeft gehandeld, de eerste keer door tegen de steen te duwen waardoor [slachtoffer 3] op de grond viel en de tweede keer door haar bij haar haren te grijpen en op de grond te gooien. Uitgaande van de juistheid van de verklaring van de verdachte dat [slachtoffer 3] daadwerkelijk dreigend op de verdachte is afgekomen met een steen, geldt dat zij daarbij klaarblijkelijk [slachtoffer 2] tegen het geweld van de verdachte heeft willen verdedigen (hetgeen ook volgt uit de verklaring van [slachtoffer 2]) en aldus rechtmatig uit noodweer heeft gehandeld. De verdachte komt als reactie daarop geen beroep op noodweer toe. Overigens geldt ook hier dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte zich niet van de situatie kon onttrekken.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Op 15 februari 2014 is een nieuw Wetboek van Strafrecht van Aruba (AB 2012 no. 24, gewijzigd bij AB 2014 no. 11) in werking getreden. Bij de invoering is niet voorzien in overgangsrechtelijke bepalingen, zodat de daarin neergelegde voorschriften onmiddellijk van toepassing zijn geworden. Voor zover de in de tenlastelegging beschreven feiten zijn begaan vóór deze datum, geldt evenwel het navolgende.
Ingevolge artikel 1:1, eerste lid, van dit wetboek is geen feit strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. In het tweede lid van dit artikel is voorts bepaald dat bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit begaan is, de voor de verdachte gunstigste bepalingen worden toegepast. Deze artikelleden, in onderlinge samenhang bezien, brengen mee dat, voor zover de bepalingen van dit wetboek omtrent de strafwaardigheid van een delict of de zwaarte van de daarop bedreigde sanctie niet gunstiger zijn dan die, welke golden ten tijde van het tijdstip of de periode waarop de aan de verdachte verweten feiten volgens de tenlastelegging zijn gepleegd, de op dat moment geldende bepalingen dienen te worden toegepast. Indien zich naar het oordeel van het gerecht een dergelijk geval voordoet zal dit in dit vonnis, voor zover relevant en niet uitdrukkelijk nader gemotiveerd, tot uitdrukking komen in de kwalificatiebeslissing en de vermelding van de bij de oplegging van een straf of maatregel toegepaste wettelijke voorschriften.
Het bewezenverklaarde levert op:
Feiten 1 en 3
mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 313 van het Wetboek van Strafrecht (oud).
Feit 2
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft,
strafbaar gesteld bij artikel 313 van het Wetboek van Strafrecht (oud).
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van drie personen, waaronder zijn toenmalige zwangere echtgenote en waarbij één persoon zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas heeft opgelopen. De verdachte heeft met zijn handelen veel pijn en leed teweeggebracht. Voorts maakt relationeel geweld niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit en gezondheid van de slachtoffers, maar heeft vaak ook lange tijd daarna nog (psychische) gevolgen voor hen.
Bij de strafoplegging heeft het gerecht acht geslagen op de justitiele documentatie d.d. 10 januari 2018 betreffende de verdachte, waaruit volgt dat de verdachte op 7 januari 2016 door dit gerecht strafrechtelijk werd veroordeeld voor een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, gepleegd in 2012.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Bij de op te leggen gevangenisstraf betrekt het gerecht de omstandigheid dat de redelijke termijn voor het berechten van de zaak van de verdachte met bijna twee en een half jaar is overschreden. Volgens de officier van justitie werd de zaak aanvankelijk geseponeerd, waarna er een klacht wegens niet vervolgen werd ingesteld. Daarna werd de verdachte opgeroepen voor een TOM-zitting, waar hij niet verscheen. Vervolgens werd tot dagvaarding overgegaan. Uit deze omstandigheden volgt niet dat de vertraging in overwegende mate aan de verdachte kan worden toegerekend. Het gerecht ziet hierin aanleiding om ten aanzien van de op te leggen gevangenisstraf een strafkorting van 86 dagen toe te passen, zodat na te melden gevangenisstraf, die gelijk is aan het voorarrest, resteert.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een gevangenisstraf van na te melden duur.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:62, 1:136 en 1:138 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) dagen;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Schoemaker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op donderdag 22 februari 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.