ECLI:NL:OGEAA:2018:176

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
11 april 2018
Zaaknummer
A.R. 299 van 2017 / AUA201700405
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake betalingsverplichtingen uit koopovereenkomst en borgtocht

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vorderde de vennootschap Standard Overseas B.V. (hierna: Standard) betaling van een bedrag van € 8.926,- van de naamloze vennootschap Dura Home Center N.V. (hierna: Dura) en een tweede gedaagde, die persoonlijk garant zou staan voor de betalingsverplichtingen van Dura. De vordering was gebaseerd op een koopovereenkomst en eerdere betalingsregelingen die niet volledig waren nagekomen. Dura had goederen besteld bij Standard, maar had een aanzienlijk bedrag openstaan. Ondanks meerdere betalingsregelingen, waaronder een persoonlijke garantie van de tweede gedaagde, was Dura in gebreke gebleven.

De rechter heeft vastgesteld dat de tweede gedaagde zich niet als borg had verbonden voor alle verplichtingen van Dura, maar enkel voor specifieke betalingsregelingen. De rechter wees de vordering tegen de tweede gedaagde af, omdat niet was aangetoond dat deze zich had verbonden tot nakoming van de verplichtingen die Dura niet was nagekomen. De vordering tegen Dura werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij Dura werd veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag van € 8.926,- en bijkomende kosten, inclusief rente. De rechter oordeelde dat de contractuele rente van 9% per jaar van toepassing was, in plaats van de door Dura betwiste eenzijdige rente.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in betalingsregelingen en de rol van persoonlijke garanties in het kader van borgtocht. Het vonnis werd uitgesproken op 28 februari 2018 door rechter M.E.B. de Haseth.

Uitspraak

Vonnis van 28 februari 2018
Behorend bij A.R. 299 van 2017 / AUA201700405
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de vennootschap naar Nederlands recht
STANDARD OVERSEAS B.V.,
hierna te noemen: Standard,
te Nederland,
gemachtigde: de advocaat mr. E.H.J. Martis,
tegen:
1. de naamloze vennootschap DURA HOME CENTER N.V.,
hierna te noemen: Dura,
te Aruba,
gemachtigde: C.V. Tsu,
Gedaagde 2,
hierna te noemen: [gedaagde 2],
te Aruba,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. Crouch,

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 14 februari 2017;
- de conclusie van antwoord van Dura van 10 mei 2017;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 2] van 10 mei 2017;
- de rolbeschikking van 31 mei 2017;
- de conclusie van repliek van 6 september 2017;
- de conclusie van dupliek van Dura van 1 november 2017;
- de conclusie van dupliek van [gedaagde 2] van 1 november 2017;
- de akte uitlating producties zijdens Standard van 29 november 2017.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Tussen Standard en Dura, van welke laatste onderneming [gedaagde 2]
managing directoris, heeft een zakenrelatie bestaan. Dura bestelde bij Standard goederen, die vervolgens door Standard aan Dura werden verkocht en geleverd.
2.2
Op 22 augustus 2013 heeft Dura bij Standard voor een bedrag van € 12.334,40 aan goederen besteld. Dit bedrag heeft Standard Dura bij factuur van 22 oktober 2013 in rekening gebracht. Daarvan heeft Dura bedragen van € 1.844,40 en van € 1.564,- voldaan, zodat zij Standard het bedrag van € 8.926,- verschuldigd is gebleven.
2.3
Dura heeft het resterende bedrag, na daartoe door Standard diverse malen te zijn gemaand, niet voldaan. Op 8 mei 2015 hebben Standard en Dura een betalingsregeling getroffen. Daarbij is overeengekomen dat Dura Standard gedurende de periode van 11 mei tot 17 augustus 2015 een bedrag van € 16.500,- in termijnen zal voldoen. In deze overeenkomst is verder als volgt vermeld: “Afgesproken is, dat de € 16.500,-, zonder verder uitstel/vertraging, waarvoor [gedaagde 2] persoonlijk verantwoordelijk voor is, uiterlijk als volgt zal worden betaald: (…).” De overeenkomst is namens Dura ondertekend door [gedaagde 2]. Dura is deze betalingsregeling niet geheel nagekomen.
2.4
Op 27 augustus 2015 hebben Standard en Dura opnieuw een betalingsregeling getroffen. Daarbij is overeengekomen dat Dura Standard gedurende de periode van 4 september tot 30 december 2015 een bedrag van € 13.000,- in termijnen zal voldoen. In deze overeenkomst is verder als volgt vermeld: “Afgesproken is, dat de € 13.000,-, zonder verder uitstel/vertraging, waarvoor [gedaagde 2] mede persoonlijk verantwoordelijk voor is, uiterlijk als volgt zal worden betaald: (…)” en “ [gedaagde 2], geeft hierbij tevens haar persoonlijke garantie, dat deze betalingsregeling volledig, zonder verdere vertraging en/of uitstel zal worden nageleverd.” Ook deze overeenkomst is namens Dura ondertekend door [gedaagde 2]. Dura is deze betalingsregeling niet nagekomen.

3.DE VORDERING EN DE VERWEREN

3.1
Standard vordert – uitvoerbaar bij voorraad – Dura en [gedaagde 2] te veroordelen tegen behoorlijke kwijting aan haar te betalen een bedrag van € 8.926,-, vermeerderd met de overeengekomen rente, een bedrag van € 4.115,74 en een bedrag van € 6.795,27, althans de tegenwaarde van al deze bedragen in Arubaanse courant, alles vermeerderd met kosten.
3.2
Aan deze vordering legt Standard ten grondslag dat Dura haar uit een koopovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen tot het bedrag van € 8.926,- niet is nagekomen en dat deze vordering opeisbaar is geworden. Voorts is Dura wegens het overschrijden van betalingenstermijnen ter zake van eerdere koopovereenkomsten gedurende de perioden van 1 februari 2002 tot 31 december 2015 en van 1 februari 2012 tot 30 april 2015 overeengekomen rente verschuldigd tot een bedrag van € 4.115,74, onderscheidenlijk € 6.795,27. In verband hiermee heeft zij incassokosten gemaakt. Voor zover de vordering ziet op betaling van deze bedragen door [gedaagde 2], heeft Standard haar gegrond op een tussen Standard en [gedaagde 2] gesloten overeenkomst van borgtocht ter zake van schuldvorderingen op Dura.
3.3
Dura en [gedaagde 2] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. [gedaagde 2] heeft achtereenvolgens aangevoerd dat Standard de substantiëringsplicht heeft geschonden, de overeenkomst van borgtocht tussen Dura en [gedaagde 2] nimmer tot stand is gekomen, dan wel namens [gedaagde 2] bij e-mailbericht van 11 mei 2016 buitengerechtelijk is vernietigd wegens ontbreken van wil van de zijde van [gedaagde 2] dan wel wegens misbruik van omstandigheden dan wel dat die overeenkomst op deze gronden vernietigbaar is. Dura en [gedaagde 2] hebben voorts de overeengekomen rente betwist, alsmede de hoogte van de rentenota’s en dat Standard buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ter staving van haar stelling dat tussen Standard en [gedaagde 2] een overeenkomst van borgtocht is gesloten, heeft Standard verwezen naar voormelde op 8 mei 2015 en op 27 augustus 2015 tussen Standard en Dura getroffen betalingsregelingen. Nu daarin is vermeld dat [gedaagde 2] zich tot nakoming daarvan persoonlijk garant stelt dan wel daar persoonlijk verantwoordelijk voor is, heeft [gedaagde 2] zich daarbij tegenover Standard als borg verbonden tot de overeengekomen nakoming door Dura, aldus Standard.
Het gerecht is van oordeel dat dit reeds gelet op het navolgende niet tot toewijzing van de vordering ten laste van [gedaagde 2] kan leiden. De overeenkomst van 27 augustus 2015 is tot stand gekomen, nadat Dura niet geheel aan die van 8 mei 2015 gevolg heeft gegeven. Standard heeft niet gesteld in hoeverre Dura de bij de overeenkomst van 27 augustus 2015 overeengekomen betalingsregeling niet is nagekomen en daarmee evenmin tot nakoming waarvan [gedaagde 2] als borg krachtens die overeenkomst gehouden is. Dat [gedaagde 2] zich borg zou hebben gesteld ten aanzien van de nakoming van de verplichting van Dura om met toepassing van een betalingsregeling een bedrag van € 13.000,- te betalen, brengt niet met zich dat zij gehouden is tot nakoming van alle overige verplichtingen van Dura jegens Standard, maar slechts dat zij zich verbonden zou hebben tot nakoming van hetgeen Dura bij die verbintenis met Standard is overeengekomen. Daarbij zij overigens opgemerkt dat het door Standard gevorderde de som van € 13.000,- overschrijdt. Bij dit oordeel laat het gerecht nog daar, of uit de stukken thans voldoende valt af te leiden dat de overeenkomst van 27 augustus 2015 mede als overeenkomst van borgtocht, niet zijnde aangegaan door een natuurlijk persoon, in de zin van artikel 7:857 BW, is aan te merken, zoals door Standard gesteld. Gelet op het vorenoverwogene, behoeven de ter zake gevoerde verweren van [gedaagde 2] thans geen bespreking.
4.2
De vordering wordt in zoverre afgewezen. Standard wordt op na te melden wijze veroordeeld in de aan de zijde van [gedaagde 2] gevallen proceskosten.
4.3
Dura heeft bij dupliek de hoogte van de door Standard gevorderde hoofdsom van € 8.926,- erkend. In zoverre wordt de vordering toegewezen.
Dura heeft evenwel betwist dat zij over de gevorderde hoofdsom een contractuele rente van 18% per jaar verschuldigd is. Anders dan Standard stelt, brengt de enkele omstandigheid dat op het desbetreffende orderformulier was vermeld dat in geval van niet-nakoming de koper rente van 1,5% verschuldigd is, welk orderformulier door haar is ondertekend, niet met zich dat partijen deze rente zijn overeengekomen, aldus Dura. Volgens Dura is sprake van een zogenoemd eenzijdig rentebeding, waarmee zij niet heeft ingestemd, zodat de gevorderde rente dient te worden afgewezen (vergelijk de uitspraak van het gerecht van 6 januari 2016, ECLI:NL:OGEAA:2016:18).
Standard heeft onbetwist gesteld dat, omdat tussen haar een Dura een bestendige zakenrelatie heeft bestaan, zij Dura in de praktijk nimmer de volgens haar overeengekomen rente van 1,5% per maand in rekening heeft gebracht, maar een rente van 9% per jaar. Dat valt voorts ook af te leiden uit de ter zake door Standard overgelegde rentenota’s over de periode tussen 1 februari 2012 en 31 december 2015. Onder deze omstandigheden dient een rente van 9% per jaar te worden aangemerkt als de tussen partijen overeengekomen rente.
4.4
Dura betwist voorts de hoogte van de gevorderde rentenota’s van € 4.115,74 voor de periode van 1 februari 2012 tot 31 december 2015 en van € 6.795,27 voor de periode van 1 februari 2012 tot 30 april 2015. Behalve dat partijen geen rente zijn overeengekomen, heeft Standard geen inzicht gegeven in de totstandkoming van deze facturen, aldus Dura.
Standard heeft bij haar verzoekschrift een groot aantal rentenota’s gevoegd, ziende op diverse perioden en voor verschillende bedragen. Daarbij is over openstaande bedragen steeds een rente van 9% in rekening gebracht. Voor zover Dura in dit verband heeft aangevoerd dat partijen geen rente zijn overeengekomen, is dat, gelet op het hiervoor onder 4.3, overwogene tevergeefs. Voor zover Dura betoogt dat Standard niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe het bedrag van € 4.115,74 tot stand is gekomen, mist dat feitelijke grondslag. Standard heeft over de desbetreffende periode diverse rentenota’s overgelegd, met een totaal van € 4.115,74. Dat dit bedrag de som is van de rentenota’s over de periode van 1 februari 2012 tot 31 december 2015 valt ook af te leiden uit het door Standard overgelegde overzicht van openstaande rentenota’s van 11 januari 2016. Bovendien heeft Standard tevens overzichten overgelegd van de vervallen bedragen, waarover gedurende deze periode rente is berekend.
Ten aanzien van bedrag van € 6.795,27 voor de periode van 1 februari 2012 tot 30 april 2015, overweegt het gerecht als volgt. Standard heeft over deze periode diverse rentenota’s overgelegd, waarbij in Amerikaanse dollars is gefactureerd, met een totaal van US$ 7.712,63. Dat dit bedrag de som is van de rentenota’s over de periode van 1 februari 2012 tot 30 april 2015 valt ook af te leiden uit het door Standard overgelegde overzicht van openstaande rentenota’s in Amerikaanse dollars van 11 januari 2016. Voorts heeft Standard overzichten overgelegd van de vervallen bedragen in Amerikaanse dollars, waarover gedurende deze periode rente is berekend. Aldus heeft Standard afdoende inzichtelijk gemaakt dat en voor welk bedrag, te weten US$ 7.712,63, Dura haar over de periode van 1 februari 2012 tot 30 april 2015 aan rente verschuldigd is. Met het vorderen van het bedrag van € 6.795,27 aan verschuldigde rente gedurende deze periode heeft Standard dan ook kennelijk beoogd het equivalent van voormeld bedrag aan Amerikaanse dollars in euro’s te vorderen. Dat heeft zij evenwel niet expliciet gesteld, noch blijkt dat uit de overgelegde stukken. Onder deze omstandigheden ziet het gerecht aanleiding de vordering in zoverre toe te wijzen, dat Dura opgedragen wordt een bedrag van US$ 7.712,63 te betalen althans de tegenwaarde daarvan in Arubaanse courant.
4.5
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, nu voldoende gesteld en gebleken is dat deze daadwerkelijk en in redelijkheid zijn gemaakt.
4.6
Dura wordt op na te melden wijze in de proceskosten veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

het gerecht:
wijst de vordering tegen [gedaagde 2] af;
veroordeelt Standard in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [gedaagde 2] worden begroot op Afl. 2000,-- (2 punten in tarief 4) aan salaris van de gemachtigde;
veroordeelt Dura tot betaling aan Standard van een bedrag van € 8.926,- althans de tegenwaarde daarvan in Arubaanse courant, te vermeerderen met de contractuele rente van 9% per jaar vanaf 1 januari 2016 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
veroordeelt Dura tot betaling aan Standard van de bedragen van € 4.115,74 en van US$ 7.712,63 althans de tegenwaarden daarvan in Arubaanse courant;
veroordeelt Dura tot betaling aan Standard van een bedrag van Afl. 750,- wegens buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt Dura in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Standard worden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 207,- aan oproepingskosten en Afl. 2000,- (2 punten in tarief 4) aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 28 februari 2018 in aanwezigheid van de griffier.