In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 april 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het uitvoeren, vervoeren en in bezit hebben van ruim anderhalve kilo cocaïne. De verdachte werd beschuldigd van het smokkelen van deze cocaïne van land A naar land B. Tijdens de openbare terechtzitting op 23 maart 2018 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.M.E. Mohamed. De officier van justitie, mr. W.V. Gerretschen, eiste een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, en verbeurdverklaring van de in beslag genomen telefoon.
De tenlastelegging omvatte het opzettelijk uitvoeren, vervoeren en in bezit hebben van cocaïne, zoals gedefinieerd in de Landsverordening verdovende middelen. Het gerecht oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat het gerecht bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De verdachte werd schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit, en het gerecht oordeelde dat de hoeveelheid cocaïne aanzienlijk was, wat duidt op de intentie tot verdere verspreiding en handel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.
Daarnaast werd onttrekking aan het verkeer uitgesproken voor de in beslag genomen cocaïne en verbeurdverklaring van de in beslag genomen broek. Het gerecht hield rekening met het feit dat de verdachte nog niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De uitspraak benadrukte de ernst van de drugshandel en de schadelijke gevolgen voor de samenleving.