ECLI:NL:OGEAA:2018:294

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
A.R. 715 van 2017 / AUA201700467
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot voeging in civiele procedure tussen Ocmira Holding N.V. en Wesley Development Corporation N.V.

Op 16 mei 2018 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een incident tot voeging. De verzoekster, Ocmira Holding N.V., heeft verzocht zich te mogen voegen aan de zijde van gedaagde 1 in de hoofdzaak, omdat zij belang heeft bij de procedure. Gedaagde 1, die in de hoofdzaak een vordering heeft ingesteld tegen Wesley Development Corporation N.V., heeft de vordering van Ocmira ondersteund. Wesley heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het gerecht.

Het gerecht heeft in zijn beoordeling verwezen naar artikel 214 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat een ieder die belang heeft bij een rechtsgeding bevoegd is zich daarin te voegen. De rechter heeft vastgesteld dat Ocmira voldoende belang heeft bij de uitkomst van de procedure, aangezien een ongunstige uitspraak voor gedaagde 1 ook nadelige gevolgen voor Ocmira kan hebben. Dit is in lijn met de rechtspraak van de Hoge Raad, die een ruime uitleg van het belangvereiste hanteert.

De rechter heeft Ocmira toegestaan zich in de hoofdzaak te voegen en heeft de beslissing over de proceskosten aangehouden tot in de hoofdzaak wordt beslist. De zaak is vervolgens op de rol gezet voor 13 juni 2018, waar gedaagde 1 en Ocmira een conclusie van repliek dienen in te dienen. Het vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 16 mei 2018
Behorend bij A.R. 715 van 2017 / AUA201700467
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in het incident tot voeging zijdens:
de naamloze vennootschapOCMIRA HOLDING N.V.,
te Aruba,
verzoekster in dit incident,
hierna te noemen: Ocmira,
gemachtigden: de advocaten mr. A.M.N. Thijsen en mr. C.P. Wever,
in de zaak van:
[Gedaagde 1],
te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak, gedaagde in dit incident,
hierna te noemen: [gedaagde 1],
gemachtigden: de advocaten mr. I.R. Wever en mr. A.A. Ruiz,
tegen:
naamloze vennootschapWESLEY DEVELOPMENT CORPORATION N.V.,
te Aruba,
gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in dit incident,
hierna te noemen: [Wesley],
gemachtigden: de advocaten mr. G.B. Wever en mr. D.W. Ormel.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de incidentele conclusie tot voeging;
- de conclusie van antwoord in het incident zijdens Wesley.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis in het incident.

2. HET VERZOEK EN HET VERWEER

2.1
Ocmira vordert dat haar wordt toegestaan zich in de hoofdzaak te voegen aan de zijde van [gedaagde 1], omdat zij belang heeft bij die procedure.
2.2
Wesley heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het gerecht.

3.DE BEOORDELING

3.1
Ingevolge artikel 214 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is een ieder die belang heeft bij een rechtsgeding, hangende tussen andere partijen, bevoegd om zich daarin te voegen.
3.2
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad (onder meer HR 14 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC6692, NJ 2008/168 en HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5241, NJ 2014/58) is het voor het aannemen van een belang in vorenbedoelde zin voldoende dat de partij die voeging vordert nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde de derde zich voegt.
3.3
Ter onderbouwing van haar stelling dat zij belang heeft bij de procedure in de hoofdzaak, heeft eiser het volgende aangevoerd. In de hoofdzaak vordert [gedaagde 1], samengevat, Wesley te veroordelen appartement nummer 3 van het appartementencomplex “
[…]”aan hem te leveren. Aan die vordering legt [gedaagde 1] ten grondslag dat dat appartement door Wesley aan Ocmira is verkocht en dat Ocmira voorts de vordering uit hoofde van de desbetreffende koopovereenkomst aan hem heeft gecedeerd. Wesley heeft betwist gehouden te zijn tot levering van het appartement aan [gedaagde 1], omdat volgens haar, samengevat, voormelde overeenkomst tussen Wesley en Ocmira is ontbonden, zodat voormelde overeenkomst van cessie niet rechtsgeldig tot stand is gekomen. De gevolgen van een voor [gedaagde 1] ongunstige uitkomst van de procedure, waarbij de geldigheid van de ontbinding van de koopovereenkomst en de ongeldigheid van de cessie in rechte vast komen te staan, kunnen voor haar nadelig zijn, aldus Ocmira .
3.4
Gelet op het aldus aangevoerde en in aanmerking genomen voormelde door de Hoge Raad gegeven ruime uitleg van het belangvereiste, zal het gerecht de vordering toestaan.
3.5
Het gerecht hecht eraan Ocmira erop te wijzen dat zij het geding aantreft in de stand waarin het zich bevindt, zoals uit de hieronder staande rolverwijzing in het dictum volgt.
3.6
De beslissing over de proceskosten van dit incident wordt aangehouden tot in de hoofdzaak wordt beslist.

4.DE UITSPRAAK:

De rechter in dit gerecht:
in het incident:
staat Ocmira toe zich in de hoofdzaak te voegen aan de zijde van [gedaagde 1];
houdt de beslissing over de proceskosten van dit incident aan tot in de hoofdzaak wordt beslist;
in de hoofdzaak:
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 13 juni 2018 voor het nemen van een conclusie van repliek door [gedaagde 1] en door Ocmira ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 mei 2018 in aanwezigheid van de griffier.