ECLI:NL:OGEAA:2018:448

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 juli 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
320 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling tot taakstraf in mishandelingszaak

In de zaak tegen de verdachte, die op 2 mei 2018 te Aruba twee mishandelingen ten laste was gelegd, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 juli 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de eerste beschuldiging van mishandeling van slachtoffer 1, omdat het bewijs hiervoor onvoldoende was. De rechtbank oordeelde dat de aangifte niet voldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen, en getuigenverklaringen wezen naar de zoon van de verdachte als de dader. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan de tweede beschuldiging, waarbij hij slachtoffer 2 in zijn arm had gebeten. De rechtbank baseerde deze beslissing op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen die tijdens de zitting waren gepresenteerd.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk en een taakstraf van 80 uur geëist, met vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet schuldig was aan de mishandeling van slachtoffer 1 en dat de omstandigheden van de zaak in zijn voordeel moesten worden meegewogen. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de verdachte een taakstraf van 40 uur moest ondergaan, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis als deze niet werd uitgevoerd. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten, wat bijdroeg aan de beslissing om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van getuigenverklaringen in de beoordeling van de feiten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in de [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.F.K.J. Lejuez.
De officier van justitie, mr. T. Akkermans, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tevens is gevorderd om aan verdachte een taakstraf op te leggen, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uur, voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, te vervangen door 40 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
1.
hij op 2 mei 2018 te Aruba [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem een of meermalen tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk van linkerarm en/of –hand, ten gevolge heeft gehad;
[Sr art. 2:273]
2.
hij op 2 mei 2018 te Aruba [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem een of meermalen in zijn arm te bijten;
[Sr art. 2:273]

3.Voorvragen

Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

A.
Vrijspraak ten aanzien van feit 1
Het gerecht acht, anders dan de officier van justitie, op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zodat de verdachte van dit feit behoort te worden vrijgesproken. Het gerecht overweegt hiertoe dat de aangifte in onvoldoende mate ondersteuning vindt in het dossier. Getuigen [slachtoffer 1] en [getuige 1] kwamen pas na de vechtpartij ter plaatse, terwijl getuige [getuige 2], die de vechtpartij heeft waargenomen, heeft verklaard dat zij alleen de [zoon van de verdachte] de aangever heeft zien slaan.
B. Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het
onder 2tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht dat:
hij op 2 mei 2018 te Aruba [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem
een of meermalenin zijn arm te bijten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de telastlegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als ‘bijlage’, betreft het bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Divisie Algemene Recherche Oranjestad, met administratienummer [administratienummer], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 30 mei 2018 gesloten en ondertekend door [verbalisant 1], brigadier bij voormeld korps.
Bijlage 01
1. Een proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 5 mei 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], respectievelijk brigadrier en agent eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, ingedeeld bij de Divisie Algemene Recherche, District-1, voor zover inhoudende, als
aangifte van [slachtoffer 2] met als bijlage een rapport van het Dr. Horacio E. Oduber Hospitaal d.d. 2 mei 2018, -zakelijk weergegeven:
Ik werk als security coördinator bij [naam bedrijf]. Afgelopen woensdag 2 mei 2018 werd ik door een andere beveiliger genaamd [naam beveiliger] bij de parkeerplaats van de voormalige [vestigingsplaats] geroepen. [naam beveiliger] vertelde mij dat hij net problemen had gekregen met twee Amerikaanse personen. De zoon van de man was op dat moment niet meer ter plaatse. Ik heb de man aangesproken en vertelde hem dat hij weet dat hij een toegangsontzegging heeft om op de parkeerplaats te parkeren. Toen ik de man dit had uitgelegd, kwam hij op mij af. De man begon agressiever te worden. Om meer problemen te voorkomen, besloot ik de man op een passieve manier naar de grond te brengen. Toen ik zijn linkerhand trachtte te grijpen beet de man mij vlak bij mijn pols. Door zijn mishandeling heb ik veel pijn opgelopen.
Bijlage:
Betreffende: [slachtoffer 2].
Huidige klachten: bijtwond bij pols li
Bijlage 02
2. Een proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 7 mei 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], respectievelijke agent in opleiding en brigadrier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, ingedeeld bij de Divisie Algemene Recherche, voor zover inhoudende, als
aangifte van [getuige 3]-zakelijk weergegeven:
Ik werk als bewaker. Een van mijn taken als bewaker is om de parkeerplaats die gelegen is aan de L.G. Smith Boulevard ten westen van het voormalige [vestigingsplaats] gebouw te beheren. Op 2 mei 2018 had ik dienst. Een auto reed de parkeerplaats op. Ik zag dat het dezelfde mannen waren, te weten vader en zoon waarmee ik afgelopen week problemen had gekregen. Er ontstond een vechtpartij. Mijn supervisor, genaamd [slachtoffer 2] kwam ter plaatse. Ik zag hoe de vader mijn supervisor opzettelijk aan zijn linker arm beet.
Bijlage 18
3. Een proces-verbaal van verhoor [verdachte], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 30 mei 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 1], brigadrier bij het Korps Politie Aruba, ingedeeld bij de Divisie Algemene Recherche, voor zover inhoudende, als
verhoor van [verdachte],zakelijk weergegeven:
Op 2 mei 2018 reden mijn zoon en ik de parkeerplaats van [naam bedrijf] op. Ik parkeerde mijn auto op een parkeerplaats. Er kwam een man aanlopen. Hij vertelde mij dat hij de manager van [naam bedrijf] was.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 2:273 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door een bewaker aan zijn arm te bijten. Door aldus te handelen heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem pijn toegebracht.
Het Gerecht heeft acht geslagen op de justitiële documentatie betreffende de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het Gerecht acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. De omstandigheid dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit strafrechtelijk is veroordeeld geeft aanleiding een deel van de taakstraf voorwaardelijk op te leggen. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:45, 1:46 en 1:62 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit zoals in rubriek 4A omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis;
beveelt dat een gedeelte van deze taakstraf, groot
26 (zesentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
13 (dertien) dagenhechtenis
, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
2 (twee) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf naar de maatstaf van twee (2) uren per in voorarrest doorgebrachte dag in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M Schoemaker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 19 juli 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.