ECLI:NL:OGEAA:2018:462

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 juli 2018
Publicatiedatum
7 augustus 2018
Zaaknummer
K.G. no. AUA201801383
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontruiming in kort geding tussen curator en gedaagde

In deze zaak, die op 18 juli 2018 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, heeft de curator, in zijn hoedanigheid als curator over de onder curatele gestelde [curandus], een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] met het verzoek om ontruiming van een appartement in Aruba. De curator vorderde dat [gedaagde] het appartement zou ontruimen en verlaten, met de mogelijkheid om bij gebreke van ontruiming de sterke arm van politie en/of justitie in te schakelen. Tevens werd een dwangsom van Afl. 1.500,-- per dag gevorderd voor het niet opvolgen van het ontruimingsbevel.

Tijdens de zitting op 7 juni 2018 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de curator stelde dat [gedaagde] zonder recht of titel het appartement bewoonde. [gedaagde] voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vorderingen van de curator. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er een afspraak was tussen [curandus] en [gedaagde] die het mogelijk maakte dat [gedaagde] het appartement mocht bewonen zonder huur te betalen, mits hij het appartement zou renoveren. De curator kon niet aantonen dat deze overeenkomst was ontbonden.

Het Gerecht oordeelde dat de curator niet kon bewijzen dat [gedaagde] zonder recht of titel in het appartement verbleef. Daarom werd de vordering tot ontruiming afgewezen. De belangenafweging tussen de partijen leidde tot de conclusie dat de belangen van [gedaagde] zwaarder wogen dan die van de curator. De curator werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

Vonnis van 18 juli 2018
Behorend bij K.G. no. AUA201801383
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in kort geding van:
[curator],
in zijn hoedanigheid als curator over de onder curatele gestelde
[curandus],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [curator] q.q.,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. de Sousa Croes,
tegen:
[gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. Chris Lejuez.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van donderdag 7 juni 2018.
1.2 [
curator] q.q. is net als [gedaagde] ter zitting verschenen samen met zijn gemachtigde. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - beiden mede aan de hand van door hen overgelegde pleitnota’s, voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2 [
curandus] voornoemd (hierna: [curandus]) is de tante van [gedaagde], en [curator] is de volle neef van en de curator over de bij beschikking van dit Gerecht van 9 januari 2018 (in de zaak E.J. 1660 van 2017) onder curatele gestelde [curandus].
2.3 [
curandus] is eigenaresse van onder meer het in Aruba te [adres] gelegen appartement (hierna: het appartement).
2.4 [
gedaagde] woont met zijn gezin in het appartement.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
curator] q.q. vordert dat het Gerecht - zo het begrijpt - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. [gedaagde] beveelt het appartement te ontruimen en te verlaten, met medeneming van alle zich daarin van zijnentwege bevindende personen en goederen, en met overgave van de sleutels daarvan ter vrije beschikking van [curator] q.q. te stellen, met machtiging van hem om bij gebreke van de bevolen ontruiming die ontruiming - desnoods met behulp van de sterke arm van politie en/of justitie - zelf te bewerkstelligen;
b. bepaalt dat [gedaagde] ten behoeve van [curator] q.q. een dwangsom verbeurt van
Afl. 1.500,--, of een door het Gerecht te bepalen ander bedrag, voor iedere dag of deel daarvan dat [gedaagde] het ontruimingsbevel niet opvolgt;
c. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
3.2 [
gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [curator] q.q. verzochte, kosten rechtens.
3.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ingevolge het eerste lid van artikel 1:386 BW in verbinding en samenhang gelezen met het eerste lid van artikel 1:349 BW is een curator die zonder machtiging van het Gerecht voor de onder curatele gestelde in rechte optreedt, niet-ontvankelijk. Indien die machtiging niet vóór de aanvang van het geding in eerste aanleg is verleend, kan de machtiging ook tijdens het geding worden verleend (zie HR NJ 1985, 32 en NJ 1988, 279). Gebleken is dat bedoelde machtiging vóór de aanvang van de onderhavige procedure is verzocht noch verkregen. Nadat het Gerecht met gebruikmaking van zijn in artikel 118 Rv neergelegde bevoegdheid [curator] op dit één en ander had gewezen, heeft [curator] q.q. - zo heeft het Gerecht begrepen - ter zitting alsnog om bedoelde machtiging verzocht. Voor zover die machtiging ter zitting niet aanstonds door het Gerecht is verleend aan [curator] q.q., wordt die bij deze alsnog verleend. Aldus is [curator] q.q. ontvankelijk in zijn vorderingen, nu het Gerecht geen grond ziet om op dit onderdeel anders te oordelen.
4.2
Het spoedeisend belang van [curator] q.q. bij zijn vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen. Het verweer van [gedaagde] op dit punt wordt verworpen.
4.3 [
curator] onderbouwt zijn ontruimingsvordering in de kern met de stelling dat [gedaagde] zonder recht of titel het appartement bewoont. Het Gerecht volgt [curator] niet in de door [gedaagde] gemotiveerd bestreden stelling, en wel om het volgende.
4.4
Ter zitting heeft [curator] q.q. verklaard dat [gedaagde] krachtens een daartoe tussen [curandus] en [gedaagde] op enig in het verleden gelegen moment gemaakte afspraak het appartement mocht bewonen. Die afspraak hield naar eigen zeggen van [curator] q.q. in dat [gedaagde] het appartement mocht bewonen (zonder betaling van huur of enige andere vergoeding) onder de op [gedaagde] rustende verplichting om het appartement op te knappen (te renoveren). Zodra [gedaagde] die werkzaamheden had afgerond, zou hij vertrekken uit het appartement, aldus [curator] q.q.. Verder heeft [curator] in dit verband verklaard dat bedoelde door [gedaagde] te verrichten werkzaamheden niet zijn afgerond, en dat [gedaagde] thans geen renovatiewerkzaamheden meer verricht. [curator] heeft tot slot nog verklaard dat er geen termijn was afgesproken tussen [curandus] en [gedaagde] waarbinnen de renovatiewerkzaamheden afgerond moesten zijn.
4.5
In het licht van voormelde eigen verklaringen van [curator] q.q. is gesteld noch gebleken dat de hiervoor omschreven tussen [curandus] en [gedaagde] op enig in het verleden gesloten overeenkomst op enig moment in of buiten rechte is ontbonden, waartoe bij de door [curator] q.q gestelde stand van zaken overigens verzuim aan de zijde van [gedaagde] een vereiste is. Niet gezegd kan daarom worden naar het voorlopig oordeel van het Gerecht dat [gedaagde] zonder recht of titel in het appartement woont.
4.6
Vorenstaande brengt mee dat in een bodemprocedure niet te verwachten valt dat de vorderingen van [curator] q.q. zullen worden toegewezen. De thans door [curator] q.q. verzochte voorziening zal daarom worden afgewezen.
4.7
Afweging van de belangen van partijen maakt al het vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van [curator] q.q. bij toewijzing van zijn vorderingen ten opzichte van de belangen van [gedaagde] bij afwijzing daarvan.
4.8 [
curator] q.q. zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-wijst af het door [curator] q.q. verzochte;
-veroordeelt [curator] q.q. in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 18 juli 2018.