ECLI:NL:OGEAA:2019:244

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 april 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
604 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op politieagent met auto

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte veroordeeld voor poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 september 2018, waarbij de verdachte met hoge snelheid op of in de richting van een politieagent reed. De politieagent kon op het laatste moment opzij springen om niet aangereden te worden. De verdachte is tijdens de rechtszitting bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. H.U. Thielman, terwijl de officier van justitie, mr. W. Bos, een gevangenisstraf van 24 maanden eiste. De verdachte werd beschuldigd van twee feiten, waarbij het eerste feit betrekking had op de poging tot doodslag en het tweede feit op bedreiging van politieagenten. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte werd vrijgesproken van het tweede feit, maar het Gerecht achtte het eerste feit wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft verklaard dat hij niet opzettelijk de politieagent wilde raken, maar het Gerecht oordeelde dat zijn gedrag een aanmerkelijke kans op de dood van de agent met zich meebracht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en het in beslag genomen voertuig is verbeurd verklaard.

Uitspraak

Parketnummer: P-2018/09235

Zaaknummer: 604 van 2018
Uitspraak: 12 april 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in Aruba, [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2019. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. H.U. Thielman, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. W. Bos, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd. Zijn vordering behelst voorts de verbeurdverklaring van het in beslag genomen voertuig.
De raadsvrouw heeft het woord tot verdediging gevoerd aan de hand van de door haar aan het Gerecht en openbaar ministerie overgelegde pleitaantekeningen waarin zij bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

Feit 1

hij op of omstreeks 7 september 2018 te Aruba,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen,
althans eenmaal met een door hem, verdachte, bestuurde auto (met hoge snelheid) naar/op, althans in de richting van die [slachtoffer 1] (af) gereden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 2:259 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op of omstreeks 7 september 2018 te Aruba,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal met een door hem, verdachte, bestuurde auto (met hoge snelheid) naar/op, althans in de richting van die [slachtoffer 1] (af)gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 2:275 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair
hij op of omstreeks 7 september 2018 te Aruba, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931,
immers is hij, verdachte, toen en aldaar meermalen, althans eenmaal met een door hem, verdachte, bestuurde auto met hoge snelheid naar/op, althans in de richting van die [slachtoffer 1] (af)gereden;
artikel 2:255 Wetboek van Strafrecht

Feit 2

Hij op of omstreeks 5 september 2018 te Aruba, D.G. Eduards en/of R.R. Rasmijn en/of S.A. Curiel en/of L.E. Carlo Duarte, brigadiers (eerste klasse) bij het Korps Politie Aruba, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931,
Immers heeft hij, verdachte, de volgende woorden toegevoegd: “Boso ta hode” en/of “Boso ta kere minsa ken boso ta” en/of “Mi tey caba cu bosonan” althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van feit 2
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is het Gerecht van oordeel dat niet wettig bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dit feit.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
Hij op
of omstreeks7 september 2018 te Aruba,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet
meermalen,
althans eenmaalmet een door hem, verdachte, bestuurde auto (met hoge snelheid)
naar/op, althans in de richting van die [slachtoffer 1] (af)
isgereden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde zal
worden vrijgesproken, omdat het strafdossier geen overtuigend bewijs bevat.
De verdachte heeft verklaard dat hij met een vriend, getuige [getuige 1], aan het racen was op de weg en daardoor de zich op de weg bevindende politieauto en de auto van zijn broer, die beiden midden op een verkeersplateau stonden, pas heel laat heeft gezien. De verdachte heeft verklaard dat hij probeerde te remmen, maar niet tijdig kon stoppen en daarom besloot om langs de weg naast het verkeersplateau te gaan. Hij heeft verbalisant [slachtoffer 1] niet gezien toen hij uitweek. Volgens de verdachte was het donker en stonden de zwaailichten van de politieauto niet aan.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Het Gerecht acht de hiervoor weergegeven verklaring van de verdachte niet geloofwaardig. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte met hoge snelheid en zonder zijn snelheid te minderen op dan wel in de richting van verbalisant [slachtoffer 1], die eerst op de weg voor de stilstaande auto’s stond en daarna opzij was gegaan, (af) is gereden. Dat de verdachte verbalisant [slachtoffer 1] en de auto’s die zich op de weg bevonden (de politiewagen en de auto van de broer van de verdachte) niet op tijd heeft gezien acht het gerecht ongeloofwaardig. Verbalisant [slachtoffer 1] heeft op ambtseed verklaard dat hij de zwaailichten van de politiewagen bij het uitstappen aan liet staan, dat de verdachte met hoge snelheid in zijn auto aan kwam rijden, dat verbalisant [slachtoffer 1] meteen door middel van zijn zaklantaarn, handgebaren en de op de politieauto bevestigde zwaailichten een duidelijk stopteken aan de verdachte had gegeven, maar dat de verdachte desondanks de verbalisant (en de zich op de weg bevindende andere aanwezigen en de auto’s) met hoge snelheid van ongeveer 60 a 70 km per uur bleef naderen. Verbalisant [slachtoffer 1] heeft voorts verklaard dat hij aan het geluid van de motor kon horen dat de verdachte gas bleef geven, dat de verbalisant opzij is gegaan en door hard te schreeuwen en met gebaren met zijn zaklantaarn duidelijk een stopteken aan de verdachte heeft gegeven, maar dat de verdachte desondanks in zijn richting had gestuurd. Een andere aanwezige verbalisant, verbalisant [slachtoffer 2], heeft eveneens verklaard dat hij vanuit de politiewagen, waarin hij op dat moment zat, heeft gezien dat de verdachte zijn auto in de richting van verbalisant [slachtoffer 1] had gestuurd. De verdachte heeft zelf verklaard dat de verbalisant een zaklamp aan had, hetgeen de verklaring van verbalisant [slachtoffer 1] dat hij met deze zaklamp een stopteken heeft gegeven ondersteunt. Voorts heeft getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris verklaard dat hij zag dat de zwaailichten van de politiewagen aan waren en dat hij de politie hoorde schreeuwen “stop”. Bovendien heeft hij ontkend dat hij met de verdachte aan het racen was. Ook de eveneens op verzoek van de verdediging gehoorde getuige [getuige 2], de ex-vriendin van de broer van de verdachte die samen met deze broer in de auto zat ten tijde van het incident, heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de zwaailichten van de politiewagen de gehele tijd aan waren. Het gerecht heeft geen reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van deze verklaringen voor zover die voor het bewijs zijn gebezigd. Daarbij komt dat verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op ambtseed hebben verklaard. Het gerecht hecht dan ook geen geloof aan de verklaring van de verdachte en de verklaring van zijn broer voor zover die heeft verklaard dat de zwaailichten van de politiewagen uit waren toen de verbalisanten uit de auto stapten. Deze broer heeft wel verklaard dat de zwaailichten aan waren voordat hij werd ingehaald door de politie. De broer van de verdachte kan niet als een onafhankelijke getuige gezien worden, terwijl het ook niet aannemelijk is dat de verbalisant de zwaailichten van de politiewagen, die midden op de weg bleef staan, bij het uitstappen heeft uitgedaan.
De raadsvrouw heeft in haar pleidooi voorts aangevoerd dat het strafdossier onvolledig zou zijn omdat er geen rapport van het Bureau Forensisch Technisch Onderzoeken (BFTO) in zit. Dat BFTO ter plekke sporenonderzoek heeft gedaan en daarna een rapport heeft opgesteld is evenwel niet aannemelijk geworden, zodat het gerecht aan dit verweer voorbij gaat.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de betreffende verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging deze aanmerkelijke kans in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de aanmerkelijke kans afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal moeten gaan om kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Voor de vaststelling dat de betreffende verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
Door met hoge snelheid en zonder af te remmen op dan wel in de richting van verbalisant [slachtoffer 1] (af) te rijden heeft de verdachte de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat verbalisant [slachtoffer 1] zou komen te overlijden. Deze gedraging van de verdachte moet naar haar uiterlijke verschijningsvorm voorts worden aangemerkt als zo zeer gericht op het doden van die persoon dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg willens en wetens heeft aanvaard. Het Gerecht acht derhalve bewezen dat verdachtes opzet, op zijn minst, voorwaardelijk was gericht op het doden van deze persoon.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Primair: Poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 2:259 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van een politieagent door met zijn auto met hoge snelheid op of in de richting van deze politieagent (af) te rijden. De politieagent kon nog net op tijd voorkomen dat hij werd aangereden door opzij te springen. Door aldus te handelen heeft verdachte het leven dan de politieagent ernstig in gevaar gebracht. Slachtoffers van dergelijke misdrijven lijden vaak langdurig onder de psychische gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis. Het feit heeft zich bovendien op de openbare weg voorgedaan. Door zijn gedrag heeft de verdachte blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van deze politieagent.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht heeft kennis genomen van uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 20 november 2018 betreffende de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte in 2017 strafrechtelijk werd veroordeeld wegens overtreding van een bij of krachtens de Vuurwapenverordening gesteld verbod en nog in de proeftijd van die veroordeling liep ten tijde van het plegen van het onderhavige feit. Het Gerecht houdt hier in het nadeel van de verdachte rekening mee.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te noemen onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
De in beslag genomen auto is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu de auto aan de verdachte toebehoort en met behulp van dit voertuig het onder 1 primair bewezen verklaarde is begaan. Het Gerecht zal daarom zoals door de officier van justitie gevorderd de verbeurdverklaring gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:55, 1:62, 1:67 en 1:68, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen verklaard, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
vierentwintig (24) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurd het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voertuig.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Schoemaker, bijgestaan door mw. L.H. Hoogenbergen, (zittingsgriffier), en op 12 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
Arubaanse strafzaak. Verdachte veroordeeld voor poging doodslag door met zijn auto met hoge snelheid op of in de richting van een politieagent te rijden en met geluk deze politieagent net op tijd aan de zijde kon springen om niet aangereden te worden. Straf: gevangenisstraf van 24 maanden.