ECLI:NL:OGEAA:2019:448

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 juli 2019
Publicatiedatum
29 juli 2019
Zaaknummer
AUA201802497
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbindingsverzoek afgewezen wegens gebrek aan dringende reden en verandering in omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 17 juli 2019 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van een commanditaire vennootschap, hierna te noemen [verzoekster], tegen een werknemer, hierna te noemen [verweerder]. [Verweerder] was op 16 januari 2018 in dienst getreden bij [verzoekster] en werd op 15 april 2019 arbeidsongeschikt verklaard. Op 23 mei 2019 werd hij door het gerecht veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid, wat leidde tot een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf. Op 27 mei 2019 ontsloeg [verzoekster] [verweerder] op staande voet, stellende dat zijn veroordeling een dringende reden vormde voor het ontslag.

[Verweerder] betwistte het ontslag en stelde dat de feiten zich in de privésfeer hadden afgespeeld, voordat hij in dienst trad bij [verzoekster]. Hij voerde aan dat de vertrouwensrelatie niet onherstelbaar beschadigd was en dat hij zijn werkzaamheden naar tevredenheid had verricht. Het gerecht oordeelde dat niet iedere veroordeling tot een strafbaar feit automatisch een dringende reden oplevert voor ontslag. De omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de veroordeling plaatsvond voordat [verweerder] in dienst trad, en het feit dat zijn werkzaamheden niet in direct contact met minderjarigen waren, leidden tot de conclusie dat er geen dringende reden was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Het gerecht concludeerde dat er geen gewichtige redenen waren voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en wees het verzoek van [verzoekster] af. Tevens werd [verzoekster] veroordeeld in de proceskosten van [verweerder].

Uitspraak

Beschikking van 17 juli 2019
Behorend bij E.J. nr. AUA201802497.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de commanditaire vennootschap
[…] h.o.d.n. [VERZOEKSTER],
te Aruba,
verzoekster, hierna te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. R.T.J.M. Oomen,
tegen:
[Verweerder],
te Aruba,
verweerder, hierna te noemen: [verweerder],
gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Emerencia.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de pleitnota’s van [verzoekster] en [verweerder];
- de behandeling ter zitting van 3 juli 2019, waar zijn verschenen [verzoekster],
vertegenwoordigd door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam directeur], directeur van haar afdeling Recurso Humano, en [verweerder], bijgestaan door zijn gemachtigde.
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
verweerder] is op 16 januari 2018 bij [verzoekster] in dienst getreden en is daar werkzaam geweest als
buspersontegen een salaris van Afl. 1.952,20 bruto per
quincena.
2.2
Met ingang van 15 april 2019 is [verweerder] door de Sociale Verzekeringsbank arbeidsongeschikt verklaard.
2.3
Bij vonnis van dit gerecht van 23 mei 2019 is [verweerder] voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd, veroordeeld tot 120 uur taakstraf en twee maanden voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaar. Het betrof een minderjarige.
2.4
Op 27 mei 2019 is [verweerder] door [verzoekster] op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief van die datum staat, voor zover hier van belang:
“(…)
Dia 23 di mei 2019, nos por a tuma nota den differente medio di comunicacion ku bo persona a wordo sentencia door di Corte di Promer Instancia di Aruba pa a comete actonan inmoral cu un mucha menor di edad. Bo portret a wordo poni riba differente plataforma social manera e.o. facebook. Despues di a tuma contacto cu bo persona riba dia 24 di mei 2019, bo la laga sa ku awe, dia 27 mei 2019 bo lo pasa cu bo abogado.Awe bo a bin cu bo abogado mr. Diana Emerencia y a confirma cu enberdad ta abo ta e persona cu a wordo sentencia pa corte di Prome Instancia di Aruba pa comete actonan manera discribi ariba.[verzoekster] ta condena e tipo di comportacionan aki enfaticamente, cu ta bai contra di e nomra i balornan di nos compania y cu ta forma un peliger pa e jiunan di nos guestnan. Mirando co den bo posicion komo “Busperson” bo ta bin den contacto directo ku guestnan di hotel i nan jiunan menor di edad, nos no por tuma e risico pa lagabo sigi eherce bo trabou y nos a disidi cu bo relacion laboral cu […], hacienda negoshi bou di e number di [verzoekster] (“[verzoekster]”), mester wordo termina inmediatamente pa motibu urgente manera menciona den articulo 1615p di e Codigo Civil di Aruba.E hecho cu bo a wordo sentencia pa comete actonan inmoral cu un mucha menor di edad y cu den bo posicion como “busperson” bo tin contacto directo ku muchanan menor di edad, ta motibo urgente pa termina e relacion laboral cu bo persona inmediatamente, awe dia 27 di mei 2018. (…)”
2.5 [
verweerder] heeft te kennen gegeven niet te berusten in het ontslag op staande voet en bereid zich voor op het aanhangig maken van een procedure in dit verband.

3.HET VERZOEK

3.1 [
verzoekster] verzoekt het gerecht de arbeidsovereenkomst tussen partijen, voor zover deze nog mocht blijken te bestaan, zo spoedig mogelijk te ontbinden op grond van gewichtige redenen, primair bestaande uit een dringende reden, subsidiair wegens veranderingen in de omstandigheden, met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
3.2
Aan dat verzoek legt [verzoekster] ten grondslag dat [verweerder] strafrechtelijk veroordeeld is voor ontucht met een minderjarige, dat hierover berichten zijn verschenen in verschillende sociale media, dat de feiten waarvoor [verweerder] is veroordeeld in strijd zijn met de door [verzoekster] uitgedragen normen en waarden, en dat niet het risico kan worden genomen om [verweerder] nog langer in dienst te houden, nu hij bij zijn werkzaamheden als
buspersonin contact komt met hotelgasten en hun kinderen. Verder is de vertrouwensrelatie tussen [verzoekster] en [verweerder] onherstelbaar beschadigd, nu [verweerder] [verzoekster] niet tijdig op de hoogte heeft gebracht van de strafrechtelijke procedure, aldus [verzoekster].
3.3 [
verweerder] heeft betwist dat zich gewichtige redenen voordoen. In dit verband heeft hij aangevoerd dat de feiten waarvoor hij is veroordeeld zich volledig hebben afgespeeld in de privésfeer, overigens voordat hij bij [verzoekster] in dienst was getreden, en dan ook geen verband hielden met zijn werkzaamheden. Hij heeft bovendien zijn werkzaamheden steeds naar tevredenheid van [verzoekster] verricht. Verder heeft hij [verzoekster] openheid van zaken gegeven, aldus [verweerder]. Voorts voert [verweerder] het verweer dat hij arbeidsongeschikt is en dat het opzegverbod tijdens ziekte verhindert dat de arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden.

4.DE BEOORDELING

4.1
Als meest verstrekkend verweer heeft [verweerder] een beroep gedaan op (de reflexwerking van) het opzegverbod tijdens ziekte. Niet in geschil is dat [verweerder] met ingang van 15 april 2019 arbeidsongeschikt is. Het ontbindingsverzoek van [verzoekster], gegrond op de strafrechtelijke veroordeling van [verweerder], houdt evenwel geen verband met de ziekte van [verweerder]. Gelet hierop staat de reflexwerking van het ontslagverbod tijdens ziekte de toewijzing van het ontbindingsverzoek niet in de weg.
4.2
Ingevolge artikel 7A:1615w, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de werkgever te allen tijde bevoegd zich wegens gewichtige redenen tot de rechter te wenden met het schriftelijk verzoek de arbeidsovereenkomst ontbonden te verklaren. Als gewichtige redenen worden ingevolge het tweede lid beschouwd omstandigheden welke een dringende reden als bedoeld in artikel 1615o, eerste lid, BW zouden hebben opgeleverd, alsook veranderingen in de omstandigheden welke van dien aard zijn, dat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Ingevolge artikel 7A:1615p, eerste lid, BW worden voor de werkgever als dringende redenen in vorenbedoelde zin beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen.
4.3
Ter beoordeling van het gerecht ligt dan ook de vraag voor of de door [verzoekster] gestelde daden, eigenschappen of gedragingen van [verweerder] een dringende reden oplevert, dan wel dat zich veranderingen in de omstandigheden hebben voorgedaan die van dien aard zijn dat niet van [verzoekster] kan worden verwacht de arbeidsovereenkomst voort te laten duren.
Dringende reden
4.4
Niet iedere veroordeling tot een strafbaar feit levert een dringende reden op. Per geval zal aan de hand van alle omstandigheden moeten worden bekeken of, mede gelet op de aard van de werkzaamheden, het delict, de veroordeling en de opgelegde straf, van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (vergelijk HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1821).
4.5
De omstandigheden van dit geval in aanmerking genomen, is het gerecht van oordeel dat [verweerder] geen dringende reden aan [verzoekster] heeft gegeven die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen. Het strafbaar feit waarvoor [verweerder] is veroordeeld heeft plaatsgevonden voordat [verweerder] in dienst is getreden bij [verzoekster]. Los hiervan stond dit feit ook overigens in geen enkel verband met zijn werkzaamheden bij [verzoekster], maar heeft zich geheel in de privésfeer voltrokken. Verder maakt de enkele omstandigheid dat zich onder de gasten van [verzoekster] ook gezinnen met kinderen bevinden, niet dat de aard van het delict zodanig is dat daaraan in dit geval doorslaggevende betekenis moet worden toegekend. Daartoe geven de aard van de werkzaamheden die [verweerder] als
buspersonverricht geen aanleiding. Als
buspersonondersteunt [verweerder] het bedienend personeel. De werkzaamheden van een
buspersonomvatten onder meer het dekken van de tafels voor het diner, het bedienen van de gasten gedurende het diner en het afruimen van de tafels. Het betreft dan ook geen voorbeeld- of vertrouwensfunctie, waarbij [verweerder] als zodanig in contact komt met minderjarigen. Daarbij heeft [verweerder] steeds naar tevredenheid gefunctioneerd, zodat er kennelijk geen negatieve invloed op zijn functioneren is geweest. Gesteld noch gebleken is verder dat [verweerder], gelet op de straf die hem is opgelegd, langdurig niet beschikbaar zou zijn om de werkzaamheden te verrichten.
Verandering van omstandigheden
4.6 [
verweerder] heeft onweersproken gesteld dat hij in juni 2017 ter zake van het feit waarvoor hij is veroordeeld een verklaring heeft afgelegd op het politiebureau en dat hij vervolgens is aangehouden noch in verzekering is gesteld. Eveneens onweersproken zijn de stellingen van [verweerder] dat hij pas geruime tijd later, op 18 mei 2019, de dagvaarding kreeg uitgereikt voor de zitting van 23 mei 2019, op welke datum ook het vonnis waarbij hij is veroordeeld is gewezen. Op diezelfde dag is [verzoekster], vanwege berichtgeving in diverse sociale media daarover, met de veroordeling van [verweerder] bekend geraakt. [verzoekster] heeft vervolgens contact opgenomen met [verweerder], die op dat moment arbeidsongeschikt was, waarna op 27 mei 2019, de eerstvolgende datum waarop zowel [verzoekster] en [verweerder] als hun gemachtigden beschikbaar waren, een gesprek tussen partijen heeft plaatsgevonden. Gedurende dat gesprek heeft [verweerder] openheid van zaken gegeven. Daarbij heeft [verweerder] de gedragingen tegenover de desbetreffende minderjarige erkend, die door het gerecht, anders dan door [verweerder] zelf, zijn aangemerkt als feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Onder deze omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat [verweerder] [verzoekster] niet tijdig dan wel onvolledig heeft ingelicht. Niet valt in te zien dat [verweerder] gehouden was om, voorafgaand aan zijn indiensttreding bij [verzoekster] in januari 2018, [verzoekster] te kennen te geven dat hij in juni 2017 op het politiebureau een verklaring heeft afgelegd ter zake van de feiten waarvoor hij uiteindelijk op 23 mei 2019 is veroordeeld, nu op dat moment voor hem geen aanwijzingen bestonden dat hij ter zake strafrechtelijk zou worden vervolgd. Verder heeft [verzoekster] niet onderbouwd gesteld dat bij terugkeer van [verweerder] op de werkvloer onrust kan worden verwacht of dat collega’s van [verweerder] te kennen hebben gegeven niet meer met hem samen te willen werken. Daar komt nog bij dat op [verzoekster], als goed werkgever, de plicht rust om al het mogelijke te doen om onrust binnen het bedrijf te voorkomen.
Gelet hierop, levert de door [verzoekster] gestelde vertrouwensbreuk geen verandering in de omstandigheden op die van dien aard is dat niet van [verzoekster] kan worden verwacht de arbeidsovereenkomst voort te laten duren.
Conclusie
4.7
De hiervoor onder 4.3 weergegeven vragen zijn onder 4.5 en 4.6 ontkennend beantwoord. De conclusie is dan ook dat geen sprake is van gewichtige redenen. Dat brengt met zich dat het verzoek zal worden afgewezen.
4.8 [
verzoekster] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, op na te melden wijze worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
5.DE BESLISSING
Het gerecht:
- wijst het verzoek af;
- veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder] tot op heden begroot op Afl. 2.500,- ( 2 punten tarief 5) aan gemachtigdensalaris,
- verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.