ECLI:NL:OGEAA:2019:59

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
4 februari 2019
Zaaknummer
AUA201800575
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie na echtscheiding met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 januari 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie. De verzoekster, de vrouw, heeft verzocht om een verhoging van de maandelijkse bijdrage van de man voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Partijen zijn op 10 december 2004 in Aruba getrouwd en hebben twee minderjarigen, geboren in 2007 en 2008. Na hun echtscheiding in 2016 is er een echtscheidingsconvenant opgesteld waarin afspraken zijn gemaakt over de kinderalimentatie. De vrouw stelt dat zij niet voldoende draagkrachtig is om in de kosten van de minderjarigen te voorzien, vooral omdat het appartement dat zij verhuurt niet altijd verhuurd is. De man voert verweer en stelt dat de vrouw overbedeeld is en dat de afspraken in het convenant niet gewijzigd hoeven te worden.

De rechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat hij zelfstandig de kinderalimentatie kan vaststellen, ongeacht de afspraken tussen de ouders. De behoefte van de minderjarigen is vastgesteld op Afl. 777,50 voor de oudste en Afl. 737,50 voor de jongste, terwijl de draagkracht van de man is berekend op Afl. 4.856,- per maand. Na het in aanmerking nemen van de kosten van levensonderhoud en andere lasten, is de man in staat geacht om een bijdrage van Afl. 360,- voor de oudste en Afl. 340,- voor de jongste te betalen. De ingangsdatum van de alimentatieverplichting is vastgesteld op 1 februari 2019. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 29 januari 2019
Zaaknummer EJ nr. AUA201800575
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[Verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. S.A. Kock,
tegen
[Verweerder],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna de man,
gemachtigde: de advocaat mr. C.J. Hart.
Belanghebbenden:
[minderjarige sub 1], geboren op [geboortedatum] 2007 in Aruba,
[minderjarige sub 2], geboren op [geboortedatum] 2008 in Aruba,
hierna: de minderjarigen.

1.DE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van dit gerecht van 27 november 2018;
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Partijen zijn op 10 december 2004 in Aruba getrouwd. Uit dit huwelijk zijn voornoemde minderjarigen geboren.
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 7 november 2016 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. In deze beschikking is opgenomen het door partijen gesloten en op 3 november 2016 ondertekend echtscheidingsconvenant. Blijkens dit convenant (hierna: het convenant) zijn partijen onder meer het volgende overeengekomen ten aanzien van kinderalimentatie:
Alimony will be covered by renting the apartment which is in the back of the house ([adres]). This rent will cover the basic expenses during the month: Living place/services, Kindercare and transport. Additional a fee of Afl. 300,- will be cover by [verweerder] for the alimentation. This amount is subject to change and revision if both parts agree.

3.HET VERZOEK

3.1
De vrouw verzoekt - na wijziging ter zitting - om met wijziging van het convenant te bepalen dat de man een maandelijkse bijdrage van Afl. 386,25 voor [minderjarige sub 1] en Afl. 368,75 voor [minderjarige sub 2] dient te voldoen als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
3.2
Daartoe wordt - samengevat - het volgende aangevoerd.
Zij is niet voldoende draagkrachtig om in alle kosten van de minderjarigen te voorzien. Zij kon het appartement niet altijd meteen verhuren na vertrek van een huurder. Tot vorige maand was het appartement nog verhuurd. Het appartement is nog niet weder verhuurd. Zij is bezig met het zoeken van een huurder. De afspraak in het convenant is overigens onredelijk, waarbij het appartement (dat aan haar toebehoort) als bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen wordt aangenomen, terwijl zij bij de toedeling van de echtelijke woning het deel van de man in de echtelijke woning reeds aan hem heeft uitbetaald.
3.3
De man voert verweer en voert - samengevat - het volgende aan.
Bij de toedeling van de echtelijke woning aan de vrouw is zij overbedeeld. Hij ging daarmee akkoord zodat zijn kinderen in hetzelfde huis konden blijven wonen waar ze zijn opgegroeid. Omdat hij zelf een nieuwe woning moest kopen en niet voldoende zou overhouden, hebben partijen afgesproken dat de huurpenningen uit het appartement als kinderalimentatie zouden dienen. In de periode dat het appartement niet verhuurd zou zijn, zou hij Afl. 300,- aan kinderalimentatie betalen. Er is geen enkele legitieme reden om op het convenant terug te komen. Dat het appartement thans niet wordt verhuurd c.q. moeilijk verhuurd kan worden wordt betwist. Het is een feit van algemene bekendheid dat appartementen in Aruba snel worden verhuurd, zeker voor het bedrag van Afl. 750,- per maand zoals dit appartement voorheen werd verhuurd. De vrouw dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar verzoek.
De behoefte van de minderjarigen is overigens aanzienlijk lager dan door de vrouw gesteld. Hij heeft ook geen draagdkracht om de verzochte kinderalimentatie te betalen.

4.DE VERDERE BEOORDELING

Kinderalimentatie

4.1
De rechter die op de voet van artikel 1:406 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) de kinderalimentatie vast stelt, oordeelt daaromtrent zelfstandig met inachtneming van de wettelijke maatstaven, zonder daarbij gebonden te zijn aan wat de ouders onderling hierover zijn overeengekomen (vgl. ECLI:NL:GHSGR:2012:BX0455 en ECLI:NL:GHSGR:2012:BX0457). Hetgeen echtgenoten met het oog op een nog tussen hen uit te spreken echtscheiding overeenkomen omtrent de uitkering ten behoeve van de kinderen betreft geen overeenkomst als bedoeld in artikel 1:401 BW. De rechter kan van een overeenkomst ter zake kinderalimentatie, zoals het onderhavig convenant, afwijken ook zonder dat voldaan is aan de voorwaarden die artikel 1:401 BW stelt, volgens welke voorwaarden van relevante gewijzigde omstandigheden of van een grove miskenning van de wettelijke maatstaven sprake dient te zijn.
4.2
Gelet hierop kan in het midden blijven hoe de afspraken van partijen ter zake van de kinderalimentatie tot stand zijn gekomen en of een verzoek tot wijziging van de afspraken ontvankelijk is. Het gerecht zal zelfstandig met inachtneming van de wettelijke maatstaven beoordelen welk bedrag aan kinderalimentatie de man ten behoeve van de minderjarigen verschuldigd is.
4.3
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie is de behoefte van de minderjarigen en de draagkracht van zowel de vrouw en de man.
Behoefte van de minderjarigen
4.4
Bij het vaststellen van de behoefte van de minderjarigen hanteert het gerecht als richtsnoer dat deze voor kinderen in de leeftijd als die van partijen gemiddeld Afl. 450,- bedraagt. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarigen van die leeftijd rond dat bedrag liggen. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de minderjarige die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 450,- (zoals noodzakelijke kosten voor kinderopvang en hobby’s). In dit geval is gebleken van dergelijke uitgaven. Het gerecht zal rekening houden met de zijdens de moeder opgegeven kosten voor naschoolse opvang ad Afl. 287,50 per kind per maand en muziekschool ad Afl. 40,- per maand voor [minderjarige sub 1], nu de noodzaak van deze niet betwiste kosten voldoende aannemelijk is gemaakt. Gelet op het vorenstaande kan de behoefte van de minderjarige worden vastgesteld op Afl. 777,50 per maand voor [minderjarige sub 1] en Afl. 737,50 per maand voor [minderjarige sub 2], waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
Inkomen van de man
4.5
Blijkens de door de man overgelegde salarisslips bedraagt zijn netto salaris gemiddeld afgerond Afl. 3856,- (2 x Afl. 1.928,06) per maand. Voorts heeft de man inkomsten uit huur ad Afl. 1.000,- per maand. Zijn totaal gemiddeld netto inkomen bedraagt afgerond Afl. 4.856,- per maand.
Draagkracht van de man
4.6
Wat de lasten betreft houdt het gerecht rekening met een forfaitair bedrag van Afl. 1.400,- voor het eigen levensonderhoud, de aflossing van een hypotheeklening ad Afl. 1.437,- en de kosten terzake levensverzekering ad Afl. 276,-. De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 3.113,- per maand. De vader houdt maandelijks een bedrag over van afgerond Afl. 1.743,-.
Inkomen van de vrouw
4.7
Uit de door de moeder overgelegde loonstroken blijkt dat zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 4.465,-. Daarbij is buiten beschouwing gelaten de privekosten van de vrouw die ingehouden zijn op het salaris (Ecotech, Tropical Bottl. Co en eten/drinken die zij bij Balashi Beergarden op krediet koopt), nu zij in het normbedrag van Afl. 1.400,- zijn inbegrepen. De man heeft weliswaar aangevoerd dat de vrouw meer inkomsten heeft aan huur van een kamer in haar woning. Deze gemotiveerd betwiste (blote) stelling is echter niet aannemelijk geworden.
De vrouw heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat zij niet op korte termijn weer een huurder zou kunnen vinden voor haar appartement waarbij zij dan in ieder geval Afl. 750,- per maand aan extra huur inkomsten zou kunnen verdienen. Niet gebleken is dat de vrouw voldoende moeite heeft gedaan om aan een nieuwe huurder te komen. De vrouw moet nog steeds in staat worden geacht inkomsten uit huur te genereren. De verdiencapaciteit van de vrouw terzake het betreffende appartement wordt bepaald op Afl. 750,- (zoals het appartement voorheen werd verhuurd). Het gerecht zal, gelet op het vorenstaande, uitgaan van een totaal gemiddeld netto inkomen van Afl. 5.215,- per maand.
Draagkracht van de vrouw
4.8
Wat betreft de lasten houdt het gerecht rekening met een forfaitair bedrag van Afl. 1.400,- voor het eigen levensonderhoud en de aflossing van de hypotheeklening ad Afl. 1.765,-. De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vrouw bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 3.165,- per maand (waarbij overigens geen rekening is gehouden met het feit dat de autokosten door de werkgever van de vrouw worden gedragen). De vrouw houdt maandelijks een bedrag over van afgerond Afl. 2.050,-.
4.9
Gelet op de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen enerzijds en de draagkracht van de ouders anderzijds acht het gerecht een door de man te betalen bijdrage van Afl. 360,- voor [minderjarige sub 1] en Afl. 340,- voor [minderjarige sub 2] per maand in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De man wordt in staat geacht tot betaling van voornoemde bedragen als bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen, die aan die bijdrage behoefte hebben.
De ingangsdatum van de alimentatieverplichting zal worden bepaald op 1 februari 2019.
4.1
De proceskosten zullen worden gecompenseerd, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige sub 1], geboren op [geboortedatum] 2007 in Aruba, op een bedrag van Afl. 360,- en van [minderjarige sub 2], geboren op [geboortedatum] 2009 in Aruba, op een bedrag van Afl. 340,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen aan de vrouw vanaf 1 februari 2019,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 29 januari 2019 in aanwezigheid van de griffier.