ECLI:NL:OGEAA:2020:155

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 februari 2020
Publicatiedatum
4 mei 2020
Zaaknummer
AUA201902730
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing vergunning tot tijdelijk verblijf en ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak hebben appellanten bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, waarin de aanvraag van appellante sub 1 voor een vergunning tot tijdelijk verblijf werd afgewezen. Appellanten hebben op 15 augustus 2019 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, omdat er geen beslissing was genomen op hun bezwaar. Het Gerecht heeft vastgesteld dat appellanten tijdig in beroep zijn gekomen en dat het bestuursorgaan geen verweerschrift heeft ingediend. Dit gaf het Gerecht de mogelijkheid om onmiddellijk uitspraak te doen.

Het Gerecht overweegt dat het uitblijven van een beslissing op het bezwaar gelijkgesteld kan worden met een afwijzende beslissing. Aangezien deze beslissing niet gemotiveerd was, kon deze niet in stand blijven. Het Gerecht heeft ook vastgesteld dat appellante sub 2, die bezwaar had gemaakt tegen de beschikking, geen belanghebbende was, omdat zij niet namens appellante sub 1 handelde. Hierdoor had verweerder het bezwaar van appellante sub 2 niet-ontvankelijk moeten verklaren.

De rechter heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden fictieve afwijzende beslissing vernietigd, en bepaald dat verweerder binnen drie maanden een reële beslissing moet nemen op het bezwaar van appellante sub 1. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 300,-, en is het door appellanten gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan hen terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 3 februari 2020.

Uitspraak

Uitspraak van 3 februari 2020
Lar nr. AUA201902730
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

1.[appellante sub 1]

2. [appellante sub 2],
APPELLANTEN,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:
de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 19 maart 2019 waarbij verweerder de aanvraag van appellante sub 1 om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf heeft afgewezen.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar hebben appellanten op 15 augustus 2019 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Het gerecht overweegt dat appellanten tijdig in beroep zijn gekomen tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift.
2.2
Ingevolge artikel 32, onder c en onder e, van de Lar kan het gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien de beslissing waartegen het beroep is gericht, kennelijk niet in stand kan blijven, alsmede indien het bestuursorgaan binnen de gestelde termijn geen verweerschrift heeft ingediend.
2.3
Het Gerecht stelt vast dat ten tijde van het sluiten van het onderzoek nog geen reële beslissing op het bezwaar is genomen. Verweerder is daartoe wel verplicht. Ingevolge artikel 23, tweede lid, Lar wordt het uitblijven van een beslissing gelijkgesteld met een afwijzende beslissing. Nu deze afwijzende beslissing niet is gemotiveerd, kan deze niet in stand blijven.
2.4
Het gerecht ziet voorts aanleiding om op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien. Daartoe wordt als volgt overwogen. Volgens vaste rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (onder meer de uitspraak van 13 oktober 2008, ECLI:NL:OGHNAA:2008:BG0845) is bij de beschikking om een vergunning tot tijdelijk verblijf te weigeren slechts het belang van de desbetreffende vreemdeling rechtstreeks betrokken. Nu appellante sub 2 niet namens appellante sub 1, maar uit eigen naam tegen de beschikking van 19 maart 2019 bezwaar heeft gemaakt, is zij bij die beschikking geen belanghebbende, zodat verweerder het gemaakte bezwaar in zoverre niet ontvankelijk had dienen te verklaren.
2.5
Nu appellanten met recht in beroep zijn gekomen en zich bij gemachtigde hebben laten vertegenwoordigen, is aannemelijk geworden dat appellanten hiertoe noodzakelijke kosten hebben gemaakt. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding, begroot op een bedrag van Afl. 300,- aan gemachtigdesalaris.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden fictieve afwijzende beslissing op het bezwaar van appellanten;
  • verklaart het door appellante sub 2 tegen de beschikking van 19 maart 2019 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking;
  • bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante sub 1;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellanten voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 300,-;
  • gelast dat het door appellanten gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan hen wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. E. B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 3 februari 2020, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.