ECLI:NL:OGEAA:2020:198

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
AUA201900330
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst en geschil over kosten van water en elektriciteit tussen verhuurder en huurder

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, ging het om een geschil tussen de naamloze vennootschap Golden Property Management & Enterprises N.V., handelend onder de naam Platinum Property Management (hierna: Platinum), en een gedaagde huurder. De huurovereenkomst, gesloten op 23 februari 2018, betrof de huur van een woning in Aruba voor de periode van 24 maart 2018 tot en met 31 december 2018. Het geschil ontstond over de kosten van water en elektriciteit, die volgens de huurovereenkomst voor rekening van de huurder kwamen. Platinum vorderde betaling van openstaande rekeningen, terwijl de gedaagde huurder betwistte dat hij alle kosten had moeten betalen, en stelde dat er afspraken waren gemaakt over de hoogte van de kosten.

De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een tussenvonnis van 11 september 2019 en een mondeling vonnis van 7 november 2019. Het Gerecht oordeelde dat de bewijsopdracht die aan de gedaagde was gegeven niet doorslaggevend was voor de beoordeling van het geschil. Het Gerecht concludeerde dat de gedaagde niet meer dan $ 200,00 per maand hoefde te betalen voor water en elektriciteit, op basis van de afspraken die met de manager van Platinum waren gemaakt. De vordering van Platinum om het volledige gemeten verbruik te betalen werd afgewezen, en Platinum werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

In reconventie vorderde de gedaagde de opheffing van een beslag dat op zijn salaris was gelegd. Het Gerecht oordeelde dat het beslag van rechtswege verviel, nu de vordering in de hoofdzaak was afgewezen. Het vonnis werd uitgesproken op 13 mei 2020 door rechter J.J. Verhoeven.

Uitspraak

Vonnis van 13 mei 2020
Behorend bij AUA201900330
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
GOLDEN PROPERTY MANAGEMENT & ENTERPRISES N.V. h.o.d.n. Platinum Property Management,
te Aruba,
EISERES,
hierna ook te noemen: Platinum,
gemachtigde: de advocaat mr. M.G.A. Baiz,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. G.M. Sjiem Fat.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 11 september 2019 blijkt uit het tussenvonnis van die datum. Het verdere verloop blijkt uit:
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen d.d. 7 november 2019 tevens mondeling vonnis;
- de akte uitlating met producties d.d. 22 januari 2020 van Platinum;
- de akte uitlating met producties d.d. 22 januari 2020 van [gedaagde];
- de antwoordakte d.d. 19 februari 2020 van Platinum;
- de antwoordakte d.d. 19 februari 2020 van [gedaagde].
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Platinum en [gedaagde] hebben bij schriftelijke huurovereenkomst d.d. 23 februari 2018 een huurovereenkomst gesloten, op grond waarvan [gedaagde] de woning [woon adres] te Aruba heeft gehuurd voor de periode 24 maart 2018 tot en met 31 december 2018 (verzoekschrift, prod. 3).
2.2
In de Algemene Bepalingen, die onderdeel uitmaken van de huurovereenkomst, is in artikel 2 bepaald dat bij aanvang van de huur in tweevoud een inspectierapport zal worden opgemaakt, dat door beide partijen wordt ondertekend en waarvan ieder een exemplaar ontvangt.
2.3
In artikel 7 van de Algemene bepalingen is overeengekomen:
“De kosten van verbruik van water, gas, elektriciteit en andere energie, naast die der meters zijn voor rekening van de huurder tenzij anders overeengekomen.”
2.4
Platinum heeft [gedaagde] bij brief van 10 december 2018 gesommeerd tot betaling van de openstaande rekeningen betreffende het verbruik van water en elektriciteit. Die kosten bedroegen op dat moment volgens Platinum Afl. 10.537,75.
2.5
Achter de door [gedaagde] gehuurde woning ligt een afzonderlijke studio die door Platinum aan derden (telkens voor korte duur) werd verhuurd.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

In conventie
3.1
Platinum vordert dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [ gedaagde] veroordeelt tot betaling van de som van Afl. 15.968,31, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 december 2018, althans de datum van indiening van het verzoekschrift, tot de dag der algehele voldoening;
- iedere beslissing neemt die het gerecht geraden mocht achten;
- [ gedaagde] veroordeelt in de kosten van de procedure, die van het gelegde beslag daaronder begrepen.
3.2
Aan haar vordering legt Platinum het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft niet alle bij hem in rekening gebrachte kosten voor water en elektriciteit voldaan. Tevens heeft hij niet de in verband met de beëindiging van de huurovereenkomst toegezonden facturen voldaan ter zake van late-check-out-fee en ter zake van kosten van de wasserette.
3.3 [
gedaagde] voert hiertegen verweer. Op de grondslagen van de vordering en het daartegen gevoerde verweer zal hierna, bij de beoordeling van de vordering worden ingegaan.
In reconventie
3.4 [
gedaagde] heeft gevorderd het ten laste van hem onder zijn werkgever, de Staat der Nederlanden dan wel het Ministerie van Defensie, gelegde beslag op te heffen.
3.5
Platinum heeft hiertegen geen verweer gevoerd.

4.DE BEOORDELING

4.1
De rechter ten overstaan van wie de comparitie van partijen heeft plaatsgevonden, is niet langer werkzaam bij het Gerecht, zodat dit vonnis door een andere rechter wordt gewezen. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad (zie onder meer HR 31 okt 2014, ECLI:NL:HR:2014:3076) volgt dat een rechterlijke beslissing die mede wordt genomen op de grondslag van een voorafgaande mondelinge behandeling, in beginsel behoort te worden gegeven door de rechter ten overstaan van wie die mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, teneinde te waarborgen dat het verhandelde daadwerkelijk wordt meegewogen bij de totstandkoming van die beslissing. Indien tussen de mondelinge behandeling en de daaropvolgende uitspraak vervanging van de rechter noodzakelijk blijkt, dient het gerecht dit aan partijen mee te delen. Partijen hebben dan de gelegenheid een nadere mondelinge behandeling te verzoeken ten overstaan van de rechter door wie de uitspraak zal worden gewezen. Een zodanig verzoek kan in het belang van een voortvarende procesvoering onder bepaalde, in het genoemde arrest nader aangeduide, omstandigheden worden afgewezen, mits dit gemotiveerd gebeurt.
Voor toepassing van deze regels bestaat geen grond als er sprake is van een wisseling van een rechter na een op een eerdere mondelinge behandeling gevolgde uitspraak (HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:662). In onderhavige zaak heeft de rechter ten overstaan van wie de comparitie heeft plaatsgevonden aan het einde van de comparitie terstond mondeling een tussenvonnis gewezen en heeft in dit tussenvonnis een bewijsopdracht verstrekt. Van de zitting en het mondeling vonnis is proces-verbaal opgemaakt. Nu de mondelinge behandeling aldus is gevolgd door een uitspraak, hoeven partijen niet in de gelegenheid te worden gesteld om een nadere mondelinge behandeling te verzoeken wegens de wisseling van de rechter. Indien partijen van oordeel waren dat het wenselijk was om - los van de wisseling van de rechter - na de schriftelijke bewijslevering opnieuw een mondelinge behandeling te laten plaatsvinden om de waardering van het bewijs dan wel geschilpunten waarop in de mondelinge uitspraak nog niet was beslist aan de orde te kunnen stellen, dan had het op hun weg gelegen om dit te verzoeken in plaats van om vonnis te vragen.
Het verbruik van water en elektriciteit
4.2
Tussen partijen staat vast dat zij bij aanvang van de huurovereenkomst zijn overeengekomen dat de kosten voor het water- en elektriciteitsverbruik voor rekening van [gedaagde] als huurder komen.
4.3
Volgens Platinum heeft [gedaagde] niet alle aan hem in rekening gebrachte kosten voldaan. Het gerecht begrijpt dat Platinum nog aanspraak maakt op het verbruik over de periode vanaf mei 2018 die als volgt in rekening is gebracht:
factuurnummer datum periode bedrag
20159863 8 aug 2018 jun 2018 Elmar $ 789,29
Web $ 378,82
20159971 6 sep 2018 mei 2018 Elmar $ 863,60
Web $ 481,63
20160100 5 okt 2018 jul 2018 Elmar $ 535,10
Web $ 418,71
Aug 2018 Elmar $ 721,69
Web $ 378,82
20160621 8 jan 2019 nov 2018 Elmar $ 995,06
Web $ 538,65
20160696 1 feb 2019 okt 2018 Elmar $ 864,38
Web $ 481,63
dec 2018 Afl 1292 = Elmar $
Web $ 495,81.
4.4
Het gerecht constateert dat door Platinum in de door haar overgelegde facturen de volgende bedragen in mindering zijn gebracht:
  • op factuur 20159863 d.d. 8 aug 2018 een bedrag van $ 28,09 ter zake van ‘Web june studio’ en een gelijk bedrag ter zake van ‘Elmar june studio’ alsmede een bedrag van $ 100,00 ter zake van betaling Elmar en een gelijk bedrag ter zake van betaling Web;
  • op factuur 20159971 d.d.6 sep 2019 een bedrag van $ 100,00 ter zake van betaling Elmar en een gelijk bedrag ter zake van betaling Web;
  • op factuur 20160100 d.d. 5 oktober 2018 een bedrag van $ 28,09 ter zake van ‘Elmar aug 2018 studio’ en een gelijk bedrag ter zake van ‘Web aug 2018 studio’;
4.5 [
gedaagde] stelt dat vanaf het begin van de huur de meters een groter verbruik aangaven dan hetgeen hij zelf voor zijn huishouding gebruikte. Onder andere constateerde [gedaagde] dat de zwembadpomp 24/7 draaide. Hij heeft over het hoge verbruik contact gehad met de heer [manager van Platinum], de manager van Platinum op Gold Coast. In de maand mei is de timer van de pomp gerepareerd, zodat deze niet meer de gehele dag aanstond. Omdat het verbruik niet daalde, is verder onderzoek gedaan. Hieruit bleek dat de achter de woning gelegen studio, die afzonderlijk door Platinum werd verhuurd aan derden, op dezelfde water- en stroommeters was aangesloten. Deze studio werd in april nog verhuurd en met Platinum is de afspraak gemaakt dat de in rekening gebrachte kosten over april zouden worden verlaagd. Voorts is aanvankelijk met Platinum overeengekomen dat maandelijks een bedrag van Afl. 50,00 ter zake van Web en een gelijk bedrag ter zake van Elmar op de facturen in mindering zou worden gebracht. Op een later moment hebben partijen afgesproken dat vanwege de nog steeds onverklaarbaar hoge rekeningen [gedaagde] $ 100,00 per maand zou gaan betalen voor waterverbruik en een gelijk bedrag voor stroomverbruik. In strijd met deze afspraken heeft Platinum aan het einde van de huurperiode toch het door de meters gemeten gebruik in rekening gebracht.
[gedaagde] heeft ter onderbouwing van zijn stellingen overgelegd een factuur voor een bedrag van Afl. 1.099,47 (cva, prod. 3). Als omschrijving is vermeld:
“Elmar April 2018 Half of complete bill other half is for Studio.
Web April 2018 Half of complete bill other half is for Studio.”
Voorts is overgelegd (cva, prod. 5 en prod. 6) een factuur voor een bedrag van Afl. 356,00 met als omschrijving
“Elmar June 2018”en een factuur voor een zelfde bedrag met als omschrijving
“Web July 2018 Elmar July 2018”.
4.6
Uit hetgeen partijen hebben gesteld en aan producties hebben overgelegd, neemt het Gerecht in aanvulling op de onder 2 vastgestelde feiten, het volgende als vaststaand tussen partijen aan. Direct de eerste maand dat [gedaagde] de woning bewoonde, heeft hij bij Platinum geklaagd over de hoogte van het stroom- en waterverbruik. Dit heeft er in ieder geval toe geleid dat partijen over de maand april 2018 aanvullende afspraken hebben gemaakt over hetgeen [gedaagde] aan Platinum voor water en elektriciteit zou betalen. Dit hield verband met de verhuur van de studio. Volgens Platinum hoefde [gedaagde] uiteindelijk slechts 20% van de utiliteitskosten over april 2018 te voldoen (verklaring tijdens de comparitie). Volgens [gedaagde] heeft hij de helft van de kosten voldaan (zie cva, prod. 3). Over zowel de maanden juni als augustus 2018 is nog een bedrag in mindering gebracht op de facturen wegens gebruik van water en elektriciteit door de studio. Over de maanden mei en juli, alsmede over de maanden na augustus 2018 is deze correctie niet aangebracht.
In ieder geval staat op grond van de verklaringen van Platinum ter comparitie vast dat er geen tussenmeter voor de studio was aangebracht en dat de andersluidende stelling van Platinum (cvr, 11) dus feitelijk onjuist was.
4.7
Vast staat verder dat [gedaagde] over de maanden juni en juli 2018 facturen heeft ontvangen van Afl. 356,00 (= $ 200,00) in verband met de kosten van water en elektriciteit. Deze facturen zijn door hem voldaan. Dat [gedaagde] eigenhandig zou zijn overgegaan tot het betalen van $ 200,00 per maand voor deze kosten, zoals door Platinum is gesteld (cvr, 12) is dus feitelijk onjuist. Aan die betalingen door [gedaagde] lagen facuren van Platinum zelf ten grondslag.
4.8
Platinum heeft echter betwist dat met [gedaagde] was overeengekomen dat [gedaagde] ter zake van water en elektriciteit niet meer dan dit bedrag hoefde te betalen, zolang de oorzaak van het hoge verbruik niet was achterhaald (verzoekschrift, 7). Daartoe heeft Platinum aangevoerd dat [manager van Platinum] niet bevoegd was om een zodanige overeenkomst aan te gaan en dat ook Platinum als bemiddelaar daartoe niet namens de eigenaar bevoegd is (cvr, 5).
Om met dit laatste te beginnen. Platinum staat als verhuurder vermeld op de huurovereenkomst, dus [gedaagde] mocht Platinum bevoegd achten om met hem afwijkende afspraken te maken omtrent de betaling van de kosten van water en elektriciteit. Platinum heeft niet betwist dat [manager van Platinum] de manager was van Platinum op Gold Coast. Platinum heeft ook niet betwist dat de door [gedaagde] overgelegde facturen (cva, prod. 5 en 6) afkomstig zijn van Platinum. Onder deze omstandigheden mocht [gedaagde] erop vertrouwen dat [manager van Platinum] bevoegd was om namens Platinum de door [gedaagde] gestelde afspraak te maken (HR 3 februari 2017; ECLI:NL:HR:2017:142). Als die afspraak dus is gemaakt, is [gedaagde] niet gehouden om meer te betalen dan $ 200,00 per maand ter zake van verbruik van water en elektriciteit.
4.9 [
gedaagde] is in het mondelinge tussenvonnis opgedragen om het bestaan van deze afspraak te bewijzen. In dit tussenvonnis zijn echter geen bindende eindbeslissingen genomen ter zake van het al dan niet slagen van de bewijslevering. Het Gerecht acht de bewijsopdracht niet doorslaggevend voor de beoordeling van het geschil en komt daar dan ook op terug. Daartoe overweegt het Gerecht als volgt.
Vast staat dat Platinum in verband met het verbruik van water en elektriciteit over de maanden juni en juli 2018 facturen heeft gestuurd van $ 200,00 per maand. Zij heeft de betalingen op die facturen geaccepteerd. Volgens [gedaagde] lag aan die facturen de door hem gestelde afspraak ten grondslag. Dit is onvoldoende betwist door Platinum. Platinum heeft geen enkele verklaring gegeven waarom zij, indien de door [gedaagde] gestelde afspraak met [manager van Platinum] niet was gemaakt, op 26 juli 2018 een factuur van $ 200,00 heeft verzonden voor het gebruik over de maand juni en op 1 september een gelijke factuur voor het gebruik over de maand juli. Uit de schriftelijke huurovereenkomst tussen partijen blijkt niet dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst hebben afgesproken dat [gedaagde], vooruitlopend op de ontvangst van de definitieve facturen, een voorschot zou betalen. Dit is door Platinum overigens ook niet gesteld. Dergelijke voorschotten zijn over de maanden voorafgaand aan juni 2018 ook niet in rekening gebracht. Platinum heeft niet gesteld waarom zij vanaf de maand juni 2018 ineens bevoegd zou zijn geworden om dergelijke voorschotfacturen wel in rekening te brengen. En zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, is ook niet duidelijk waarom deze voorschotten pas na afloop van de maanden waarop ze betrekking hadden, zijn gefactureerd. Gezien de onvoldoende betwisting van het verweer van [gedaagde] op dit punt, gaat het Gerecht aan die betwisting voorbij, zodat het verweer slaagt.
4.1
Het voorgaande betekent dat het Gerecht er vanuit gaat dat de facturen zijn verzonden ter uitvoering van de door [gedaagde] met [manager van Platinum] (namens Platinum) gemaakte afspraak. Platinum kan dan thans ook niet het verbruik in rekening brengen dat op grond van de meterstanden is berekend en door Web en Elmar bij Platinum (dan wel de eigenaar van de woning) in rekening is gebracht. Nu de vordering van Platinum ertoe strekt om betaling te verkrijgen van het volledig gemeten verbruik, dient de vordering te worden afgewezen voor zover zij ziet op de vergoeding van kosten van water en elektriciteit. Het Gerecht ziet geen aanleiding om een bedrag van $ 200,00 per maand tot en met december 2018 toe te wijzen, nu Platinum de door [gedaagde] gestelde afspraak niet subsidiair aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd en nu het op grond van de stellingen van partijen niet duidelijk is over welke maanden [gedaagde] het bedrag van $ 200,00 al dan niet heeft voldaan.
digitale kluis
4.11
Volgens Platinum heeft [gedaagde] de digitale kluis vernield achter gelaten en bedroegen de kosten van reparatie Afl. 265,94. [gedaagde] heeft dit betwist.
4.12
Platinum heeft niet gesteld waar de door haar gestelde vernieling concreet uit bestond en welke reparatie zij heeft moeten uitvoeren. [gedaagde] is daarom niet in staat om op een behoorlijke wijze verweer te voeren tegen de (niet genoemde) schade en tegen de kosten van de reparatie. Dit onderdeel van de vordering zal om die reden worden afgewezen. In dat oordeel betrekt het Gerecht dat Platinum in strijd met de waarheid bepaalde stellingen heeft betrokken, hetgeen de geloofwaardigheid van de juistheid van de (vage) stelling dat de kluis beschadigd is door [gedaagde], niet ten goede komt.
overige posten
4.13
In de conclusie van repliek (onder 16) noemt Platinum nog een aantal andere posten waarvan zij betaling vordert. Zij heeft deze kosten niet gespecificeerd of onderbouwd.
Platinum heeft er in het inleidend verzoekschrift mee volstaan om voor de onderbouwing van haar vordering te verwijzen naar de facturen die als productie 6 zijn overgelegd. Deze hebben voornamelijk betrekking op de kosten van water en elektriciteit, maar er komen ook andere posten voor. Platinum heeft echter niet duidelijk gemaakt waarom zij een ‘late-check-out-fee’ voor Afl. 509,44 in rekening kan brengen (factuur 20160569), terwijl volgens haar eigen stellingen (verzoekschrift, 5) [gedaagde] op 28 december 2018 de woning heeft verlaten met achterlating van de sleutels, terwijl de woning tot en met 31 december was gehuurd. Wat de juridische grondslag zou zijn voor de gestelde verplichting van [gedaagde] om stomerijkosten te voldoen (factuur 20160537), en in het bijzonder of dit een verplichting op grond van de huurovereenkomst dan wel onrechtmatige daad zou zijn, is evenmin onderbouwd. Ten aanzien van de kosten van internet over 2018 heeft [gedaagde] verklaard (cva, 30) dat deze op de waarborgsom van Afl. 4.005,00 in mindering kan worden gebracht. Platinum heeft niet betwist dat zij deze waarborgsom nog onder zich heeft en dat zij deze kosten aldus kan verrekenen. Dat betekent dat zij voor dit (kleine) onderdeel van de vordering geen belang heeft.
4.14
De conclusie van het voorgaande is dat de vordering van Platinum zal worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Platinum worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op Afl. 4.000,00 aan salaris van gemachtigde (4 punten van liquidatietarief 4).
In reconventie
4.15
Op grond van artikel 704 lid 2 Rv. vervalt het door Platinum gelegde beslag van rechtswege, indien het vonnis in de hoofdzaak waarin de vordering is afgewezen, in kracht van gewijsde is gegaan. Het Gerecht begrijpt de vordering van [gedaagde] dan ook aldus, dat hij vordert dat het Gerecht thans, reeds voordat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, het gelegde conservatoire beslag opheft. Platinum heeft tegen de vordering geen verweer gevoerd en naar het oordeel van het Gerecht is voldaan aan het vereiste voor opheffing. Het Gerecht zal de vordering toewijzen.
4.16
Het Gerecht zal geen kostenveroordeling in reconventie uitspreken, gezien de geringe omvang van de vordering in reconventie en gezien het feit dat omtrent deze vordering geen debat is gevoerd.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
In conventie
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt Platinum in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [gedaagde] worden begroot op Afl. 4.000,00 aan salaris van de gemachtigde;
In reconventie
5.3
heft op het beslag dat is gelegd onder de Staat der Nederlanden (Ministerie van Defensie) op 10 januari 2018 krachtens op 28 december 2018 door dit gerecht verleende verlof;
5.4
verklaart onderdeel 5.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 13 mei 2020 in aanwezigheid van de griffier.