ECLI:NL:OGEAA:2020:231

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
AUA202001130
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van inbewaringstelling in het kader van asielprocedure met betrekking tot Venezolaanse betrokkene

In deze zaak heeft de rechter-commissaris op 27 mei 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van de inbewaringstelling van een Venezolaanse betrokkene. De betrokkene had eerder, op 28 april 2020, een verzoek ingediend op basis van artikel 16, derde lid, van de Ltu. Tijdens de zitting op 20 mei 2020 was de betrokkene aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde drs. M.L. Hassell, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door J. Harewood (DIMAS) en M.E. Wernet (Guarda nos Costa). De rechter-commissaris heeft de rechtmatigheid van de inbewaringstelling beoordeeld, waarbij de omstandigheden rondom de coronamaatregelen en de mogelijkheid van uitzetting naar Venezuela aan de orde kwamen.

De rechter-commissaris oordeelde dat de betrokkene niet had aangetoond dat hij detentieongeschikt was, en dat de tijdelijke belemmeringen door de coronamaatregelen niet voldoende waren om de voortduring van de bewaring onrechtmatig te verklaren. De rechter-commissaris concludeerde dat er nog steeds zicht was op uitzetting binnen een redelijke termijn, ondanks de huidige situatie. De beslissing om het verzoek tot opheffing van de inbewaringstelling af te wijzen, werd genomen op basis van de afweging van de betrokken belangen en de feiten die in de procedure naar voren waren gebracht.

Uitspraak

Uitspraak van 27 mei 2020
LTU nr. AUA202001130

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
van de rechter-commissaris belast met de behandeling
van administratiefrechtelijke inbewaringstelling
in de zaak van:

[Betrokkene],

van Venezolaanse nationaliteit, geboren op [geboortedatum] 1974,
BETROKKENE,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell.

PROCESVERLOOP

Op 28 april 2020 heeft betrokkene bij dit gerecht opnieuw een verzoek als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Ltu ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 20 mei 2020. Betrokkene is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Harewood (DIMAS) en M.E. Wernet (Guarda nos Costa).
Uitspraak is bepaald op heden.

BEOORDELING

Het wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 16, derde lid, van de Ltu wordt de betrokkene binnen 72 uur betrokkene voor een rechter-commissaris geleid, die de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming toetst. Een bevel tot inbewaringstelling kan door de rechter-commissaris te allen tijde op verzoek van de betrokkene worden opgeheven.
De feiten
2.1
Bij bevelschrift van 16 januari 2020 heeft verweerder de inbewaringstelling van betrokkene bevolen. Bij uitspraak van 17 januari 2020 heeft de rechter-commissaris dit bevel rechtmatig geacht.
2.2
Op 20 januari 2020 heeft betrokkene een asielaanvraag gedaan.
2.3
Op 21 februari heeft betrokkene een verzoek als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Ltu) bij het gerecht ingediend. Bij uitspraak van de rechter-commissaris van 13 maart 2020 is dit verzoek afgewezen.
2.4
Bij beschikking van verweerder van 20 maart 2020 heeft verweerder de asielaanvraag van betrokkene van 20 januari 2020 afgewezen.
2.5
Op 7 april 2020 heeft betrokkene opnieuw een verzoek als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Ltu bij het gerecht ingediend. De rechter-commissaris heeft op 24 april 2020 dit verzoek afgewezen.
De standpunten van partijen
3.1
Betrokkene betoogt dat de voortzetting van de bewaring onrechtmatig is, omdat een reëel zicht op uitzetting binnen redelijke termijn ontbreekt. In dit verband voert betrokkene onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 november 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BG4449, aan dat de rechter-commissaris bij de beschikking van 24 april 2020 ten onrechte de voortduring van de bewaring niet onrechtmatig heeft geacht. Verder voert betrokkene aan dat verweerder ook thans met onvoldoende voortvarendheid aan zijn uitzetting werkt, nu er vanwege de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus sinds 17 maart 2020 geen vluchten naar Venezuela plaatsvinden en het er niet naar uitziet dat hier op korte termijn verandering in komt.
3.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn niet ontbreekt. Tussen de autoriteiten van de landen Aruba en Venezuela vindt voortdurend overleg plaats, opdat er ondanks de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus vluchten vanuit Aruba naar Venezuela kunnen plaatsvinden. Betrokkene was eerst op 20 maart 2020, de datum van de beschikking op zijn asielverzoek, uitzetbaar. Ook overigens doen zich geen uitzettingsbelemmeringen voor, aldus verweerder.
Overwegingen
4.1
Het oordeel van de rechter-commissaris dat de (voortduring van de) inbewaringstelling rechtmatig is, zo ook het oordeel van de rechter-commissaris van 24 april 2020, is een in rechte onaantastbaar oordeel en is daarom in deze procedure niet meer in geding. Uitsluitend ligt ter beoordeling voor of bij afweging van de betrokken belangen het voortduren van de bewaring rechtmatig is. In het bijzonder is daarbij van belang of er, mede gezien de duur van de bewaring, nog zicht is op uitzetting van de betrokkene en of er voldoende wordt ondernomen om de uitzetting te bewerkstelligen.
4.2
In hetgeen betrokkene heeft aangevoerd, zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de Venezolaanse autoriteiten in algemene zin geen medewerking verlenen aan uitzetting van Venezolanen vanuit Aruba.
4.3
De omstandigheid dat er in verband met de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus geen vluchten naar Venezuela zijn, is op dit moment nog aan te merken als een tijdelijke belemmering. Weliswaar valt niet uit te sluiten dat de situatie nog enige tijd zal voortduren, maar op dit moment kan nog niet worden geoordeeld dat dit zo lang zal zijn, dat de uitzetting niet meer binnen een redelijke termijn kan plaatsvinden. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat verweerder, zoals hij ter zitting te kennen heeft gegeven, voortdurend in overleg is met de Venezolaanse autoriteiten over het uitvoeren van repatriëringvluchten.
4.4.1
Ter zitting heeft betrokkene nog betoogd dat hij, vanwege medische redenen, detentieongeschikt is. Betrokkene heeft dit niet met stukken onderbouwd.
4.4.2
Desgevraagd heeft verweerder ter zitting te kennen gegeven dat medische zorgverleners ter plaatse aanwezig zijn ingeval een in bewaring gestelde vreemdeling medische zorg behoeft. Indien naar hun oordeel een vreemdeling zodanige gezondheidsklachten ervaart, dat detentie onwenselijk is, kan dat verweerder aanleiding geven de bewaring op te heffen en een meldingsplicht op te leggen. Aan betrokkene is gedurende zijn bewaring medische zorg verleend, maar hij is niet detentieongeschikt geacht, aldus verweerder.
4.4.3
Het is aan betrokkene om aan te tonen dat hij detentieongeschikt is, en niet aan verweerder om het tegendeel te bewijzen. Uit de niet met stukken onderbouwde stelling van betrokkene dat hij lijdt aan claustrofobie en dat hij als gevolg daarvan stressklachten ervaart, waartegen de voorgeschreven medicatie niet helpt, volgt, mede gezien de hiervoor onder 4.4.2 weergegeven verklaring van verweerder, dan ook niet dat hij detentieongeschikt is.
5. De slotsom is dat de voortduring van de bewaring rechtmatig is.

BESLISSING

De rechter-commissaris:
wijst het verzoek af.
Aldus opgemaakt door mr. M.E.B. de Haseth, rechter-commissaris, op 27 mei 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.