In deze zaak verzoekt de verzoeker, een werknemer van Boulevard Hotel N.V., de nietigheid van zijn ontslag op staande voet dat hem op 3 maart 2020 is gegeven. De verzoeker is sinds 30 april 2008 in dienst bij Boulevard, laatstelijk als Food and Beverage Supervisor. Het ontslag is gebaseerd op de beschuldiging dat hij op 24 en 25 februari 2020 werknemers onder zijn supervisie alcoholische dranken heeft laten nuttigen tijdens werktijd. De verzoeker heeft het ontslag betwist en verzocht om doorbetaling van zijn loon en herplaatsing in zijn functie.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 november 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De verzoeker heeft gereageerd op het verweerschrift van Boulevard, dat verweer voert tegen de ontvankelijkheid van de verzoeker en de afwijzing van zijn verzoek. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn om de verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren en dat de zaak verder moet worden beoordeeld op de vraag of er een dringende reden voor ontslag was.
Het Gerecht heeft geconcludeerd dat Boulevard niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de dringende reden van ontslag. De zaak is verwezen naar een getuigenverhoor om te bepalen of de verzoeker daadwerkelijk de aan hem gemaakte verwijten heeft begaan. De uitspraak is gedaan op 20 april 2021 door mr. A.H.M. van de Leur, en de zaak is aangehouden voor verdere behandeling.