In deze zaak heeft appellant, een Chileense burger, op 16 april 2019 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf in Aruba. Na het indienen van de aanvraag heeft de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, verweerder in deze procedure, op 14 september 2020 de aanvraag afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op een negatief advies van de Dienst Besmettelijke Ziekten (DBZ) van de Dienst Volksgezondheid (DVG), dat voortkwam uit een medisch onderzoek waaruit bleek dat appellant lijdt aan een hiv-infectie. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op zijn aanvraag en heeft vervolgens beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.
De zaak is behandeld op zittingen op 8 maart 2021 en 21 juni 2021. Tijdens de zittingen is appellant verschenen met zijn gemachtigde, terwijl verweerder niet aanwezig was op de eerste zitting. De rechter heeft het onderzoek heropend en de zaak verder behandeld. In de uitspraak van 20 september 2021 heeft het gerecht geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag onterecht was, omdat de wetgeving ten tijde van de aanvraag geen hiv-infectie als een besmettelijke ziekte beschouwde. Het gerecht heeft geoordeeld dat de afwijzing van de vergunning in strijd was met het geldende rechtsregime op het moment van de aanvraag.
Het gerecht heeft het beroep gegrond verklaard, de fictieve afwijzende beschikking vernietigd en verweerder opgedragen om binnen drie maanden opnieuw op het bezwaar van appellant te beslissen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van de procedure, die zijn begroot op Afl. 1.400,- aan gemachtigdensalaris, en is het griffierecht van Afl. 25,- aan appellant terugbetaald. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en is openbaar uitgesproken op 20 september 2021.