Uitspraak
1.DE PROCEDURE
- het verzoekschrift met producties, ingediend ter griffie op 5 november 2021;
- de e-mail van [gedaagde] met producties;
- de pleitaantekeningen van [gedaagde];
- de mondelinge behandeling van 25 november 2021.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.E.A. Hernandez, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. D.G. Croes. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 5 november 2021 werd ingediend. Eiseres vorderde de opheffing van een executoriaal derdenbeslag dat door gedaagde was gelegd op haar loon, na een verstekbeschikking die haar verplichtte een bedrag van Afl. 10.000,- aan gedaagde te betalen. Eiseres stelde dat zij niet op de hoogte was van de verstekzaak en dat het beslag onterecht was gelegd, omdat zij meende dat zij niets verschuldigd was aan gedaagde. Gedaagde betwistte deze claims en stelde dat eiseres een aanzienlijke huurachterstand had opgebouwd.
De rechter oordeelde dat de belangenafweging in het voordeel van gedaagde uitviel. De rechter benadrukte dat de executoriale titel, die gedaagde het recht gaf om het beslag te leggen, in afwachting van de verzetprocedure uitvoerbaar moest blijven. Eiseres had onvoldoende onderbouwd dat het beslag onnodig was en haar financiële problemen waren niet voldoende aangetoond. De rechter concludeerde dat er geen grond was voor opheffing van het beslag en wees de vorderingen van eiseres af. Eiseres werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, vastgesteld op Afl. 1.000,- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis, uitgesproken op 15 december 2021, bevestigt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in kort geding procedures, vooral in gevallen van executoriaal beslag, waarbij de rechten van de schuldeiser en de schuldenaar zorgvuldig moeten worden afgewogen.