ECLI:NL:OGEAA:2021:620

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
AUA202103245
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing executoriaal derdenbeslag na verstekvonnis afgewezen, belangenafweging op grond van Zeesterarrest

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.E.A. Hernandez, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. D.G. Croes. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 5 november 2021 werd ingediend. Eiseres vorderde de opheffing van een executoriaal derdenbeslag dat door gedaagde was gelegd op haar loon, na een verstekbeschikking die haar verplichtte een bedrag van Afl. 10.000,- aan gedaagde te betalen. Eiseres stelde dat zij niet op de hoogte was van de verstekzaak en dat het beslag onterecht was gelegd, omdat zij meende dat zij niets verschuldigd was aan gedaagde. Gedaagde betwistte deze claims en stelde dat eiseres een aanzienlijke huurachterstand had opgebouwd.

De rechter oordeelde dat de belangenafweging in het voordeel van gedaagde uitviel. De rechter benadrukte dat de executoriale titel, die gedaagde het recht gaf om het beslag te leggen, in afwachting van de verzetprocedure uitvoerbaar moest blijven. Eiseres had onvoldoende onderbouwd dat het beslag onnodig was en haar financiële problemen waren niet voldoende aangetoond. De rechter concludeerde dat er geen grond was voor opheffing van het beslag en wees de vorderingen van eiseres af. Eiseres werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, vastgesteld op Afl. 1.000,- aan salaris voor de gemachtigde.

Dit vonnis, uitgesproken op 15 december 2021, bevestigt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in kort geding procedures, vooral in gevallen van executoriaal beslag, waarbij de rechten van de schuldeiser en de schuldenaar zorgvuldig moeten worden afgewogen.

Uitspraak

Vonnis van 15 december 2021
Behorend bij K.G. nr. AUA202103245
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Aruba,
eiser,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: mr. A.E.A. Hernandez,
tegen
[gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. D.G. Croes.

1.DE PROCEDURE

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend ter griffie op 5 november 2021;
  • de e-mail van [gedaagde] met producties;
  • de pleitaantekeningen van [gedaagde];
  • de mondelinge behandeling van 25 november 2021.
1.2.
De uitspraak van dit vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1.
Met ingang van 4 oktober 2010 huurde [eiseres] van [verhuurder] (hierna: [verhuurder]) de woning gelegen te Aruba op het adres [woning] (hierna: de woning). De huurprijs van de woning bedroeg destijds Afl. 1.200,- per maand.
2.2.
Per 16 maart 2018 heeft [verhuurder] de eigendom van de woning overgedragen aan [gedaagde].
2.3.
Bij uitspraak van 21 mei 2018 heeft de Huurcommissie aan [gedaagde] toestemming gegeven om de huurrelatie met [eiseres] te beëindigen per 3 oktober 2018, wegens een door [gedaagde] voorgenomen renovatie van de woning. [eiseres] heeft de woning uiteindelijk per 30 november 2018 verlaten.
2.4. [
[eiseres] heeft de huur over de maanden april tot en met november 2018 niet betaald aan [gedaagde].
2.5.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 26 mei 2021 heeft dit Gerecht [eiseres] bij verstek bevolen een bedrag van Afl. 10.000,- aan [gedaagde] te betalen, te vermeerderen met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
2.6.
Op 6 juli 2021 heeft [gedaagde] deze beschikking laten betekenen aan [eiseres].
2.7.
Op 6 september 2021 heeft [gedaagde], ter zake van deze beschikking, executoriaal derdenbeslag laten leggen op het loon dat [eiseres] ontvangt van Aruba Joe’s N.V. h.o.d.n. Iguana Joe’s.
2.8.
Op 17 september 2021 heeft [eiseres] verzet aangetekend tegen de voormelde verstekbeschikking.

3.HET GESCHIL

3.1. [
[eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het gelegde executoriaal derdenbeslag op te heffen, dan wel [gedaagde] te veroordelen om binnen 48 uur na dit vonnis het beslag op te heffen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan zijn vordering legt [eiseres] het volgende ten grondslag. [eiseres] wist niets van de verstekzaak tussen partijen. Hij heeft hier pas kennis van genomen na het gelegde derdenbeslag. Hij is in verzet gekomen tegen die beschikking. De beschikking berust namelijk op een onjuiste aanname, omdat [eiseres] niets verschuldigd is aan [gedaagde]. [eiseres] heeft weliswaar nooit huur betaald aan [gedaagde], maar dat hoefde ook niet. [eiseres] heeft aan de vorige huurder namelijk vier maanden huur dubbel betaald. Daarnaast hoeft [eiseres] voor twee maanden geen huur te betalen aan [gedaagde], omdat er in die maanden door renovatie van de woning geen sprake was van huurgenot. Bovendien heeft [eiseres] ook zijn borg ter hoogte van één maand huur niet terug ontvangen. Het gelegde beslag is daarnaast onnodig. Mocht in de verzetprocedure blijken dat [eiseres] toch iets verschuldigd is aan [gedaagde], dan zal hij namelijk een betalingsregeling met hem treffen. Verder werkt [eiseres] al jaren bij Iguana Joe’s en is ook niet van plan daar weg te gaan, zodat hij een betalingsregeling na kan komen. [eiseres] komt daarnaast in financiële problemen te verkeren door dit beslag. Het beslag dient op grond van het voorgaande te worden opgeheven.
3.3. [
[gedaagde] heeft de vordering betwist en voert daartoe het volgende aan. [eiseres] heeft een grote huurachterstand laten ontstaan. Hij is dan ook terecht bij verstek veroordeeld tot betaling van een bedrag van Afl. 10.000,-. Eventuele dubbele betalingen van [eiseres] aan de vorige verhuurder gaan [gedaagde] bovendien niet aan. [gedaagde] heeft daarnaast verschillende keren geprobeerd een betalingsregeling te treffen met [eiseres], maar die was daartoe niet bereid. Het beslag is daarom terecht gelegd.

4.DE BEOORDELING

4.1. [
[eiseres] vordert opheffing van het beslag. Op grond van artikel 438 lid 2 Rv heeft de kortgedingrechter de bevoegdheid om hiertoe over te gaan. Uit het Zeester-arrest van de Hoge Raad volgt welke maatstaf daarbij moet worden aangelegd (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026). Bij de toepassing van deze maatstaf wordt uitgegaan van de vaststellingen, oordelen en beslissingen uit de verstekbeschikking. De kans van slagen van de verzetprocedure blijft buiten beschouwing, tenzij geoordeeld moet worden dat sprake is van een kennelijke misslag. Het uitgangspunt is dat de beschikking in afwachting van de verzetprocedure, uitvoerbaar dient te zijn. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen van dat het belang van [eiseres] bij behoud van de bestaande toestand, zolang niet op het door hem ingestelde verzet is beslist, zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Kortom, het uitgangspunt is dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is, tenzij een belangenafweging tot een andere conclusie leidt.
4.2.
Het belang van [gedaagde] is evident. Voorop staat dat bij een veroordeling tot betaling van een geldsom dat belang in beginsel gegeven is (HR 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:688, r.o. 3.3.1). Dat uitgangspunt heeft ook hier te gelden. [gedaagde] wacht immers sinds 2018 op betaling van een geldsom, waar hij naar zijn mening recht op heeft. Nu hij een titel heeft om dit bedrag te innen, heeft hij er belang bij dat hij hiertoe kan overgaan.
4.3.
Daar tegenover had [eiseres] zijn belangen bij het behoud van de huidige toestand moeten onderbouwen. De rechter oordeelt dat hij hier onvoldoende in is geslaagd. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.4. [
[eiseres] heeft met name omstandigheden aangevoerd op grond waarvan hij volgens hem geen huur hoefde te betalen aan [gedaagde]. Deze argumenten zien op de kans van slagen van de verzetprocedure. Zoals hiervoor overwogen blijven die omstandigheden buiten beschouwing, tenzij geoordeeld moet worden dat sprake is van een kennelijke misslag. Van een juridische of feitelijke kennelijke misslag is slechts sprake indien deze misslag evident, direct duidelijk en redelijkerwijs niet voor discussie vatbaar is. Van een dergelijke misslag is vooralsnog niets gebleken. Het moge zo zijn dat [eiseres] de vordering betwist, echter kan daarmee niet worden gezegd dat het Gerecht op basis van de destijds bekende informatie een onbegrijpelijke beslissing heeft genomen. De door [eiseres] aangevoerde omstandigheden zijn bovendien door [gedaagde] betwist en behoeven nader onderzoek.
4.5. [
[eiseres] heeft verder nog aangevoerd dat het beslag onnodig is. Hij heeft er daarbij op gewezen dat er geen gegronde vrees is dat hij niet zal betalen en dat hij een betalingsregeling zal treffen met [gedaagde], als in de verzetprocedure blijkt dat hij iets aan hem verschuldigd is. Deze omstandigheden worden buiten beschouwing gelaten. Aangezien [eiseres] niet uit eigen beweging is overgegaan tot het treffen van een betalingsregeling of tot betaling naar aanleiding van de executoriale titel, is van onnodigheid geen sprake. Onnodigheid van een beslag is bovendien slechts grond voor opheffing van een conservatoir beslag (artikel 705 lid 2 Rv) en niet van een executoriaal beslag zoals het onderhavige.
4.6.
Tenslotte heeft [eiseres] aangevoerd dat hij in financiële problemen komt te verkeren door het loonbeslag. Deze financiële problemen zijn door hem echter slechts algemeen gesteld en niet inhoudelijk of cijfermatig onderbouwd. Daarbij heeft bovendien te gelden dat mogelijke ingrijpende gevolgen van de executie op zichzelf niet aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad in de weg staan, maar moeten worden meegewogen bij de belangenafweging (HR 28 mei 1993, NJ 1993/468). Nu van de zijde van [eiseres] verder geen relevante belangen zijn aangevoerd weegt dit niet-onderbouwde belang niet op tegen het voornoemde belang van [gedaagde] bij handhaving van het beslag.
4.7.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechter dat een afweging van de belangen van [gedaagde] en [eiseres] niet leidt tot afwijking van het uitgangspunt dat [gedaagde] de verstekbeschikking kan executeren door het leggen van het loonbeslag. De rechter ziet daarom geen grond voor opheffing van het beslag. De vorderingen van [eiseres] worden dus afgewezen.
4.8.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [eiseres] veroordeeld in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] worden vastgesteld op Afl. 1.000,- aan salaris voor de gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op Afl. 1.000,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 15 december 2021 in aanwezigheid van de griffier.