ECLI:NL:OGEAA:2021:663
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de weigering van een precariovergunning voor het innemen van domeingrond door Aruba Beach Club
In deze zaak heeft de coöperatieve vereniging Aruba Beach Club, gevestigd in Aruba, beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu, die weigerde een precariovergunning te verlenen voor het innemen van domeingrond voor het uitzetten van strandstoelen. De Minister had in een brief van 3 maart 2017 aan appellante medegedeeld dat geen vergunning zou worden verleend indien de bijgevoegde precariofactuur niet binnen 30 dagen werd voldaan. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing en ontving op 19 juli 2018 een vergunning voor het innemen van domeingrond voor het jaar 2017, maar stelde hiertegen beroep in bij het gerecht.
De zaak werd behandeld op zittingen in 2019, waarbij partijen aanwezig waren. Het gerecht heeft de zaak op verzoek van appellante aangehouden, maar na haar verzoek om voortzetting, werd op 17 mei 2021 medegedeeld dat uitspraak zou volgen. In de overwegingen van de uitspraak werd ingegaan op de juridische basis van de precariovergunning en de bevoegdheid van de Minister om deze te verlenen. Het gerecht oordeelde dat de stelling van appellante dat zij rechthebbende was op de gronden niet evident was en dat de kwestie van verjaring door de burgerlijke rechter beoordeeld moest worden.
Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat appellante niet had aangetoond dat er een toezegging was gedaan door een bevoegde persoon. De rechter concludeerde dat er geen rechtsregel was die zich verzet tegen de verlening van een precariovergunning met terugwerkende kracht. Uiteindelijk verklaarde het gerecht het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 22 november 2021.