ECLI:NL:OGEAA:2022:100

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
AUA202102544
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing vergunning tijdelijk verblijf en ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf door de minister van Integratie in Aruba. Appellante sub 1 heeft op 3 mei 2021 een aanvraag ingediend die is afgewezen, waarna appellante sub 2 op 6 mei 2021 bezwaar heeft gemaakt. Omdat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend, hebben appellanten op 2 september 2021 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. De rechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat appellante sub 1 geen bezwaar heeft gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag, waardoor haar beroep niet-ontvankelijk is. Voor appellante sub 2 is er echter geen beslissing op het bezwaar genomen, wat gelijkgesteld wordt aan een afwijzende beslissing. De rechter oordeelt dat deze afwijzing niet in stand kan blijven, omdat deze niet gemotiveerd is. De rechter heeft vervolgens zelf in de zaak voorzien en geoordeeld dat appellante sub 2 recht heeft op vergoeding van de kosten van rechtskundige bijstand, die zijn vastgesteld op Afl. 175. De uitspraak is gedaan op 31 januari 2022 door mr. M.E.B. de Haseth en kan binnen zes weken in hoger beroep worden aangevochten bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 31 januari 2022
Lar nr. AUA202102544
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

1.[Appellante sub 1],

2. [Appellante sub 2],
APPELLANTEN,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes,
gericht tegen:
de minister van Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 3 mei 2021 heeft verweerder de aanvraag van appellante sub 1 om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf afgewezen.
Daartegen heeft appellante sub 2 op 6 mei 2021 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar hebben appellanten op 2 september 2021 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 32, aanhef en onder a, c en e, van de Lar kan het gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is; de beslissing waartegen het beroep is gericht, kennelijk niet in stand kan blijven, alsmede indien het bestuursorgaan binnen de gestelde termijn geen verweerschrift heeft ingediend.
het beroep van appellante sub 1
2.2
Volgens vaste rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (onder meer uitspraak van 7 december 2016, ECLI:NL:OGHACMB:2016:180), kan ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Lar, geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende, aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. Appellante sub 1 heeft tegen de beschikking van 3 mei 2021 geen bezwaar gemaakt en niet is gebleken van feiten of omstandigheden die tot het oordeel leiden dat haar dat redelijkerwijs niet kan worden verweten. Gelet hierop, is het beroep, voor zover ingesteld door appellante sub 1, niet-ontvankelijk.
het beroep van appellante sub 2
2.3
Niet is gebleken dat ten tijde van het sluiten van het onderzoek een reële beslissing op het bezwaar is genomen. Verweerder is daartoe wel verplicht. Ingevolge artikel 23, tweede lid, Lar wordt het uitblijven van een beslissing gelijkgesteld met een afwijzende beslissing. Nu deze afwijzende beslissing niet is gemotiveerd, kan deze niet in stand blijven.
2.4
Het Gerecht ziet voorts aanleiding om op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien. Daartoe wordt als volgt overwogen. Volgens vaste rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (onder meer de uitspraak van 13 oktober 2008, ECLI:NL:OGHNAA:2008:BG0845) is bij de beschikking om een vergunning tot tijdelijk verblijf te weigeren slechts het belang van de desbetreffende vreemdeling rechtstreeks betrokken. Nu appellante sub 2 niet namens appellante sub 1, maar uit eigen naam tegen de beschikking van 3 mei 2021 bezwaar heeft gemaakt, is zij bij die beschikking geen belanghebbende, zodat verweerder het gemaakte bezwaar in zoverre niet ontvankelijk had dienen te verklaren.
2.3
Nu appellante sub 2 met recht in beroep is gekomen en zich bij gemachtigde heeft laten vertegenwoordigen, is aannemelijk geworden dat zij hiertoe noodzakelijke kosten heeft gemaakt. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding, begroot op een bedrag van Afl. 175 (1x700x0,25) aan gemachtigdesalaris.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • verklaart het beroep van appellante sub 1 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep van appellante sub 2 gegrond;
  • vernietigt de bestreden fictieve afwijzende beslissing op het bezwaar van appellante sub 2;
  • verklaart het door appellante sub 2 tegen de beschikking van 3 mei 2021 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellante sub 2 voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 175;
  • gelast dat het door appellante sub 2 gestorte griffierecht van Afl. 25 aan haar wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 31 januari 2022, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.