ECLI:NL:OGEAA:2022:532

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
AUA202102472
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vorderingen tot doorbetaling van gebruikelijke salarissen en verbod op inhoudingen in het kader van het Protocol 2021

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben de verzoekers, de vakvereniging Sindicato Independiente Web Aruba (SIWA) en een werknemer van het Water- en Energiebedrijf Aruba (W.E.B.) N.V., een verzoek ingediend om de gedaagde te veroordelen tot doorbetaling van hun gebruikelijke salarissen en om inhoudingen op deze salarissen te verbieden. Dit verzoek is gedaan in het kader van het Protocol 2021, dat afspraken bevatte over salarisinhoudingen als gevolg van de Covid-19 pandemie. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 26 augustus 2021 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift van W.E.B. op 2 november 2021. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 januari 2022, waarbij het Gerecht op 1 februari 2022 een tussenvonnis wees.

De verzoekers stelden dat de eenzijdige loonkortingen die door W.E.B. werden toegepast, in strijd waren met hun eigendomsrecht en het recht op zelfbeschikking. Ze voerden aan dat het Protocol 2021 slechts betrekking had op de periode van juni tot en met december 2021 en dat de inhoudingen over de periode van januari tot en met mei 2021 onterecht waren. W.E.B. daarentegen betoogde dat de verzoekers akkoord waren gegaan met de loonkortingen voor het gehele kalenderjaar 2021.

Het Gerecht oordeelde dat de uitleg van het Protocol 2021 in lijn was met de intenties van de partijen en dat de salarisinhoudingen gedurende het gehele jaar 2021 van toepassing waren. Het Gerecht besloot de zaak aan te houden voor verdere informatie en om partijen de gelegenheid te geven om hun standpunten te verduidelijken. De zaak werd verwezen naar de parkeerrol voor akte uitlating, waarbij het Gerecht de mogelijkheid openhield voor partijen om de procedure te hervatten indien nodig.

Uitspraak

Beschikking van 1 februari 2022
Behorend bij E.J. nr. AUA202102472
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de rechtspersoonlijkheid bezittende vakvereniging
SINDICATO INDEPENDIENTE WEB ARUBA (S.I.W.A.),
gevestigd te Aruba,
verzoekster sub 1, hierna te noemen: SIWA,
en
[Naam verzoeker sub 2]
wonend te Aruba,
verzoeker sub 2, hierna te noemen: [Verzoeker sub 2]
gemachtigde van verzoekers: de advocaat mr. C.B.A. Coffie,
tegen
de naamloze vennootschap
WATER- EN ENERGIEBEDRIJF ARUBA (W.E.B.) N.V.
gevestigd te Aruba,
verweerster, hierna te noemen: WEB,
gemachtigden: de advocaten mr. A.E. Barrios en mr. E.H.J Martis.

1.DE PROCEDURE

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend ter griffie op 26 augustus 2021;
  • het verweerschrift met producties, ingediend op 2 november 2021;
  • de door SIWA en [Verzoeker sub 2] bij brief van 25 november 2021 overgelegde producties;
  • de door WEB bij brief van 25 november 2021 overgelegde producties;
  • het uitstel van de op 30 november 2021 geplande mondelinge behandeling naar 11 januari 2022;
  • de door WEB bij brief van 6 januari 2022 overgelegde producties;
  • de bij de mondelinge behandeling door beide partijen overgelegde pleitnotities.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 januari 2021. Aan partijen is ter zitting meegedeeld dat op 22 februari 2021 beschikking zal worden gewezen. De beschikkingsdatum is nadien bij vervoeging nader bepaald op vandaag.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1.
Volgens het overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel en Nijverheid Aruba exploiteert WEB, kort gezegd, een overheids-nutsbedrijf voor water en energie ten dienste van het land Aruba. WEB is een 100% dochteronderneming van Utilities Aruba N.V. (hierna: Utilities) en alle aandelen van Utilities zijn in handen van het Land Aruba (hierna: het Land).
2.2.
SIWA is één van de twee vakbonden die de werknemers van WEB vertegenwoordigt. [Verzoeker sub 2] is werknemer van WEB en hij is voorzitter en lid van SIWA.
2.3.
Naar aanleiding van de uitbraak in Aruba van de Covid-19 pandemie medio maart 2020 heeft het Land diverse maatregelen getroffen om werknemers, die als gevolg van de pandemie hun baan hebben verloren, financieel te kunnen ondersteunen, waaronder de oprichting van het Fondo di Asistencia Social di Emergencia (FASE).
2.4.
Sinds april 2020 heeft Aruba liquiditeitssteun van Nederland ontvangen in verschillende tranches. Sinds mei 2020 stelt Nederland voorwaarden aan het geven van die steun op “het gebied van een verlaging van het arbeidsvoorwaardenpakket in de (semi)publieke sector”, waarbij het concreet gaat om ”een verlaging tot nader order van 25% op het totale arbeidsvoorwaardenpakket van Statenleden en Ministers, en een verlaging van 12,5% op het totale arbeidsvoorwaardenpakket van alle medewerkers in de (semi)publieke sector”, zo staat vermeld in de brief van 19 mei 2020 van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de staatssecretaris) aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Met deze voorwaarden is Aruba akkoord gegaan.
2.5.
Het Land heeft naar aanleiding daarvan drie Landsverordeningen ingevoerd en hij heeft aan de semipublieke entiteiten een verzoek/instructie gericht om een verlaging van 12,6% van het totale arbeidsvoorwaardenpakket door te voeren.
2.6.
Op 18 mei 2020 hebben SIWA en WEB een protocol gesloten waarin zij, kort gezegd, afspraken hebben gemaakt ter voldoening aan het verzoek van het Land voor wat betreft de periode van mei tot en met december 2020.
2.7.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over de voortzetting van de loonkortingen in 2021, zoals door het Land verzocht, waaraan WEB gehoor heeft willen geven. Daarover hebben partijen (waarbij Utilities en het Land zich hebben gevoegd aan de zijde van WEB) een kort geding bij dit Gerecht gevoerd. Het Gerecht heeft in dat kort geding op 10 maart 2021 vonnis gewezen (hierna: het vonnis in kort geding). In dat vonnis zijn afgewezen de vorderingen van SIWA en [Verzoeker sub 2] die, kort gezegd, strekten tot doorbetaling vanaf januari 2021 van hun gebruikelijke loon, looncomponenten en secundaire arbeidsvoorwaarden op de gebruikelijke betaaldata en het verbieden van het toepassen van inhoudingen hierop. Het Gerecht heeft in dit vonnis na het geven van zijn oordeel nog overwogen:
“Na de einddatum van het protocol in december 2020 hebben partijen elkaar over en weer het verwijt gemaakt geen overleg te willen voeren om opnieuw wederzijds nadere afspraken overeen te komen over de verdere invulling van de voortzetting loonkorting en de afdrachten aan het Fasefonds. Met het gegeven voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter, dat WEB naar redelijkheid en billijkheid geen andere ruimte heeft om de loonkorting van 12,6% jegens het personeel voort te zetten, staat partijen echter niets meer in de weg om met elkaar te overleggen om wederzijds tot goede afspraken te komen over de nadere invulling van de voorwaarden van een nieuw protocol waaronder deze loonkorting van 12,6% toegepast mag worden.”
2.8.
Op 1 juni 2021 hebben WEB en SIWA een “protocol inzake solidariteitsbijdrage ivm covid-19 crisis” (hierna: het Protocol 2021) gesloten. Voor zover thans relevant staat hierin vermeld:
“[…]
IN AANMERKING NEMENDE:
[…]
  • dat het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 10 maart 2021 vonnis heeft gewezen in de door SIWA tegen W.E.B. Aruba N.V. geëntameerde kortgedingprocedure, waarin de vorderingen van SIWA zijn afgewezen en waarin de rechter heeft overwogen dat partijen overleg kunnen plegen om tot afspraken te komen over de nadere invulling van een nieuw protocol voor wat betreft de salarisinhoudingen over het jaar 2021, en meer in het bijzonder over de wijze waarop deze salarisinhoudingen toegepast zullen worden;
  • dat partijen naar aanleiding hiervan in overleg zijn getreden en tot de volgende afspraken zijn gekomen voor wat betreft de periode over juni 2021 tot en met december 2021.
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
Artikel 1
1.
Gedurende het kalenderjaar 2021 zal WEB de salarisinhoudingen toepassen op het maandelijkse functieloon van de Werknemers. De salarisinhoudingen, zijnde 12.6% van het jaarlijkse functieloon van de Werknemers, zullen als volgt plaatsvinden:
[…]
Artikel 4
4.1
Ingaande juni 2021 tot en met december 202 zullen de Werknemers, ter compensatie voor de op hun salaris gepleegde salarisinhoudingen, twee extra vrije dagen ontvangen per kalendermaand met behoud van loon.
4.2
De werknemers zullen, in overleg met hun leidinggevende, de twee extra vrije dagen per maand moeten opnemen in de desbetreffende maand waarin deze vrije dagen worden gegeven, bij gebreke waarvan de vrije dagen over de desbetreffende maand komen te vervallen.
[…]”
2.9.
Tijdens de Rijksministerraad van 17 december 2021 stond besluitvorming geagendeerd over een aantal onderwerpen, waaronder de aan de liquiditeitssteun verbonden voorwaarden en een verzoek van Aruba om de salariskorting van 12,5% af te bouwen in 2022. Uit diverse overgelegde stukken valt af te leiden dat de minister-president van Aruba in dit verband een afbouw heeft verzocht van 12,6% naar 6,3%. Die besluitvorming is echter aangehouden. In een brief van 22 december 2021 van de aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt dit nader toegelicht.
Ten tijde van de mondelinge behandeling had deze besluitvorming nog niet plaatsgevonden. Een datum daarvoor was ook niet bekend.

3.HET GESCHIL

3.1.
SIWA en [Verzoeker sub 2] hebben, na vermindering van hun verzoek ter zitting, zakelijk weergegeven verzocht:
WEB te veroordelen om aan de werknemers van WEB en/waaronder aan [Verzoeker sub 2] over de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 mei 2021 en vanaf 1 januari 2022 hun gebruikelijke salarissen en andere gebruikelijke looncomponenten c.q. emolumenten per maand en andere (primaire en/of secundaire) arbeidsvoorwaarden (per maand) door te blijven betalen, een en ander telkens op de gebruikelijke betaaldatum, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 1614q van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA), vermeerderd met de wettelijke rente dan wel vertragingsrente vanaf de dag van de opeisbaarheid van het loon en/of de (primaire en/of secundaire) arbeidsvoorwaarde tot de dag der algehele voldoening;
WEB te verbieden om over de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 mei 2021 en vanaf 1 januari 2022 de inhoudingen toe te (blijven) passen op het salaris en andere gebruikelijke looncomponenten c.q. emolumenten per maand en andere (primaire en/of secundaire) arbeidsvoorwaarden (per maand) van [Verzoeker sub 2] en/of de werknemers van WEB en om de reeds verrichte inhoudingen over deze periodes ongedaan te maken;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 5.000,- per dag, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking, kosten rechtens, inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Aan het verzoek leggen SIWA en [Verzoeker sub 2] het volgende ten grondslag.
SIWA en [Verzoeker sub 2] hebben belang bij hun verzoek, zoals dat na wijziging ter zitting is geformuleerd, nu het Protocol 2021 slechts ziet op de periode juni 2021 tot en met december 2021. De eenzijdige korting op het salaris van de leden van SIWA in de gevorderde periodes op verzoek van het Land is een inbreuk op het eigendomsrecht van de werknemers van WEB zoals gewaarborgd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en artikel 1.19 van de Staatsregeling van Aruba, waarvoor geen wettelijke basis is. Ook vormt deze korting een ontoelaatbare inbreuk op het autonomiebeginsel en/of het fundamentele recht op zelfbeschikking en/of de contractsvrijheid tussen de WEB en zijn werknemers.
Overigens is niet voldaan aan de eisen die in de rechtspraak worden gesteld aan het aannemen van een verplichting voor een werknemer om in te gaan op een voorstel van de werkgever. Er is in de eerste plaats geen sprake van een wijziging van omstandigheden op het werk. Daarbij is van belang dat WEB een gezonde, winstgevende, onderneming is. WEB kan in dit verband niet verwijzen naar omstandigheden die algemeen van aard zijn. Voor zover WEB verwijst naar de instructie van het Land of de voorwaarden die Nederland aan het toekennen van liquiditeitssteun aan Aruba heeft gesteld, heeft te gelden dat nergens uit blijkt dat Nederland verwacht dat WEB, een private onderneming die niet door het Land wordt gefinancierd, moet inkorten op het salaris van zijn werknemers. Er is ook geen reden waarom WEB zou moeten inkorten, terwijl andere aan de overheid gelieerde rechtspersonen dat niet doen, althans de inhoudingen op de salarissen niet afdragen, en de FASE ook niet meer bestaat. Daar komt nog bij dat WEB geen redelijk voorstel heeft gedaan en geen serieus overleg met SIWA heeft gepleegd over de voorwaarden waaronder de korting plaats dient te vinden. Voorts is nog van belang dat het inmiddels economisch veel beter gaat met het Land.
3.3.
WEB voert verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.DE BEOORDELING

de periode van januari tot en met mei 2021
Uitleg van het Protocol 2021
4.1.
Partijen verschillen met elkaar van mening over de vraag hoe het Protocol 2021 moet worden uitgelegd. WEB heeft zich op het standpunt gesteld dat SIWA hierin akkoord is gegaan met de in het verzoekschrift bestreden loonkortingen in het kalenderjaar 2021. Volgens SIWA en [Verzoeker sub 2] ziet het Protocol 2021 echter alleen op de periode van juni tot en met december 2021. Het Gerecht volgt WEB in haar standpunt. Daartoe is het volgende redengevend.
4.2.
Bij het Protocol 2021 is sprake van de vastlegging van een regeling die naar haar aard bestemd is om de rechtspositie van derden (de werknemers van WEB) te beïnvloeden, zonder dat die derden invloed hebben op de inhoud of de formulering van die regeling. Daarbij is de onderliggende partijbedoeling voor die derden niet kenbaar, zodat zij zich dus bij de uitleg slechts kunnen baseren op objectief kenbare gegevens. Onder deze omstandigheden dient volgens vaste rechtspraak voor de uitleg van een bepaling van het Protocol 2021 de zogenoemde caonorm te worden toegepast, welke norm inhoudt dat de bewoordingen van de desbetreffende bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn. Daarbij kan echter ook acht worden geslagen op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Indien de bedoeling van de partijen bij het Protocol 2021 naar objectieve maatstaven volgt uit de bepalingen daarvan, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend (zie onder meer HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427, waarin ook wordt verwezen naar eerdere rechtspraak).
4.3.
Artikel 1 van het Protocol 2021, waarin de bepaling is opgenomen over het toepassen van de salarisinhoudingen op het maandelijkse functieloon van de werknemers, is grammaticaal gezien niet voor meerderlei uitleg vatbaar. SIWA en [Verzoeker sub 2] hebben dat ook niet betoogd. In dat artikel, waar SIWA en [Verzoeker sub 2] met name op wijzen, staat duidelijk vermeld dat WEB de salarisinhoudingen zal toepassen “gedurende het kalenderjaar 2021”. Aldus wordt geen onderscheid gemaakt tussen de periode voor en na 1 juni 2021. Evenmin wordt ter zake enig voorbehoud gemaakt.
4.4.
SIWA en [Verzoeker sub 2] hebben ter onderbouwing van hun uitleg van het Protocol 2021 verwezen naar artikel 4, waarin staat dat werknemer twee extra vrije dagen per kalendermaand met behoud van loon ontvangen, ingaande juni 2021 tot en met december 2021. Dat artikel moet volgens hen worden bezien in samenhang met hetgeen in de considerans staat vermeld, te weten dat partijen tot afspraken zijn gekomen voor wat betreft de periode over juni 2021 tot en met december 2021.
Naar het oordeel van het Gerecht kan daaruit echter niet worden afgeleid dat partijen de toepassing van de salarisinhoudingen hebben willen beperken tot de periode van juni tot en met december 2021, op welk standpunt SIWA en [Verzoeker sub 2] zich stellen. Hieruit volgt slechts dat de afspraken die partijen hebben gemaakt ter compensatie van de overeengekomen salarisinhouding betrekking hebben op de periode van juni tot en met december 2021. Dat betreft de nog komende periode, waarover ook een tegemoetkoming kan worden gegeven zonder dat er sprake is van terugwerkende kracht. Het gaat daarbij om het ontvangen van twee extra vrije dagen per kalendermaand over die periode met behoud van loon (waarbij die dagen vervallen als deze niet in de betreffende maand worden opgenomen). Dat dient, zo staat expliciet in artikel 4 vermeld, “ter compensatie voor de op hun salaris gepleegde salarisinhoudingen”. Zoals voormeld volgt uit artikel 1 onmiskenbaar dat die inhoudingen zullen worden toegepast gedurende het kalenderjaar 2021.
4.5.
De stelling van SIWA en [verzoeker sub 2] dat, om aan te kunnen nemen dat is ingestemd met salarisinhoudingen gedurende het hele kalenderjaar 2021 in het Protocol 2021 een afstand van recht over de periode van januari tot en met mei 2021 had moeten worden opgenomen of bijvoorbeeld de vrije dagen met terugwerkende kracht hadden moeten worden toegekend, kan niet worden gevolgd. Ook zonder afstand van recht is, gezien hetgeen hiervoor is overwogen, duidelijk wat partijen zijn overeengekomen. Alhoewel de vrije dagen ook met terugwerkende kracht hadden kunnen worden toegekend, zijn partijen dat in dit geval niet overeengekomen. Een compensatie hoeft ook geen betrekking te hebben op dezelfde periode. Uit de tekst van het Protocol 2021 blijkt onmiskenbaar dat partijen de toekenning van twee vrije dagen per maand over de nog komende periode zien als compensatie voor de salarisinhoudingen over het hele kalenderjaar 2021.
4.6.
Het Gerecht overweegt ten slotte nog dat deze uitleg ook strookt met hetgeen ten overvloede is overwogen in het tussen partijen gewezen vonnis in kort geding, waar in de considerans van het Protocol 2021 aan wordt gerefereerd. Daarin staat immers, zakelijk weergegeven, dat partijen in overleg zijn getreden naar aanleiding van dat vonnis, waarin de rechter heeft overwogen dat partijen overleg kunnen plegen om tot afspraken te komen over de nadere invulling van een nieuw protocol voor wat betreft de salarisinhoudingen over het jaar 2021, en meer in het bijzonder over de wijze waarop deze salarisinhoudingen toegepast zullen worden.
4.7.
Van bijkomende omstandigheden die tot een andere conclusie zouden moeten leiden, is niet gebleken.
Nakoming van het Protocol 2021
4.8.
Van een grond om aan te nemen dat SIWA de afspraken zoals neergelegd in het Protocol 2021 niet hoeft na te komen, is het Gerecht niet gebleken. De enkele niet nader onderbouwde en door WEB gemotiveerd bestreden stelling van SIWA dat WEB de ondertekening van het Protocol 2021 heeft gebracht als “
take it or leave it” kan niet tot die conclusie leiden. Aan het bewijsaanbod door SIWA en [Verzoeker sub 2] van deze stelling – en ook van de voor de beoordeling niet relevante stelling dat WEB tegen SIWA heeft gezegd dat zij kan doorprocederen voor de maanden januari tot en met mei 2021 – wordt daarom niet toegekomen.
4.9.
Gelet op het vorenstaande is er geen plaats voor toewijzing van het verzoek van SIWA en [Verzoeker sub 2] voor wat betreft de periode van januari tot en met mei 2021, nu die in strijd zijn met de in het Protocol 2021 door partijen gemaakte afspraken.
de periode vanaf 1 januari 2022
Prematuur verzoek?
4.10.
Ter zitting heeft WEB uitdrukkelijk verklaard dat zij nog geen verzoek ter zake van het Land heeft ontvangen en dat, zolang dat niet is binnengekomen, zij geen inhoudingen op de salarissen van haar werknemers zal toepassen. De verzoeken zijn volgens WEB dan ook prematuur. SIWA en [Verzoeker sub 2] hebben dit weersproken.
4.11.
Het Gerecht volgt WEB niet, althans niet geheel, in dit verweer. Gezien de opstelling van Nederland en die van het Land in deze kwestie, die genoegzaam blijken uit de in deze procedure overgelegde stukken, acht het Gerecht het een gegeven dat er op enig moment een verzoek dan wel een instructie van het Land zal komen. Er is door het Land immers verzocht aan Nederland om een afbouw van de aan het toekennen van liquiditeitssteun verbonden voorwaarde van een verlaging op het arbeidsvoorwaardenpakket van medewerkers in de semipublieke sector, meer in het bijzonder van 12,6% naar 6,3%. Zowel bij afwijzing als bij toewijzing van dat verzoek is er sprake van een korting op het arbeidsvoorwaardenpakket. Dat er anderszins reden is om te veronderstellen dat het Land ervan af zal zien om een daarop gericht verzoek aan WEB te richten is gesteld noch gebleken. Het Gerecht gaat er dan ook van uit dat WEB, die in dit geding heeft betoogd dat zij honorering van de tot op heden door het Land gedane verzoeken in het algemeen belang acht, vervolgens een met dat verzoek samenhangend voorstel aan SIWA zal doen om inhoudingen door te voeren. In zoverre is het verzoek dan ook niet prematuur. De vraag is evenwel of het Gerecht thans over voldoende informatie beschikt om hierover afdoende te kunnen oordelen. Daarover wordt het volgende overwogen.
Eenzijdige wijziging van de arbeidsovereenkomst
4.12.
Het Gerecht stelt voorop dat SIWA en [Verzoeker sub 2] zich in het verzoekschrift op het standpunt hebben gesteld dat de eenzijdige wijzigingen in de arbeidsovereenkomst in strijd zijn met het autonomiebeginsel, het recht op zelfbeschikking en de contractsvrijheid en een inbreuk vormen op het eigendomsrecht. In het verzoekschrift hebben zij dit standpunt niet nader toegelicht, maar ter zitting zijn zij wel nader ingegaan op laatstvermelde inbreuk, zodat het beroep daarop hierna zal worden besproken.
4.13.
Artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en artikel 1.19 van de Staatsregeling van Aruba, waarop SIWA en [Verzoeker sub 2] zich beroepen, hebben in beginsel geen directe horizontale werking – in dit geval tussen SIWA en [Verzoeker sub 2] enerzijds en WEB anderzijds – maar deze normen richten zich in de eerste plaats tot staten. Die moeten deze vrijheden verzekeren jegens eenieder die ressorteert onder hun rechtsmacht. Hierbij sluit ook aan de bepaling dat een uitzondering op het in deze artikelen gewaarborgde recht, in dit geval op het ongestoorde genot van eigendom, vergt dat er sprake is van een afdoende wettelijke basis. Tot het voorzien daarin is de wetgever bevoegd en niet een private partij zoals WEB.
4.14.
Dit grondrecht waarop SIWA en [verzoeker sub 2] zich beroepen kan wel doorwerken in een rechtsverhouding tussen burgers, zoals hier aan de orde. De doorwerking vindt dan indirect plaats, via het privaatrecht dat de desbetreffende rechtsverhouding beheerst (vergelijk HR 22 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1834). De stelling van SIWA en [Verzoeker sub 2] dat WEB dit grondrecht schendt, dient dan ook zo te worden begrepen dat WEB zich niet als een goed werkgever gedraagt en de met haar werknemers gesloten arbeidsovereenkomsten niet nakomt. WEB heeft die stelling gemotiveerd weersproken.
4.15.
Zoals beide partijen tot uitgangspunt nemen is voor de beantwoording van die vraag de maatstaf relevant, zoals uiteengezet door de Hoge Raad in het Taxi Hofman-arrest van 26 juni 1998 (ECLI:NL:HR:1998:ZC2688) en het Stoof-Mammoet-arrest van 11 juli 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD1847). Kort gezegd komt die maatstaf erop neer dat gewijzigde omstandigheden aanleiding kunnen zijn voor een aanpassing van de individuele arbeidsrelatie, indien:
- de werkgever als goed werkgever in die gewijzigde omstandigheden aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot wijziging van de overeenkomst,
- het door de werkgever gedane voorstel redelijk is en
- aanvaarding van het door de werkgever gedane redelijke voorstel in het licht van de omstandigheden van het geval redelijkerwijs van de werknemer kan worden gevergd.
4.16.
Zoals hiervoor onder 3.2 is vermeld, stellen SIWA en [Verzoeker sub 2] in dit verband dat zich geen gewijzigde omstandigheden in vorenbedoelde zin voordoen, dat WEB hen geen redelijk voorstel heeft gedaan, dan wel dat ter zake tussen partijen geen afdoende overleg heeft plaatsgevonden. Deze stellingen worden door WEB gemotiveerd weersproken.
4.17.
Het Gerecht beschikt op dit moment over onvoldoende informatie om ter zake een oordeel te geven. In afwachting van de besluitvorming in de Rijksministerraad is nog onduidelijk wat de reactie van Nederland zal zijn op het verzoek dat het Land aan Nederland heeft gedaan, welk verzoek dan wel instructie het Land vervolgens aan WEB zal doen, welke wijzigingen WEB aan haar werknemers zal voorstellen en hoe het overleg tussen WEB en SIWA hierover zal verlopen.
Verder neemt het Gerecht in aanmerking dat zijdens WEB ter zitting te kennen is gegeven dat het Land zich thans aan het beraden is om, ingeval kortingen op het arbeidsvoorwaardenpakket van werknemers in de semipublieke sector een voorwaarde blijft voor het ontvangen van liquiditeitssteun, daaraan op een ander wijze dan door het toepassen van een loonkorting invulling te geven. Datzelfde geldt voor WEB, dat volgens haar verklaring ter zitting in overleg met SIWA andere modaliteiten om aan eventuele verzoeken dan wel instructies van het Land te kunnen blijven voldoen in overweging wenst te nemen. Onder deze omstandigheden acht het Gerecht een reële mogelijkheid aanwezig dat partijen in goed overleg ook over het jaar 2022 tot overeenstemming kunnen komen.
Gelet op dit alles, acht het Gerecht het niet opportuun om thans in deze zaak een eindbeschikking te geven. In het bijzonder de behoefte aan nadere informatie, die partijen het Gerecht kunnen verschaffen, op het moment dat voormelde – binnen afzienbare tijd te verwachten – ontwikkelingen zich voordoen, en de te respecteren belangen van partijen over en weer, geven het Gerecht aanleiding om iedere verdere beslissing in deze zaak aan te houden. Daartoe zal het Gerecht de zaak verwijzen naar de parkeerrol van 5 juli 2022 voor zijdens beide partijen te nemen akten uitlating. Dit neemt niet weg dat partijen steeds in de gelegenheid blijven om, indien nadere ontwikkelingen dat volgens hen nodig maken, een aan de hand van die ontwikkelingen onderbouwd verzoek aan het Gerecht te doen om hervatting van de procedure, in de vorm van aktewisseling, dan wel een nieuwe mondelinge behandeling.
4.18
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van 5 juli 2022 voor akte uitlating zijdens beide partijen;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en werd in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2022, in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 1 februari 2022
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: EJ nr. nr. AUA202102472
Inhoudsindicatie: Vorderingen om gedaagde te veroordelen het gebruikelijke salaris door te betalen en te verbieden om daarop inhoudingen toe te passen. Uitleg Protocol 2021. Nakoming Protocol 2021. Aanhouding voor wat betreft periode vanaf 1 januari 2022. Tussenvonnis.
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. M.E.B. de Haseth
Bijzondere kenmerken: Tussenvonnis