In deze zaak heeft klaagster, werkzaam als beleidsmedewerker bij het Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (DIMAS), bezwaar gemaakt tegen een toegangsontzegging die haar was opgelegd. De toegangsontzegging, die op 14 september 2022 inging, was het gevolg van een onderzoek naar de werkwijze in de afhandeling van asielaanvragen door de afdeling Asiel van het DIMAS. Klaagster heeft op 20 september 2022 bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Tijdens de zitting op 8 mei 2023 heeft klaagster in persoon haar standpunt toegelicht, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, de advocaten V.C. Perŝe en J.M. de Cuba.
Verweerder stelde dat klaagster niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in haar bezwaar, omdat zij haar werkzaamheden inmiddels had hervat en de termijn van de toegangsontzegging was verstreken. Het gerecht oordeelde echter dat klaagster nog steeds procesbelang had bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de toegangsontzegging, ondanks het feit dat deze inmiddels was verlopen. Het gerecht verwees naar eerdere jurisprudentie die bevestigde dat een toegangsontzegging een inbreuk maakt op de aanspraak van klaagster om haar werkzaamheden te verrichten.
Tijdens de zitting gaf verweerder aan voornemens te zijn de bestreden beschikking in te trekken vanwege een gebrek in de motivering. Het gerecht concludeerde dat de bestreden beschikking niet in stand kon blijven, omdat de oorspronkelijke motivering niet werd gehandhaafd. Uiteindelijk verklaarde het gerecht het bezwaar gegrond en vernietigde de bestreden beschikking van 14 september 2022. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en beide partijen kregen de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken.