ECLI:NL:OGEAA:2024:180

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
CVB nr. AUA202302021
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. W.H. Bel
  • H. Dirksz
  • H.E. Henriquez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Discriminatie bij afwijzing weduwenpensioen voor gehuwde man van gelijk geslacht

In deze zaak heeft de bank op 12 april 2023 het verzoek van [Appellant] om weduwenpensioen afgewezen. [Appellant] ging hiertegen in beroep op 3 mei 2023, en de zaak werd op 6 maart 2024 behandeld door het College. [Appellant] stelde dat hij recht had op het pensioen, aangezien zijn echtgenoot altijd premie had betaald en het onthouden van dit recht discriminerend was. De bank voerde aan dat het huwelijk tussen [Appellant] en zijn echtgenoot, als huwelijk tussen personen van gelijk geslacht, niet wettelijk erkend was in Aruba voor de toepassing van het pensioenrecht. Het College oordeelde echter dat dit standpunt in strijd was met het non-discriminatiebeginsel en dat het huwelijk op grond van het Statuut rechtsgevolgen heeft in Aruba. Het College verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de bank, en bepaalde dat [Appellant] recht heeft op pensioen vanaf 1 juli 2022.

De uitspraak van 2 september 2024 betreft een beroep in de zin van de Landsverordening algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) van [Appellant], wonend in Aruba, tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank. De bank had het verzoek van [Appellant] om weduwenpensioen afgewezen, omdat hij volgens de bank geen weduwe is als bedoeld in de AWW. Het College overwoog dat de bank niet in overeenstemming met de doelstelling van de Staatsregeling handelde door [Appellant] als ongehuwde man te beschouwen, terwijl zijn huwelijk in Nederland was erkend. Het College concludeerde dat er sprake was van discriminatie en dat [Appellant] recht heeft op pensioen.

De beslissing van het College is dat het beroep gegrond is, de beslissing van de bank wordt vernietigd, en [Appellant] met ingang van 1 juli 2022 recht heeft op pensioen.

Uitspraak

Uitspraak van 2 september 2024
CVB nr. AUA202302021

COLLEGE VAN BEROEP

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van
de Landsverordening algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) van:

[Appellant],

wonend in Aruba,
appellant (hierna: [appellant]),
gemachtigde: mr. D.G. Croes, advocaat,
tegen de beslissing van 12 april 2023 van:

Sociale Verzekeringsbank,

gevestigd te Aruba,
verweerder (hierna: de bank),
gemachtigden: mr. P.R.C. Brown en mr. S.G. Tromp, advocaten.
Procesverloop
Bij beslissing van 12 april 2023 (hierna: de bestreden beslissing) heeft de bank het verzoek van [Appellant] om weduwenpensioen afgewezen.
Tegen deze beslissing heeft [Appellant] op 3 mei 2023 beroep aangetekend.
Op 7 september 2023 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
Het beroep van [Appellant] is op de zitting van 6 maart 2024 van dit College behandeld. [Appellant] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De bank heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
De uitspraak is bepaald op heden.
Overwegingen
De feiten
1.1 [
[Appellant], geboren in Venezuela op [geboortedatum], is op 18 mei 2013 in Bonaire getrouwd met de heer [W] (wijlen [W]), geboren in Aruba op [geboortedatum]. Het huwelijk is op 23 mei 2013 in het Bevolkingsregister van Aruba ingeschreven.
1.2 [
[Appellant] en zijn echtgenoot woonden gedurende het huwelijk in Aruba.
1.3
Wijlen [W] is op 4 juni 2022 in Aruba overleden.
1.4 [
[Appellant] heeft op 24 juni 2022 bij de bank een weduwenpensioen op grond van de AWW aangevraagd. Bij de bestreden beslissing heeft de bank de aanvraag afgewezen, omdat [Appellant] geen weduwe is als bedoeld in de AWW.
Standpunten van partijen
2.1 [
Appellant] kan zich niet verenigen met de bestreden beslissing. Wijlen [W] was als ingezetene van Aruba verzekerd op grond van de AWW, waarvoor hij altijd premie heeft betaald. [Appellant] heeft daarom als weduwnaar recht op een weduwenpensioen op grond van de AWW. Het onthouden van dit recht is discriminatoir en in strijd met het gelijkheidsbeginsel zoals geregeld in artikel I.1 van de Staatsregeling van Aruba (Staatsregeling). [Appellant] verzoekt het College om het beroep gegrond te verklaren, de bestreden beslissing te vernietigen en hem een weduwenpensioen toe te kennen.
2.2
Volgens de bank kan het huwelijk tussen [Appellant] en zijn echtgenoot van gelijk geslacht, niet als een huwelijk in de zin van artikel 1:31 van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden beschouwd. De enige vorm van huwelijk die het BW kent is het huwelijk tussen man en vrouw. Artikel 7 van de AWW koppelt het recht op weduwenpensioen alleen aan dat huwelijk. De wet kent geen voorzieningen voor een huwelijk tussen personen van gelijk geslacht. De inschrijving van een dergelijk huwelijk in het Bevolkingsregister van Aruba betekent niet dat daaraan materiële rechten zijn verbonden. De rechten die onder de AWW vallen zijn ‘supplementary rights’ en daarop kan alleen een persoon met een naar Arubaans recht geldig huwelijk aanspraak maken, aldus de bank.
Het wettelijk kader
3.1
Op grond van artikel I.1 van de Staatsregeling worden allen die zich in Aruba bevinden, in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, kleur, taal, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, of op welke grond dan ook is niet toegestaan.
3.2
Op grond van artikel I.22 van de Staatsregeling vinden wettelijke voorschriften geen toepassing, indien deze toepassing niet verenigbaar zou zijn met de bepalingen van dit hoofdstuk.
3.3
Op grond van artikel 7, eerste lid, van de AWW heeft de weduwe van een verzekerde, zolang deze de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, overeenkomstig de bepalingen van deze landsverordening recht op weduwenpensioen.
3.4
Op grond van artikel 40 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (Statuut) kunnen vonnissen, door de rechter in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten gewezen, en bevelen, door hem uitgevaardigd, mitsgaders grossen van authentieke akten, aldaar verleden, in het gehele Koninkrijk ten uitvoer worden gelegd, met inachtneming van de wettelijke bepalingen van het land, waar de tenuitvoerlegging plaats vindt.
De beoordeling
4. Het College overweegt als volgt.
4.1
De bank betoogt dat voor de toepassing van de AWW geldt dat de bank moet uitgaan van het rechtsfeit dat slechts een huwelijk tussen man en vrouw wettelijk erkend wordt en een huwelijk tussen personen van gelijk geslacht niet. Voor de toepassing van de AWW is [Appellant] wettelijk gezien een ongehuwde man. Er is daarom geen sprake van een gelijk geval en dus ook niet van discriminatie bij de toepassing van de wettelijke bepalingen van de AWW. Aldus handelt de bank niet in strijd met artikel I.1 van de Staatsregeling. De bank past slechts de wet toe zoals de wetgever het heeft bedoeld. Dit betoog slaagt niet. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.2
In de memorie van toelichting bij het ontwerp van de Staatsregeling is in de toelichting op artikel I.22 tot uitdrukking gebracht dat de rechter tot taak heeft de wetgeving te interpreteren en door middel van toetsing aan de grondrechten in hoofdstuk I eventueel te corrigeren [1] . Gelet hierop is het dan ook de taak van het College te toetsen of de toepassing van artikel 7, eerste lid, van de AWW op de wijze zoals de bank in het geval van [Appellant] heeft gedaan, in overeenstemming is met de doelstelling van artikel I.1 van de Staatsregeling, te weten het uitsluiten van elke vorm van discriminatie in de behandeling van een ieder die zich in Aruba bevindt.
4.3
Daargelaten nog dat het Land Aruba recent niet heeft bestreden dat de uitsluiting van het huwelijk voor personen van gelijk geslacht discriminatoir is als bedoeld in art. I.1 Staatsregeling (zie rechtsoverweging 2.1 van het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:977), miskent de bank met haar stelling dat geen sprake is van discriminatie, omdat [Appellant] wettelijk gezien een ongehuwde man is, dat artikel 40 van het Statuut meebrengt dat een binnen het Koninkrijk gesloten huwelijk tussen twee personen van gelijk geslacht als rechtsgeldig huwelijk moet worden erkend in Aruba, ook wat betreft de rechtsgevolgen van het huwelijk. Het College verwijst hiervoor naar het arrest van de Hoge Raad van 3 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6095. Hierin wordt in overweging 3.3.4 als volgt overwogen:
“ […] waar in een of meer delen van het Koninkrijk fundamenteel verschillende maatschappelijke opvattingen heersen aangaande een bepaald onderdeel van dat recht, zoals ten aanzien van de vraag of personen van het zelfde geslacht met elkaar kunnen huwen, blijven de verschillende delen van het Koninkrijk bevoegd dat onderdeel van het recht in verschillende zin in hun wetgeving te regelen. In zoverre bestaat er ruimte, mede door de verschillende culturen in de Koninkrijksdelen ingegeven, voor verscheidenheid. Echter, het verband van het Koninkrijk, zoals dat in het Statuut vorm heeft gekregen, brengt óók mee dat alle delen van het Koninkrijk de gevolgen van die verscheidenheid dienen te aanvaarden, hetgeen […] betekent dat zij binnen hun eigen rechtsorde de rechtskracht en daarmee de rechtsgevolgen van elkaars rechterlijke uitspraken en authentieke akten moeten aanvaarden, ook indien die rechtsgevolgen niet aansluiten bij de plaatselijke opvattingen. Op dit punt laat het Statuut met artikel 40 geen ruimte.”
4.4
Verder wijst het college op de conclusie van Advocaat-Generaal mr. G. Snijders van 22 december 2023, ECLI:NL:PHR:2023:1207. In deze conclusie heeft hij de in 4.3 weergegeven overweging van de Hoge Raad geciteerd en daarover onder punt 3.28 het volgende opgemerkt:
“De Hoge Raad aanvaardt dus in het arrest dat de maatschappelijke opvattingen in Aruba meebrengen dat aanvaard moet worden dat het huwelijk daar niet voor paren van gelijk geslacht wordt opengesteld, maar oordeelt tegelijk dat op grond van artikel 40 Statuut dat huwelijk, indien in Nederland gesloten, ten volle moet worden erkend in de rechtsorde van Aruba […], ook wat betreft de
rechtsgevolgen[…]. Nu de BES-eilanden sinds 2010 bij Nederland horen, valt ook een huwelijk tussen personen van gelijk geslacht dat op die eilanden is gesloten, onder deze werking van artikel 40 Statuut.”
4.5
De bank heeft vervolgens aangevoerd dat, voor zover het in Bonaire gesloten huwelijk van [Appellant] met wijlen [W] als rechtsgeldig huwelijk moet worden erkend in Aruba, de rechtsgevolgen van dit huwelijk niet gelden voor de toepassing van de AWW. De bank betoogt, zo begrijpt het College het standpunt van de bank, dat het aanvaarden van de rechtsgevolgen in Aruba van een binnen het Koninkrijk gesloten huwelijk alleen geldt voor de ‘core rights’ van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechten op grond van de AWW zijn echter ‘supplementary rights’ waarop alleen personen met een naar Arubaans recht geldig huwelijk aanspraak kunnen maken. Voor dit onderscheid verwijst de bank naar de toelichting die de directie Wetgeving en Juridische Zaken (WJZ) heeft gegeven op de aanpassingen in de wetgeving in verband met de inwerkingtreding per 1 september 2021 van de Landsverordening aanvulling Burgerlijk Wetboek Aruba (AB 2016, no. 51). WJZ geeft aan dat de socialezekerheidswetgeving niet wordt aangepast aan de met de genoemde aanvulling van het BW ingevoerde regeling inzake het geregistreerd partnerschap. Alleen de ‘core rights’ worden geregeld (zoals het relatiegoederen- en alimentatierecht), maar de ‘supplementary rights’ (zoals familierechtelijke betrekkingen en gezag, fiscale en sociale aangelegenheden) worden in een later stadium geregeld.
4.6
Nog daargelaten dat het onderscheid tussen ‘core rights’ en ‘supplementary rights’ ziet op het met de aanpassing van het BW ingevoerde geregistreerd partnerschap, bestaat naar het oordeel van het College geen grond voor het maken van dit onderscheid als sprake is van een huwelijk. Het onder 4.3 aangehaalde arrest van de Hoge Raad en de onder 4.4 aangehaalde conclusie van de AG bieden geen aanknopingspunt om in de rechtsgevolgen die zijn verbonden aan een op grond van artikel 40 van het Statuut in Aruba te erkennen huwelijk, onderscheid te maken naar de aard van de rechtsgevolgen die verbonden zijn aan het huwelijk.
4.7
Uit 4.2 tot en met 4.6 volgt dat in het geval van Appellant sprake is van discriminatie als bedoeld in artikel I.1 van de Staatsregeling. De bank heeft artikel 7, eerste lid, van de AWW ten aanzien van hem niet toegepast op een wijze die in overeenstemming is met de doelstelling van artikel I.1 van de Staatsregeling. [Appellant] moet voor de toepassing van artikel 7 van de AWW als weduwnaar op dezelfde wijze worden behandeld als een weduwe.
4.8
De slotsom is dat het beroep slaagt, zodat de bestreden beslissing moet worden vernietigd. Het College ziet aanleiding, met het oog op een definitieve beslechting van het geschil, zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat [Appellant] met ingang van 1 juli 2022 recht heeft op pensioen op grond van artikel 7, eerste lid, van de AWW.
Beslissing
Het College:
  • verklaarthet beroep
    gegrond;
  • vernietigtde beslissing van 12 april 2023;
  • bepaaltdat [Appellant] met ingang van 1 juli 2022 recht heeft op pensioen.
Aldus gegeven op 2 september 2024 door mr. drs. W.H. Bel, voorzitter, en H. Dirksz en
H.E. Henriquez, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Voetnoten

1.Memorie van Toelichting bij de Eilandsverordening van 9 augustus 1985 tot vaststelling van de ontwerp-Staatsregeling van Aruba, algemeen, onder 6.