In deze zaak heeft de bank op 12 april 2023 het verzoek van [Appellant] om weduwenpensioen afgewezen. [Appellant] ging hiertegen in beroep op 3 mei 2023, en de zaak werd op 6 maart 2024 behandeld door het College. [Appellant] stelde dat hij recht had op het pensioen, aangezien zijn echtgenoot altijd premie had betaald en het onthouden van dit recht discriminerend was. De bank voerde aan dat het huwelijk tussen [Appellant] en zijn echtgenoot, als huwelijk tussen personen van gelijk geslacht, niet wettelijk erkend was in Aruba voor de toepassing van het pensioenrecht. Het College oordeelde echter dat dit standpunt in strijd was met het non-discriminatiebeginsel en dat het huwelijk op grond van het Statuut rechtsgevolgen heeft in Aruba. Het College verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de bank, en bepaalde dat [Appellant] recht heeft op pensioen vanaf 1 juli 2022.
De uitspraak van 2 september 2024 betreft een beroep in de zin van de Landsverordening algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) van [Appellant], wonend in Aruba, tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank. De bank had het verzoek van [Appellant] om weduwenpensioen afgewezen, omdat hij volgens de bank geen weduwe is als bedoeld in de AWW. Het College overwoog dat de bank niet in overeenstemming met de doelstelling van de Staatsregeling handelde door [Appellant] als ongehuwde man te beschouwen, terwijl zijn huwelijk in Nederland was erkend. Het College concludeerde dat er sprake was van discriminatie en dat [Appellant] recht heeft op pensioen.
De beslissing van het College is dat het beroep gegrond is, de beslissing van de bank wordt vernietigd, en [Appellant] met ingang van 1 juli 2022 recht heeft op pensioen.