Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
.Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van Afl. 25.
2.FEITEN
3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN
4.OVERWEGINGEN
Wettelijk kader
(wettig kind)behoort niet tot zijn huishouden. Volgens belanghebbende moet hij evenals ouders van kinderen die niet binnen het huwelijk zijn geboren (
natuurlijke kinderen) die niet tot het huishouden behoren op basis van artikel 23a lid 2 LIB in aanmerking voor de regeling van buitengewone lasten. Hij voert aan dat de wetgeving – door een onderscheid te maken tussen wettige kinderen en natuurlijke kinderen – in strijd is met artikel 8 en artikel 14 van het EVRM en zo begrijpt het Gerecht met het in de Staatsregeling van Aruba vervatte gelijkheidsbeginsel en verbod van discriminatie. Ter ondersteuning van zijn standpunt verwijst belanghebbende naar het arrest van het Europese Hof van de Rechten van de Mens van 13 juni 1979, NJ 1980, 462, ECLI:NL:XX:1979:AC3090, het Marckx arrest, waarin het Hof het wettelijke onderscheid tussen wettige en natuurlijke kinderen discriminatoir achtte en aanmerkte als strijdig met de artikelen 8 en 14 van het EVRM.
natuurlijke kinderenen niet – zoals in het onderhavige geval - op wettige kinderen die niet tot het huishouden behoren. Belanghebbende heeft op basis van artikel 23A lid 1 recht op kinderaftrek. Aftrek van kosten als buitengewone lasten komen pas aan de orde wanneer de kinderaftrek niet van toepassing is, aldus de Inspecteur. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst hij naar de uitspraak van 9 september 2011 van de Raad van Beroep voor Belastingzaken, ECLI:NL:ORBBACM:2011:11. De Inspecteur ontkent verder dat artikel 23A, lid 2 LIB discriminatoir is.
natuurlijke kinderen, komt wel in aanmerking voor de regeling van buitengewone lasten en een aftrekbaar bedrag van Afl. 8.550.
De regering heeft verder gemeend de kinderaftrek ook te moeten uitbreiden tot natuurlijke kinderen en pleegkinderen. Uit een oogpunt van draagkracht is dit voor wat betreft – al of niet erkende – natuurlijke kinderen, in de gevallen dat het kind deel uitmaakt van het gezin van belastingplichtige volkomen gerechtvaardigd. Gedacht wordt hier o.a. aan de situatie dat man, vrouw en kinderen in gezinsverband samenleven, echter zonder dat een huwelijk is gesloten. De Regering is van mening dat in dit verband van zuiver fiscale beginselen moet worden uitgegaan(MvT Landsverordening van 18 december 1968 tot wijziging van de LIB 1943 (P.B. 1968, no.196) blz.9-11 (Vindplaats Handboek Antilliaans en Arubaans Belastingrecht)).
5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
- verklaart het beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2017 gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag naar een belastbaar inkomen van Afl. 210.151
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Afl. 25 te vergoeden.
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij: