ECLI:NL:OGEAA:2025:224

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
AUA202501059
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering precariovergunning voor opslag van strandstoelen en parasols door Manor Beach Resort N.V.

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Manor Beach Resort N.V. (hierna: Manor) beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening (hierna: de Minister) om haar aanvraag voor een precariovergunning te weigeren. De aanvraag was ingediend op 23 november 2024 voor het plaatsen van twee overdekte opslagplaatsen (palapa’s) op domeingrond, bestemd voor het opslaan van strandstoelen en parasols. Na een bezwaarprocedure, waarin het bezwaar op 12 maart 2025 ongegrond werd verklaard, heeft Manor op 8 april 2025 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.

Tijdens de zittingen op 23 mei en 2 juli 2025 is het beroep behandeld. Manor stelt dat de weigering van de precariovergunning in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, omdat aan een nabijgelegen Beach Bar, Coco Loco, wel een palapa is toegestaan. Daarnaast betoogt Manor dat het strandbeleid, zoals neergelegd in de Richtlijn Ruimtelijke Inrichting Stranden (RRIS), niet in de weg staat aan de oprichting van de palapa’s. De Minister heeft echter gesteld dat de aanvraag is geweigerd omdat de palapa’s als vergunningplichtige bouwwerken worden aangemerkt en dat de aanvraag in strijd is met de Landsverordening Ruimtelijke Ontwikkeling (ROP).

Het Gerecht heeft geoordeeld dat het beroep van Manor op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt, omdat is vastgesteld dat aan Coco Loco geen precariovergunning is verleend. Het Gerecht heeft ook geconcludeerd dat de aanvraag van Manor voor de palapa’s niet in strijd is met de handhaving van de openbare orde en veiligheid, en dat de bestreden beslissing niet op zorgvuldige wijze is voorbereid. Het beroep is gegrond verklaard, de bestreden beslissing is vernietigd en de Minister is opgedragen om binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaarschrift van Manor.

Uitspraak

Uitspraak van 14 juli 2025
Lar nr. AUA202501059

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op de beroepen in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

de naamloze vennootschap MANOR BEACH RESORT N.V.,

gevestigd in Aruba,
APPELLANTE, hierna ook te noemen: Manor,
gemachtigden: mr. drs. J.J. Hoevenaars en J. van Schaijk,
gericht tegen:
de Minister van ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE, INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ORDENING,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: de advocaat mr. P. Bruns en G. Boekhoudt (DIP).

PROCESVERLOOP

Op 23 november 2024 heeft appellante een aanvraag ingediend voor een precariovergunning om op domeingrond twee overdekte opslagplaatsen (palapa’s) te mogen plaatsen van ieder 15 m2 (3x5 meter).
Tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag heeft appellante op 24 februari 2025 bezwaar gemaakt.
Bij beslissing op bezwaar van 12 maart 2025 (de bestreden beslissing) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Hiertegen is door appellante op 8 april 2025 beroep ingesteld bij het Gerecht.
Het beroep is behandeld tijdens een zitting op 23 mei 2025 en vervolgens op een zitting van 2 juli 2025. Daarbij waren namens appellante aanwezig haar gemachtigden. Ook verweerder is daar verschenen bij zijn gemachtigden.
Het onderzoek is gesloten. De uitspraak is bepaald op vandaag.

OVERWEGINGEN

Waarover gaan deze zaken?

De onderhavige zaak gaat over de mogelijkheid voor Manor om strandstoelen op het strand tegenover haar hotel overdekt te kunnen opslaan. Aan Manor is voor zowel 2024 als 2025 een precariovergunning verleend voor het plaatsen van 250 strandstoelen op 750 m2 domeingrond. De vergunning voor 2024 (nr. RE 14/24) is op 21 november 2023 verleend. De vergunning voor 2025 (nr. RE 14/25) is op 21 oktober 2024 verleend. Manor mag bij die strandstoelen 125 verwijderbare parasols plaatsen. Manor moet strandstoelen en parasols van het strand verwijderen na zonsondergang. Manor wil de strandstoelen en verwijderbare parasols ordentelijk opslaan onder twee palapa’s. Dit komt volgens Manor het behoud van strandstoelen en parasols ten goede, zorgt voor een meer verzorgde aanblik, met als bijkomend voordeel dat de palapa’s overdag kunnen worden gebruikt als schaduwvoorziening.
Verweerder heeft de aanvraag geweigerd. Ter zitting heeft verweerder voorop gesteld dat voor het oprichten van vergunningplichtige bouwwerken op domeingrond geen precariovergunning wordt verleend. Een palapa zoals aangevraagd door Manor is een bouwvergunningplichtig bouwwerk, aldus verweerder. Daarnaast stelt verweerder dat de gevraagde precariovergunning niet kan worden verleend, omdat het oprichten van een palapa in strijd is met de Landsverordening Ruimtelijke Ontwikkeling (ROP) en het Ruimtelijke Ontwikkelingsplan 2019 (ROP 2019), dat op domeingrond met de bestemming “strand” geen nieuwe bebouwing toestaat. Ook het RRIS staat in de weg aan honorering van de aanvraag, aldus verweerder.
3. Manor voert in de kern twee redenen aan waarom volgens haar de bestreden beslissing moet worden vernietigd. Ten eerste handelt verweerder door de aanvraag van Manor te weigeren in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Dit omdat aan Coco Loco, een nabijgelegen Beach Bar / Restaurant, wel een palapa op het strand is toegestaan. Die palapa is medio 2024 gereed gekomen. Ten tweede is Manor van mening dat – anders dan verweerder in de bestreden beslissing stelt – het strandbeleid / ‘beach policy’ zoals neergelegd in de Richtlijn Ruimtelijke Inrichting Stranden (RRIS) zich niet verzet tegen oprichting van de palapa’s. Het strand ter plaatse is dermate breed dat twee palapa’s de gewenste open strook niet zullen belemmeren. De palapa kan worden geplaatst in de faciliteitenstrook, aldus Manor.
4. Voorafgaand aan de zitting van 2 juli 2025 heeft verweerder op 25 juni 2025 een akte uitlating producties, tevens verweerschrift, ingediend. In het verweerschrift is naar aanleiding van het beroep op het gelijkheidsbeginsel en de palapa van Coco Loco uiteengezet dat nog onvoldoende duidelijk is hoe de privaatrechtelijke verhouding is tussen het Land Aruba, de Aruba Port Authority (APA) en de exploitant van Coco Loco. Niet uitgesloten kan worden dat er een privaatrechtelijke titel is op grond waarvan Coco Loco ter plaatse met een palapa domeingrond mag innemen. Voor het plaatsen van de palapa van Coco Loco is door verweerder echter geen precariovergunning en ook geen bouwvergunning verleend.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel
5. Het Gerecht is van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel van Manor niet slaagt. Manor is er van uit gegaan dat aan Coco Loco wel een precariovergunning is verleend voor het innemen van domeingrond met een palapa. En omdat Manor zich in een gelijke situatie bevindt als Coco Loco, zo stelt Manor, dient aan haar dus ook een precariovergunning te worden verleend. Dit betoog gaat mank, reeds omdat is vast komen te staan dat aan Coco Loco voor het innemen van domeingrond met een palapa door verweerder geen precariovergunning is verleend. Van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld is dus geen sprake.
Het beroep op het strandenbeleid
6. Om de beroepsgrond van Manor over het strandenbeleid te kunnen beoordelen, zal het Gerecht eerst ingaan op het toepasselijke juridisch kader.
7. Naar aanleiding van het betoog van verweerder dat voor het oprichten van vergunningplichtige bouwwerken op domeingrond geen precariovergunning wordt verleend, overweegt het Gerecht als volgt. Een palapa moet worden aangemerkt als een bouwwerk geen gebouw zijnde. Voor de oprichting van een of meer palapa’s als door Manor beoogd, is een bouwvergunning vereist. Indien een dergelijke palapa wordt opgericht op domeingrond is voor het innemen van domeingrond met die palapa tevens een preacariovergunning vereist. Het Gerecht volgt niet de stelling van verweerder dat als voor een bouwwerk een bouwvergunning is verleend er dus geen precariovergunning is vereist. Die stelling is in strijd met de toepasselijke wettelijke bepalingen, die hierna worden besproken. Dat de palapa na oprichting door natrekking eigendom wordt van het Land Aruba maakt dit niet anders.
8.
Het Gerecht gaat in deze procedure niet in op de vraag of voor de door Manor gewenste palapa’s een bouwvergunning kan worden verkregen en meer in het bijzonder of het bepaalde in de ROPV en het ROP 2019 daaraan in de weg staan. Die toetsing dient plaats te vinden naar aanleiding van een aanvraag van Manor om een bouwvergunning voor het oprichten van een of meer palapa’s. Een dergelijke toetsing is in deze procedure niet aan de orde. Dat geldt ook voor de vraag of een precariovergunning is vereist voor het innemen van domeingrond, die in erfpacht is verkregen of waarvoor een huurovereenkomst of een beheerovereenkomst met het Land is gesloten. Het gaat in deze procedure alleen om de vraag of verweerder de aanvraag om precariovergunning van Manor voor de palapa’s terecht en op goede gronden heeft geweigerd.
9. Onder verwijzing naar de uitspraak van het Gerecht van 4 december 2024 (ECLI:NL:OGEAA:2014:293) overweegt het Gerecht dat de grondslag voor de precariovergunning is te vinden in artikel 1 van de Retributieverordening.
Dat artikel bepaalt dat onder de naam van retributies bijdragen en vergoedingen worden geheven voor het gebruik of genot van voor de openbare dienst bestemde werken, bezittingen of inrichtingen van het Land, dan wel voor door of vanwege het Land aan derden verleende bijzondere diensten (lid 1). Onder retributies worden mede begrepen de rechten, verschuldigd voor (b) het innemen van openbare grond of openbaar water of het hebben van voorwerpen onder, aan, in, op of boven aan het Land in eigendom toebehorende grond, welke, of aan het Land in eigendom toebehorend water, hetwelk voor de openbare dienst is bestemd (
precario).
9.1
De verlening van een precariovergunning is uitgewerkt in het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, regelende de heffing en inning van retributies en leges door de Directie Infrastructuur en Planning (het Retributiebesluit DIP).
Op grond van artikel 1 van dit Besluit is aan het Land onder de naam precario een retributie verschuldigd wegens het innemen van openbare gronden of wateren van het Land of het hebben van voorwerpen aan, in, op of boven aan het Land in eigendom toebehorende gronden of wateren, welke voor de openbare dienst bestemd zijn.
9.2
Het Gerecht stelt vast dat voor het plaatsen van een palapa op openbare domeingrond (strand) een retributie is verschuldigd en dat daarvoor een precariovergunning is vereist. Daarover verschillen partijen niet van mening.
9.3
De vergunning op grond van het Retributiebesluit DIP is geregeld in artikel 3, eerste lid. Daarin is bepaald dat geen openbare grond of openbaar water als bedoeld in de aanhef van artikel 1, eerste lid, zonder vergunning, verleend door of namens de minister, belast met infrastructuur, mag worden ingenomen. Ingevolge het vierde lid, van artikel 3, van het Retributiebesluit DIP kan een vergunning worden geweigerd in verband met de handhaving van de openbare orde en veiligheid, alsmede ter bescherming van het milieu.
9.4
Het Gerecht herhaald, onder verwijzing naar de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 5 september 2018 (ECLI:NL:OGHACMB:2018:227) dat de weigeringsgronden opgenomen in het vierde lid van artikel 3 van het Retributiebesluit DIP limitatief zijn. Een weigering van de gevraagde vergunning kan dan ook alleen maar zijn grondslag vinden in ‘handhaving van de openbare orde en veiligheid’ dan wel ‘bescherming van het milieu’.
Het ROP en het ROPV 2019
10. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de RRIS/ Beach Policy is bedoeld om de openbare orde op de stranden te handhaven. Daarbij verwijst verweerder naar de regels opgenomen in het ROP 2019 en het ROPV. Voor zover verweerder zou willen betogen dat de in de bestreden beslissing genoemde planologische regelingen en voorschriften zijn aan te merken als invulling van het begrip ’handhaving van de openbare orde en veiligheid’, merkt het Gerecht op dat de openbare orde en veiligheid worden beheerst door een complex van rechtsregels, dat betrekking heeft op het gewenste niveau van orde en rust in het openbare leven. Het ligt, gelet op de uitleg die daaraan in de rechtspraak wordt gegeven, niet voor de hand dat toepassing en handhaving van planologische voorschriften valt binnen de reikwijdte van het begrip ’handhaving van de openbare orde en veiligheid’ in het Retributiebesluit DIP.
11. Het Gerecht kan verweerder wel volgen als hij stelt dat bij de toepassing van het Retributiebesluit acht moet worden geslagen op de bestemming van de betreffende domeingrond ingevolge het ROP 2019 en het ROPV. De bestemming is in dit geval ‘strand’. Op gronden met de bestemming ‘strand’ is het strandenbeleid van toepassing. Het Gerecht stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de aanvraag van Manor betrekking heeft op domeingrond met de bestemming ‘strand’ en dat het strandenbeleid van toepassing is.
Op grond van artikel 15.1 het ROPV is ‘dagrecreatie’ binnen de bestemming strand toegestaan. Het gebruik van domeingrond voor het plaatsen van een palapa op gronden met de bestemming ‘strand’ om daaronder strandstoelen en verwijderbare parasols op te slaan is gelieerd aan dagrecreatie.
Op grond van het ROP 2019 is op gronden met de bestemming strand geen nieuwe bebouwing toegestaan, met uitzondering van kleine recreatie ondersteunende constructies zo ver mogelijk van de waterlijn.
Los van de vraag of genoemde planologische regelingen in de weg staan aan het verlenen van bouwvergunning voor de door Manor gewenste palapa’s, zoals hiervoor aangegeven is die vraag in deze procedure niet aan de orde, is het Gerecht van oordeel dat in het ROP 2019 en het ROPV geen grond is gelegen om te oordelen dat de aanvraag van Manor strijd oplevert met ‘de handhaving van de openbare orde en veiligheid’ als bedoeld in het Retributiebesluit. De bestreden beslissing ontbeert in zoverre een deugdelijke motivering.
De RRIS / Beach Policy
12. Het geschil tussen partijen spitst zich verder toe op de toepassing van de RRIS/Beach Policy. Het Gerecht stelt vast dat in de bestreden beslissing slechts summierlijk wordt verwezen naar de RRIS/Beach Policy. Benadrukt wordt dat de stranden van Aruba tot het publieke domein behoren en toegankelijk moeten zijn en blijven voor iedereen, bewoner of bezoeker. Het beleid is erop gericht de stranden zoveel mogelijk open te houden. Meer specifiek over Manor is vermeld: ‘Conform de RRIS zijn er geen faciliteitenstrook aangewezen voor het bouwen van twee (2) overdekte palapa’s die gebruikt worden als opslag voor de huidige strandstoelen ten westen van Amsterdam Manor Beach Resort.’
13. Zonder nadere uitleg, die ontbreekt, kan het Gerecht niet volgen waarom hieruit volgt dat bij Manor ten behoeve van de opslag van strandstoelen en verwijderbare parasols geen palapa van bescheiden omvang – een ‘kleine recreatie ondersteunende constructie’ - mag worden opgericht. Dat er bij Manor in het RRIS geen faciliteitenstrook is aangewezen, is niet te rijmen met de overigens aan Manor verleende precariovergunningen voor het innemen van domeingrond voor een bar/lunch deck/keuken (‘Passions on the Beach’) in de faciliteitenstrook ter plaatse. Het Gerecht verwijst hiervoor naar de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 26 juli 2023 (ECLI:NL:OGHACMB:2023:142). De conclusie is dan ook dat de bestreden beslissing ook op dit punt niet op zorgvuldige wijze is voorbereid en niet is voorzien van een deugdelijke en draagkrachtige motivering.
14. Het beroep wordt daarom gegrond verklaard. De bestreden beslissing komt voor vernietiging in aanmerking. Er is geen reden om de rechtsgevolgen van de te vernietigen beslissing in stand te laten. De zitting heeft onvoldoende duidelijkheid opgeleverd over de vraag of binnen de faciliteitenstrook ter hoogte van Manor ruimte resteert om een of meer palapa’s te realiseren en of het strandenbeleid zoals neergelegd in de RRIS zich overigens verzet tegen honorering van de aanvraag. Het motiveringsgebrek is dan ook niet geheeld. Evenmin is er aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Het is niet aan het Gerecht, maar aan verweerder om opnieuw te beoordelen of de aanvraag van Manor kan worden gehonoreerd.
Hoe nu verder?
15. Verweerder moet een nieuwe beslissing nemen op het bezwaarschrift van Manor. Het Gerecht geeft hiervoor enkele door verweerder in acht te nemen aandachtspunten. Uit artikel 3, vierde lid, van het Retributiebesluit DIP volgt dat indien er geen grond is om de gevraagde vergunning te weigeren in verband met de handhaving van de openbare orde en veiligheid, alsmede ter bescherming van het milieu, de vergunning in beginsel moet worden verleend. Verweerder mag bij de beoordeling van bovengenoemde vraag beleid betrekken, ook de RRIS/Beach Policy. Het Gerecht stelt vast dat de RRIS vergunningverlening voor bouwwerken – bijvoorbeeld palapa’s - in de ‘Inrichtingenstrook’ niet uitsluit, anders dan in de ‘Open strook’. Dit volgt uit pagina 3 van de RRIS, waarin is vermeld: ‘ Binnen de inrichtingenstrook kunnen schaduwvoorzieningen worden geplaatst tot aan de maximale afstand volgens de stranddiepte tabel.’ Op pagina 4: ‘ Per strandsectie kan binnen de inrichtingenstrook een bestemmingsvlak zijn aangeduid voor “Strandfaciliteiten” (…)’. En op pagina 5: ‘De vormgeving en situering van de gebouwde voorzieningen binnen het faciliteitenvlak moet plaatsvinden vanuit het perspectief van deze maximale openheid.’ En op pagina 6: ‘ Deze voorzieningen (…) dat wil zeggen de op het strand geplaatste schaduwvoorzieningen, zijn door natrekking eigendom van het Land en moeten zich bevinden binnen de inrichtingenstrook.’
Gelet op Bijlage A bij het RRIS, waarin het beleid wordt geconcretiseerd per strandsector en per hotel, ook voor Manor, zal verweerder in de nieuw te nemen beslissing op bezwaar inzichtelijk moeten maken van welke factoren en gegevens wordt uitgegaan bij de (her)overweging. Die factoren zijn in ieder geval:
*de strandsector
*de (gemiddelde) stranddiepte
*de diepte van de inrichtingenstrook, en daarbinnen het bestemmingsvlak voor ‘strandfaciliteiten’
*de (eventuele) ‘rest open strook’
*de (eventuele) toeslag (X, Y en/of Z)
* en hetgeen aan Manor binnen de inrichtingenstrook / faciliteitenstrook reeds is vergund.
Dit alles met het oog op beantwoording van de vraag of honorering van de aanvraag van Manor een in de weg staat aan of een negatieve invloed heeft op ‘de handhaving van de openbare orde en veiligheid, alsmede de bescherming van het milieu’
16. Mocht verweerder tot de conclusie komen dat de aanvraag van Manor voor het innemen van 30 m2 domeingrond ten behoeve het plaatsen van twee palapa’s van ieder 3 x 5 meter niet kan worden gehonoreerd, dan zal verweerder moeten bezien of er bijzondere omstandigheden zijn die nopen van toepassing van het beleid in het geval van Manor af te wijken. Het is in beginsel aan Manor om die bijzondere omstandigheden aan te dragen. Mocht verweerder tot de conclusie komen dat bijvoorbeeld voor een (1) palapa wel, maar voor twee palapa’s geen precariovergunning kan worden verleend, dan is het aan verweerder daarover met Manor in contact te treden om te bespreken wat wel tot de mogelijkheden behoort (‘maatwerk’). Dat geldt ook een eventueel voor vergunningverlening benodigde (ondergeschikte) wijziging van de locatie van de palapa’s, het formaat / ‘footprint’ van de palapa en het te gebruiken materiaal. Dit alles om de openheid van het strand zo min mogelijk te verstoren en om te bewerkstelligen dat de palapa / palapa’s geen beletsel vormen voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid, alsmede de bescherming van het milieu.
17. Het Gerecht hecht er aan te benadrukken dat hiermee niet is gezegd dat verweerder voor de door Manor gevraagde palapa’s precariovergunning
moetverlenen. Of vergunning kan en moet worden verleend moet blijken uit een nieuwe beoordeling van de aanvraag, met inachtneming van wet, beleid en hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Proceskosten
18. Omdat Manor in het gelijk wordt gesteld, zal verweerder worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Manor volgens het geldende forfaitaire tarief tot een bedrag van Afl. 1.750.- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de eerste zitting, 0,5 punt voor de tweede zitting, oftewel in totaal 2,5 punt x Afl. 700.- = Afl. 1.750.-).
Tevens dient het door Manor gestorte griffierecht van in totaal Afl. 25.- aan haar te worden vergoed.

BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
-
verklaarthet beroep gegrond;
-
vernietigtde bestreden beslissing van 12 maart 2025 (nrs. DJP/7281/25);
-
bepaaltdat verweerder binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing neemt op het bezwaarschrift van Manor van 24 februari 2025, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
-
veroordeeltverweerder tot betaling van de door Manor voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.750.-;
-
gelastdat het door Manor voor het beroep gestorte griffierecht van
Afl. 25,- aan haar wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2025 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.