ECLI:NL:OGEAA:2025:225

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
AUA202501054, AUA202501055, AUA202501060
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing precariovergunning voor beach bar en mantelbuis door de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap HEMS MANAGEMENT & REAL ESTATE COMPANY N.V. (hierna: Hems) beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvragen voor precariovergunningen voor het plaatsen van een beach bar en het aanleggen van een mantelbuis op domeingrond nabij MVC Eagle Beach Resort in Aruba. Hems had op 23 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor een precariovergunning voor een bar van 100 m2 en een mantelbuis, maar deze werd op 8 mei 2024 afgewezen door de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening (hierna: verweerder). Hems heeft hiertegen bezwaar gemaakt en pro-forma beroep ingesteld. Het Gerecht heeft eerder de beslissingen van verweerder vernietigd en verweerder opgedragen om binnen drie maanden nieuwe beslissingen te nemen. In de nieuwe beslissingen van 12 maart 2025 werden de aanvragen opnieuw afgewezen, wat leidde tot het huidige beroep.

Tijdens de zittingen op 23 mei en 2 juli 2025 is het beroep behandeld. Hems voerde aan dat de afwijzing in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat aan een nabijgelegen hotel, Ritz Carlton, wel vergunningen waren verleend voor het innemen van domeingrond. Verweerder stelde echter dat de aanvragen van Hems niet konden worden verleend vanwege strijd met de Landsverordening Ruimtelijke Ontwikkeling en het strandenbeleid. Het Gerecht oordeelde dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagde, omdat aan Ritz Carlton geen vergunning voor een bar was verleend.

Het Gerecht concludeerde dat de bestreden beslissingen niet deugdelijke motivering bevatten en dat verweerder opnieuw moest beoordelen of de aanvragen van Hems konden worden gehonoreerd. De uitspraak benadrukte dat de aanvragen voor de precariovergunningen niet in strijd waren met de handhaving van de openbare orde en veiligheid, en dat er geen grond was om de vergunningen te weigeren. Het Gerecht heeft de beroepen gegrond verklaard, de bestreden beslissingen vernietigd en verweerder opgedragen om binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen op de bezwaarschriften van Hems.

Uitspraak

Uitspraak van 14 juli 2025
Lar nrs. AUA202501054, AUA202501055, AUA202501060

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op de beroepen in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

de naamloze vennootschap HEMS MANAGEMENT & REAL ESTATE COMPANY N.V.,

gevestigd in Aruba,
APPELLANTE, hierna ook te noemen: Hems,
gemachtigden: mr. drs. J.J. Hoevenaars en J. van Schaijk,
gericht tegen:
de Minister van ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE, INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ORDENING,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: de advocaat mr. P. Bruns en G. Boekhoudt (DIP).

PROCESVERLOOP

Precariovergunning bar / mantelbuis voor het jaar 2024
Op 23 oktober 2023 heeft Hems een aanvraag ingediend voor een precariovergunning om op domeingrond een bar te mogen plaatsen van 100 m2 (10x10 meter) met mantelbuis.
Tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag heeft Hems op 16 januari 2024 bezwaar gemaakt.
Bij beslissing van 8 mei 2024 heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
Hiertegen is door Hems op 12 juni 2024 pro-forma beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 12 september 2024.
Op 21 oktober 2024 heeft verweerder de beslissing van 8 mei 2024 gehandhaafd.
Bij uitspraak van 4 december 2024 (AUA202401950, AUA202401951, AUA20241953) heeft het Gerecht het beroep van Hems gegrond verklaard, de beslissingen van zowel 8 mei 2024 als van 21 oktober 2024 vernietigd en verweerder opgedragen om binnen drie maanden nieuwe beslissingen te nemen op de bezwaren van Hems.
Bij beslissing van 12 maart 2025 (bestreden beslissing 1) heeft verweerder de aanvraag van Hems wederom afgewezen.
Hems heeft daartegen beroep ingesteld op 8 april 2025 bij het Gerecht. Deze zaak is geregistreerd onder nummer AUA202501060.
Precariovergunning bar / mantelbuis voor het jaar 2025
Op 2 oktober 2024 heeft Hems aanvragen ingediend voor precariovergunningen om op domeingrond een bar te mogen plaatsen van 150 m2 en voor het aanleggen van een mantelbuis ten behoeve van de bar.
Tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvragen heeft Hems op 9 januari 2025 bezwaar gemaakt.
Bij beslissingen op bezwaar van 12 maart 2025 (bestreden beslissingen 2 en 3) heeft verweerder de aanvragen alsnog afgewezen en de gevraagde vergunningen geweigerd.
Hiertegen is door Hems beroep ingesteld bij beroepschriften van 8 april 2025. Het beroep over de precariovergunning 2025 voor de bar staat geregistreerd onder nummer AUA202501055 en dat voor de mantelbuis onder nummer AUA202501054.
De zitting
Het beroep is behandeld tijdens een zitting op 23 mei 2025 en een nadere zitting op 2 juli 2025. Daarbij waren namens appellante aanwezig haar gemachtigden. Ook verweerder is daar verschenen bij zijn gemachtigden.
Voorafgaand aan de zitting van 2 juli 2025 heeft verweerder op verzoek van het Gerecht een akte uitlating producties tevens verweerschrift ingediend.
Na afloop van de mondelinge behandeling op 2 juli 2025 is het onderzoek gesloten. De uitspraak is bepaald op vandaag.

OVERWEGINGEN

Waarover gaan deze zaken?

1. De onderhavige zaken gaan over de mogelijkheid voor Hems om op het strand ten westen van MVC Eagle Beach Resort een beach bar te kunnen oprichten. Om de bar te kunnen laten functioneren is water en elektriciteit nodig. De daarvoor benodigde leidingen moeten komen te liggen in een mantelbuis, die onder de weg zal worden doorgeleid en aansluiting krijgt op de bar. Bar en mantelbuis zijn geprojecteerd op of in domeingrond. Hems wil met de beach bar de service aan haar gasten vergroten. Tevens moet de bar bijdragen aan het bedrijfsresultaat van Hems.
2. Verweerder heeft de aanvragen geweigerd. Ter zitting heeft verweerder voorop gesteld dat voor het oprichten van vergunningplichtige bouwwerken op domeingrond geen precariovergunning wordt verleend. Een bar zoals aangevraagd door Hems kan een bouwvergunningplichtig bouwwerk zijn, aldus verweerder, afhankelijk van de uitvoering en de vraag of het bouwwerk is bedoeld jaarrond ter plaatse te functioneren. Daarnaast stelt verweerder dat de gevraagde precariovergunningen niet kunnen worden verleend, omdat het oprichten van een bar met bijbehorende mantelbuis in strijd is met de Landsverordening Ruimtelijke Ontwikkeling (ROP) en het Ruimtelijke Ontwikkelingsplan 2019 (ROP 2019), dat op domeingrond met de bestemming “strand” geen nieuwe bebouwing toestaat. Ook het RRIS staat in de weg aan honorering van de aanvragen, aldus verweerder.
3. Hems voert in de kern twee redenen aan waarom volgens haar de bestreden beslissingen moeten worden vernietigd. Ten eerste handelt verweerder door de aanvragen van Hems te weigeren in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Dit omdat het aan Ritz Carlton, een nabijgelegen hotel, wel is toegestaan domeingrond in te nemen voor een bar en mantelbuis. Hems heeft haar beroep op andere vermeende gelijke gevallen ter zitting laten vallen. Ten tweede is Hems van mening dat – anders dan verweerder in de bestreden beslissingen stelt – het strandbeleid / ‘beach policy’ zoals neergelegd in de Richtlijn Ruimtelijke Inrichting Stranden (RRIS) zich niet verzet tegen een bar / mantelbuis op en in het strand ter plaatse. Het strand ter plaatse is dermate breed dat een bar van beperkte omvang de gewenste open strook niet zal belemmeren. De bar kan worden geplaatst in de faciliteitenstrook, aldus Hems. De mantelbuis komt te liggen onder de weg en in het strand, zodat die de openheid evenmin belemmert.
4. Voorafgaand aan de zitting van 2 juli 2025 heeft verweerder op 25 juni 2025 een akte uitlating producties, tevens verweerschrift, ingediend. In het verweerschrift is naar aanleiding van het beroep op het gelijkheidsbeginsel uiteengezet dat aan Ritz Carlton voor de jaren 2021, 2024 en 2025 precariovergunningen zijn verleend, maar alleen voor het innemen van domeingrond voor het plaatsen van 300 strandstoelen en verwijderbare paraols op 900 m2 domeingrond. De door Ritz Carlton aangevraagde precariovergunning voor een bar is geweigerd. Voor een ‘pop-up-bar’ op het strand bij Ritz Carlton is geen precariovergunning aangevraagd, en dus ook geen vergunning verleend. Dit betekent dat een eventuele ‘pop-up- bar’ van Ritz Carlton als strijdig met de wettelijke voorschriften moet worden beschouwd, aldus verweerder.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel
5. Het Gerecht is van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel van Hems niet slaagt. Hems is er van uit gegaan dat aan Ritz Carlton wel een precariovergunning is verleend voor het innemen van domeingrond voor een bar / mantelbuis. En omdat Hems zich in een gelijke situatie bevindt als Ritz Carlton, zo stelt Hems, dient aan haar dus ook een precariovergunning voor een bar met mantelbuis te worden verleend. Dit betoog gaat mank, reeds omdat is vast komen te staan dat aan Ritz Carlton voor het innemen van domeingrond met een bar / mantelbuis door verweerder geen precariovergunning is verleend. Van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld is dus geen sprake.
Het beroep op het strandenbeleid
6. Om de beroepsgrond van Hems over het strandenbeleid te kunnen beoordelen, zal het Gerecht eerst ingaan op het toepasselijke juridisch kader.
7. Naar aanleiding van het betoog van verweerder dat voor het oprichten van vergunningplichtige bouwwerken op domeingrond geen precariovergunning wordt verleend, overweegt het Gerecht als volgt. Onder bouwwerk wordt doorgaans verstaan een constructie van enige omvang, gemaakt van materialen zoals hout, steen, metaal of andere materialen, die direct of indirect met de grond is verbonden of steun vindt in of op de grond, en bedoeld is om ter plaatse te functioneren. Een gebouw is een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Belangrijk is dat het gebouw bedoeld is voor gebruik door mensen en dat het een dak en wanden heeft. Een beach bar als beoogd door Hems moet – afhankelijk van omvang en uitvoering - worden aangemerkt als een bouwwerk geen gebouw zijnde of als een gebouw. Voor de oprichting van een dergelijke bar kan een bouwvergunning zijn vereist. Indien een dergelijke bar wordt opgericht op domeingrond is voor het innemen van domeingrond met die bar tevens een precariovergunning vereist. Het Gerecht volgt niet de stelling van verweerder dat als voor een bouwwerk een bouwvergunning is verleend er dus geen precariovergunning is vereist. Die stelling is in strijd met de toepasselijke wettelijke bepalingen. Dat de bar na oprichting door natrekking eigendom wordt van het Land Aruba maakt dit niet anders.
8. Het Gerecht gaat in deze procedure niet in op de vraag of voor de door Hems gewenste beach bar een bouwvergunning kan worden verkregen en meer in het bijzonder of het bepaalde in de ROPV en het ROP 2019 daaraan in de weg staat. Die toetsing dient plaats te vinden naar aanleiding van een aanvraag van Hems om een bouwvergunning voor het oprichten van een beach bar. Een dergelijke toetsing is in deze procedure niet aan de orde. Dat geldt ook voor de vraag of een precariovergunning is vereist voor het innemen van domeingrond als die grond in erfpacht is verkregen of voor die grond een huur- of beheerovereenkomst is gesloten met het Land. Het gaat in deze procedures alleen om de vraag of verweerder de aanvragen om precariovergunningen van Hems voor een bar / mantelbuis terecht en op goede gronden heeft geweigerd.
9. Onder verwijzing naar de uitspraak van het Gerecht van 4 december 2024 (ECLI:NL:OGEAA:2014:293) overweegt het Gerecht dat de grondslag voor de precariovergunning is te vinden in artikel 1 van de Retributieverordening.
Dat artikel bepaalt dat onder de naam van retributies bijdragen en vergoedingen worden geheven voor het gebruik of genot van voor de openbare dienst bestemde werken, bezittingen of inrichtingen van het Land, dan wel voor door of vanwege het Land aan derden verleende bijzondere diensten (lid 1). Onder retributies worden mede begrepen de rechten, verschuldigd voor (b) het innemen van openbare grond of openbaar water of het hebben van voorwerpen onder, aan, in, op of boven aan het Land in eigendom toebehorende grond, welke, of aan het Land in eigendom toebehorend water, hetwelk voor de openbare dienst is bestemd (
precario).
9.1
De verlening van een precariovergunning is uitgewerkt in het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, regelende de heffing en inning van retributies en leges door de Directie Infrastructuur en Planning (het Retributiebesluit DIP).
Op grond van artikel 1 van dit Besluit is aan het Land onder de naam precario een retributie verschuldigd wegens het innemen van openbare gronden of wateren van het Land of het hebben van voorwerpen aan, in, op of boven aan het Land in eigendom toebehorende gronden of wateren, welke voor de openbare dienst bestemd zijn.
9.2
Het Gerecht stelt vast dat voor het plaatsen van een bar en het aanleggen van een mantelbuis op en/of in openbare domeingrond (strand en weg) een retributie is verschuldigd en dat daarvoor een precariovergunning is vereist. Daarover verschillen partijen niet van mening.
9.3
De vergunning op grond van het Retributiebesluit DIP is geregeld in artikel 3, eerste lid. Daarin is bepaald dat geen openbare grond of openbaar water als bedoeld in de aanhef van artikel 1, eerste lid, zonder vergunning, verleend door of namens de minister, belast met infrastructuur, mag worden ingenomen. Ingevolge het vierde lid, van artikel 3, van het Retributiebesluit DIP kan een vergunning worden geweigerd in verband met de handhaving van de openbare orde en veiligheid, alsmede ter bescherming van het milieu.
9.4
Het Gerecht herhaald, onder verwijzing naar de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 5 september 2018 (ECLI:NL:OGHACMB:2018:227) dat de weigeringsgronden opgenomen in het vierde lid van artikel 3 van het Retributiebesluit DIP limitatief zijn. Een weigering van de gevraagde vergunning kan dan ook alleen maar zijn grondslag vinden in ‘handhaving van de openbare orde en veiligheid’ dan wel ‘bescherming van het milieu’.
Het ROP 2019 en het ROPV
10. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de RRIS/ Beach Policy is bedoeld om de openbare orde op de stranden te handhaven. Daarbij verwijst verweerder naar de regels opgenomen in het ROP 2019 en het ROPV. Voor zover verweerder zou willen betogen dat de in de bestreden beslissingen genoemde planologische regelingen en voorschriften zijn aan te merken als invulling van het begrip ’handhaving van de openbare orde en veiligheid’, merkt het Gerecht op dat de openbare orde en veiligheid worden beheerst door een complex van rechtsregels, dat betrekking heeft op het gewenste niveau van orde en rust in het openbare leven. Het ligt, gelet op de uitleg die daaraan in de rechtspraak wordt gegeven, niet voor de hand dat de toepassing en handhaving van planologische voorschriften valt binnen de reikwijdte van het begrip ’handhaving van de openbare orde en veiligheid’ in het Retributiebesluit DIP.
11. Het Gerecht kan verweerder wel volgen als hij stelt dat bij de toepassing van het Retributiebesluit acht moet worden geslagen op de bestemming van de betreffende domeingrond ingevolge het ROP 2019 en het ROPV. De bestemming is in dit geval ‘strand’. Op gronden met de bestemming ‘strand’ is het strandenbeleid van toepassing. Het Gerecht stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de aanvragen van Hems betrekking hebben op domeingrond met de bestemming ‘strand’ en dat het strandenbeleid van toepassing is.
Op grond van artikel 15.1 het ROPV is ‘dagrecreatie’ binnen de bestemming strand toegestaan. Het gebruik van domeingrond voor het plaatsen van een beach bar op gronden met de bestemming ‘strand’ is gelieerd aan dagrecreatie.
Op grond van het ROP 2019 is op gronden met de bestemming strand geen nieuwe bebouwing toegestaan, met uitzondering van kleine recreatie ondersteunende constructies zo ver mogelijk van de waterlijn.
Los van de vraag of genoemde planologische regelingen in de weg staan aan het verlenen van bouwvergunning voor de door Hems gewenste bar, zoals hiervoor aangegeven is die vraag in deze procedure niet aan de orde, is het Gerecht van oordeel dat in het ROP 2019 en het ROPV geen grond is gelegen om te oordelen dat de aanvragen van Hems strijd opleveren met ‘de handhaving van de openbare orde en veiligheid’ als bedoeld in het Retributiebesluit. De bestreden beslissingen ontberen in zoverre een deugdelijke motivering.
De RRIS / Beach Policy
12. Het geschil tussen partijen spitst zich verder toe op de toepassing van de RRIS/Beach Policy. Het Gerecht stelt vast dat in de bestreden beslissing slechts summierlijk wordt verwezen naar de RRIS/Beach Policy. Benadrukt wordt dat de stranden van Aruba tot het publieke domein behoren en toegankelijk moeten zijn en blijven voor iedereen, bewoner of bezoeker. Het beleid is erop gericht de stranden zoveel mogelijk open te houden. In bestreden beslissing 1 is vermeld: ‘Afwijking van het ROP en ROPV kan een ongewenst precedent scheppen voor gelijksoortige aanvragen.’ In bestreden beslissing 2 is nog vermeld: ‘Binnen de bestemming “Strand” geldt een behoudend regime. Er mogen geen gebouwen opgericht worden. De grens van de bestemming strand is afgestemd op die van de Beach Policy. De RRIS / Beach Policy blijft naast het ROPV gelden. De voorschriften van het ROPV sluiten aan op het strandenbeleid.’
13. Zonder nadere uitleg, die ontbreekt, kan het Gerecht niet volgen waarom Hems ter plaatse geen bar van bescheiden omvang – een ‘kleine recreatie ondersteunende constructie’ - mag oprichten, althans waarom de ‘handhaving van de openbare en veiligheid, dan wel de bescherming van het milieu’ zich daartegen zou verzetten. In de bestreden beslissingen wordt vooral verwezen naar het kader van het ROPV en het ROP 2019. Het gaat hier echter om de vraag of precariovergunningen kunnen en/of moeten worden verleend en niet of voor de door Hems gewenste beach bar een bouwvergunning kan worden verkregen. Uit het RRIS en de bijlage A bij het RRIS wordt niet duidelijk of ter plaatse van de strandsectie ‘Eagle Beach’ een algemene faciliteitenstrook is opgenomen, dan wel dat een dergelijke faciliteitenstrook alleen van toepassing is voor de in Bijlage A met name genoemde ondernemingen. Daarmee is evenmin duidelijk of het Hems in beginsel is toegestaan in die strook een bar te realiseren. Daarbij komt de vraag op waarom voor bijvoorbeeld Amsterdam Manor, ook gevestigd op de strandsectie ‘Eagle Beach’, wel een faciliteitenstrook is aangewezen maar voor Hems niet. En waarom voor de beach bar ‘Passions on the Beach’ van Manor wel precariovergunning is verleend, maar voor een bar bij het strand ten westen van MVS Eagle Beach Resort dit niet zou kunnen. De bestreden beslissingen geven daarop niet een deugdelijk antwoord. De conclusie is dan ook dat de bestreden beslissingen ook op dit punt niet op zorgvuldige wijze zijn voorbereid en niet zijn voorzien van een deugdelijke en draagkrachtige motivering.
13. De beroepen worden daarom gegrond verklaard. De bestreden beslissingen komen voor vernietiging in aanmerking. Er is geen reden om de rechtsgevolgen van de te vernietigen beslissingen in stand te laten. De zittingen hebben onvoldoende duidelijkheid opgeleverd over de vraag of er ter plaatse van het strand ten westen van Hems een faciliteitenstrook aanwezig is en, zo ja, of binnen die faciliteitenstrook ter plaatse ruimte aanwezig is om een bar te realiseren, met de daarvoor noodzakelijke leidingen in een mantelbuis, en of het strandenbeleid zoals neergelegd in de RRIS zich overigens verzet tegen honorering van de aanvraag. Het motiveringsgebrek is dan ook niet geheeld. Evenmin is er aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Het is niet aan het Gerecht, maar aan verweerder om opnieuw te beoordelen of de aanvragen van Hems kunnen worden gehonoreerd.
Hoe nu verder?
15. Verweerder moet een nieuwe beslissingen nemen op de bezwaarschriften van Hems. Het Gerecht geeft hiervoor enkele door verweerder in acht te nemen aandachtspunten. Uit artikel 3, vierde lid, van het Retributiebesluit DIP volgt dat indien er geen grond is om de gevraagde vergunningen te weigeren in verband met de handhaving van de openbare orde en veiligheid, alsmede ter bescherming van het milieu, die vergunningen in beginsel moeten worden verleend. Verweerder mag bij de beoordeling van bovengenoemde vraag beleid betrekken, ook de RRIS/Beach Policy. Het Gerecht stelt vast dat de RRIS vergunningverlening voor bouwwerken in de ‘Inrichtingenstrook’ niet uitsluit, anders dan in de ‘Open strook’. Dit volgt uit pagina 4: ‘Per strandsectie kan binnen de inrichtingenstrook een bestemmingsvlak zijn aangeduid voor “Strandfaciliteiten” zoals strandbars (…)’. En op pagina 5: ‘De vormgeving en situering van de gebouwde voorzieningen binnen het faciliteitenvlak moet plaatsvinden vanuit het perspectief van deze maximale openheid.’ En op diezelfde pagina: ‘De maatvoering voor verschillende typen facilitaire units worden beperkt tot de volgende voorgestelde maxima: (…) bars en andere hutten (individuele persoonlijke diensten): 75 m2.’
Op p.6 is vermeld: ‘In de strandsecties van de sector Eagle Beach worden geen nieuwe vergunningen uitgegeven voor ‘food&beverage’ faciliteiten, in afwachting van de ‘Linear Park’ (re)constructie die moet leiden tot de aanleg van een Eagle Beach Promenade.’ Het Gerecht stelt vast dat de bestreden weigeringen niet op deze laatste volzin zijn gebaseerd. Overigens is het Linear Park ter hoogte van Eagle Beach reeds gerealiseerd.
Gelet hierop en op Bijlage A bij het RRIS, waarin het beleid wordt geconcretiseerd per strandsector en per onderneming, waarin Hems niet met zoveel woorden wordt genoemd, zal verweerder in de nieuw te nemen beslissing op bezwaar inzichtelijk moeten maken van welke factoren en gegevens wordt uitgegaan bij de (her)overweging van de bestreden weigeringen. Die factoren zijn in ieder geval:
*de strandsector
*de (gemiddelde) stranddiepte
*de aanwezigheid van een inrichtingenstrook, en in dat geval de diepte van de inrichtingenstrook, en daarbinnen de eventuele aanwezigheid van een bestemmingsvlak voor ‘strandfaciliteiten’
*de (eventuele) ‘rest open strook’
*de (eventuele) toeslag (X, Y en/of Z).
Dit alles met het oog op beantwoording van de vraag of honorering van de aanvragen van Hems in de weg staat aan of een negatieve invloed heeft op ‘de handhaving van de openbare orde en veiligheid, alsmede de bescherming van het milieu’ als bedoeld in het Retributiebesluit DIP. Voor alle duidelijkheid wordt benadrukt dat verweerder in deze procedure niet de vraag dient te beantwoorden of voor de door Hems gewenste beach bar bouwvergunning kan worden verleend.
16. Mocht verweerder tot de conclusie komen dat de aanvragen van Hems voor het innemen van 100 dan wel 150 m2 domeingrond ten behoeve het plaatsen van een beach bar, met bijbehorende mantelbuis, niet kunnen worden gehonoreerd, dan zal verweerder moeten bezien of er bijzondere omstandigheden zijn die nopen van toepassing van het beleid in het geval van Hems af te wijken. Het is in beginsel aan Hems om die bijzondere omstandigheden aan te dragen.
Mocht verweerder tot de conclusie komen dat de beach bar, zoals aangevraagd, niet kan worden vergund, maar mogelijk wel met een (ondergeschikte) wijziging, dan is het aan verweerder daarover met Hems in contact te treden (‘maatwerk’). Daarbij zou het kunnen gaan om een wijziging van de locatie van de bar, het formaat / ‘footprint’ van de bar (bijvoorbeeld van max 75 m2 in plaats van de gevraagde 100 of 150 m2), de (openheid van de) constructie (bouwwerk / geen gebouw) en het te gebruiken materiaal. Dit alles om de openheid van het strand zo min mogelijk te verstoren en om te bewerkstelligen dat de bar met mantelbuis geen beletsel vormt voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid ter plaatse, alsmede de bescherming van het milieu.
17. Het Gerecht hecht er aan te benadrukken dat hiermee niet is gezegd dat verweerder de door Hems gevraagde precariovergunningen moet verlenen.
Of voor bar en mantelbuis vergunning kan en moet worden verleend, moet blijken uit een nieuwe beoordeling van de aanvragen, met inachtneming van wet, beleid en hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Uit oogpunt van proceseconomie wordt verweerder in overweging gegeven een (1) nieuwe beslissing te nemen voor zowel de bar met mantelbuis en voor de jaren 2024 en 2025.
Proceskosten
18. Omdat Hems in het gelijk wordt gesteld, zal verweerder worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Hems volgens het geldende forfaitaire tarief tot een bedrag van Afl. 1.050.- (1 punt voor het bijwonen van de zitting, 0,5 punt voor het bijwonen van de nadere zitting, oftewel in totaal 1,5 punt x Afl. 700.- = Afl. 1.050.-). Tevens dienen de door Hems gestorte griffierechten van in totaal Afl. 75.- aan haar te worden vergoed.

BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
-
verklaartde beroepen gegrond;
-
vernietigtde drie bestreden beslissingen van 12 maart 2025 (nrs. DJP/7276/25, DJP/7278/25 en DJP/7282/25);
-
bepaaltdat verweerder binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing neemt op de bezwaarschriften van Hems, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
-
veroordeeltverweerder tot betaling van de door Hems voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.050.-;
-
gelastdat de door Hems voor de beroepen gestorte griffierechten van in totaal
Afl. 75,- aan haar worden terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2025 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.