ECLI:NL:OGEAA:2025:23

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
AUA202403954 KG
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig salaris en emolumenten in kort geding

In deze zaak, die op 15 januari 2025 is behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vordert eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.L. Emerencia, betaling van achterstallig salaris en emolumenten van haar werkgever, SPORTS SYSTEMS RETAIL N.V. (SSR). Eiseres is sinds 1 januari 2014 in dienst bij SSR, maar heeft sinds medio 2023 geen verkoopcommissie meer ontvangen en sinds augustus 2024 geen salaris meer. Op 29 september 2024 is eiseres door SSR naar huis gezonden en heeft zij feitelijk geen arbeid meer verricht. Eiseres stelt dat de arbeidsovereenkomst nog steeds van kracht is en dat SSR haar loonbetalingsverplichtingen moet nakomen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 december 2024 hebben partijen geprobeerd een regeling te treffen, maar dit is niet gelukt. Eiseres vordert in kort geding dat SSR hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van het achterstallige salaris en emolumenten, alsook de wettelijke rente. SSR heeft verweer gevoerd, maar het Gerecht oordeelt dat het spoedeisend belang van eiseres bij haar vorderingen niet is betwist. Het Gerecht concludeert dat eiseres recht heeft op haar loon, aangezien de arbeidsovereenkomst nog steeds van kracht is. De vorderingen gericht tot SSR worden toegewezen, met een gematigde wettelijke verhoging van maximaal 15% over het achterstallige loon.

Eiseres heeft ook vorderingen ingesteld tegen [gedaagde], de directeur van SSR, maar het Gerecht oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat [gedaagde] persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade van eiseres. De vorderingen tegen [gedaagde] worden afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 15 januari 2025
Behorend bij AUA202403954 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Emerencia,
tegen:
1. de naamloze vennootschap
SPORTS SYSTEMS RETAIL N.V.,
gevestigd in Aruba,
2.
[Gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagden,
hierna samen te noemen: SSR c.s. en afzonderlijk: SSR en [gedaagde],
[Gedaagde] procedeert in dezen voor zich en als directeur van SSR.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties 1 tot en met 27 (productie 4 ontbreekt), ingediend op 12 november 2024;
- de mondelinge behandeling gehouden op 13 december 2024;
- de pleitnota van [eiseres].
1.2
Ter zitting is namens [eiseres] mr. Emerencia verschenen. [Gedaagde] is procederende voor zich en voor en namens SSR verschenen. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd. [Eiseres] heeft dit mede aan de hand van een voorgedragen en overgelegde pleitnotitie gedaan. Partijen hebben op elkaars stellingen gereageerd of kunnen reageren. Partijen hebben ook vragen van het Gerecht beantwoord.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling hebben partijen aangegeven een regeling te willen treffen. Aan partijen is daartoe de gelegenheid geboden, waarbij, onder voorbehoud van het treffen van een regeling, vonnis is bepaald op woensdag 8 januari 2025. Bij e-mail van 6 januari 2025 te 15:34 uur heeft mr. Emerencia, desgevraagd, laten weten dat partijen niet tot een regeling zijn gekomen.
1.4.
Vonnis is vervolgens nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden, staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2.
SSR exploiteerde een ‘lifestyle- & streetwear’ winkel in de Main Street en in de Paseo Herencia Mall in Aruba. [Gedaagde] is bestuurder van SSR. SSR verricht inmiddels enkel nog e-commerce activiteiten.
2.3. [
Eiseres] is op 1 januari 2014 in dienst getreden bij SSR als verkoopster tegen een salaris van (ongeveer) Afl. 2.000,- bruto per maand en emolumenten, waaronder een verkoopcommissie van 1% van haar omzet. [Eiseres] dient met haar salaris in haar eigen levensonderhoud en dat van haar kinderen te voorzien.
2.4. [
Eiseres] ontvangt sinds medio 2023 geen verkoopcommissie meer. Zij heeft sinds de maand augustus 2024 geen loon meer ontvangen. [Eiseres] heeft tot en met 28 september 2024 arbeid verricht. Op 29 september 2024 is [eiseres] door SSR c.s. naar huis gezonden en verricht zij feitelijk geen arbeid meer.
2.5.
Tussen SSR c.s. en [eiseres] is in de periode december 2023 - oktober 2024 schriftelijk, per e-mail en/of whatsapp onder meer gecommuniceerd over:
  • het besluit van SSR om per 31 december 2023 haar bedrijfsactiviteiten zoals deze op dat moment bestonden te beëindigen en de arbeidsrechtelijke gevolgen die dat voor [eiseres] al dan niet heeft (gehad);
  • de (tijdige) betaling van het loon, inclusief emolumenten, aan [eiseres];
  • de (wijze van) beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en SSR;
  • de persoonlijke aansprakelijkstelling van [gedaagde] als bestuurder van SSR.

3.HET GESCHIL

3.1. [
Eiseres] vordert om bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. SSR c.s. hoofdelijk te veroordelen aan [eiseres] haar achterstallige salaris en emo-lumenten uit te betalen en te blijven uitbetalen totdat de arbeidsovereenkomst op rechtmatige wijze is beëindigd, waarbij betaling door de één de ander zal bevrijden;
2. SSR c.s. hoofdelijk te veroordelen aan [eiseres] de wettelijke vertragingsrente en de wettelijke rente over het achterstallige salaris uit te betalen totdat het achterstallige salaris op behoorlijke wijze is voldaan, waarbij betaling door de één de ander zal bevrijden;
3. met veroordeling van SSR c.s. in de proceskosten.
3.2.
SSR c.s. voeren verweer.
3.3.
Het Gerecht zal hierna, waar nodig, nader op de standpunten van partijen ingaan.

4.DE BEOORDELING

4.1.
Het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen is door SSR c.s. niet betwist en volgt ook uit de aard van die vorderingen.
4.2.
Voor toewijzing van de vorderingen van [eiseres] in kort geding is plaats indien met voldoende zekerheid kan worden aangenomen dat in een (eventueel) tussen partijen te voeren bodemprocedure gelijksoortige vorderingen van [eiseres] zullen worden toegewezen.
Vorderingen gericht tot SSR
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] op enig moment haar werkzaamheden is gaan verrichten in een onder andere naam opererende winkel dan de winkel van SSR in de Paseo Herencia Mall en dat zij ook toen op de ‘payroll’ van SSR is blijven staan. Wat verder ook zij van de betwiste stelling van SSR c.s. dat sprake was van een terbeschikkingstelling van [eiseres] aan ‘The Athlete’s Foot’/Iconix Brands N.V. (het bedrijf van de broer van [gedaagde], de heer [betrokkene]), in geschil is ook niet dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nimmer is beëindigd. Weliswaar was SSR voornemens een ontslagverzoek bij de Dienst Arbeid in te dienen en zijn er vanaf juni 2024 beëindigingsvoorstellen gewisseld, maar dat dit daadwerkelijk tot ontslag/beëindiging/overgang naar Iconix Brands N.V. heeft geleid, is gesteld noch gebleken. Dit brengt met zich dat [eiseres] geacht kan worden nog immer in dienst te zijn van SSR. De arbeidsovereenkomst is dus nog onverkort van kracht, zodat SSR haar daaruit voortvloeiende loonbetalingsverplichtingen moet nakomen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die een ander oordeel kunnen dragen.
Ter zitting is komen vast te staan dat het door SSR aan [eiseres] laatst betaalde salaris dateert van juli 2024 en dat de betaling van het loon sindsdien achterstallig is. Tegen de gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente hebben SSR c.s. geen verweer gevoerd.
4.4.
Dit betekent dat de vorderingen van [eiseres] onder 1 en 2 voor zover deze gericht zijn tot SSR als werkgever worden toegewezen [1] , met dien verstande dat het Gerecht de wettelijke verhoging over achterstallig loon gematigd zal vaststellen op telkens maximaal 15%. Hieraan doet niet af dat [eiseres] feitelijk vanaf oktober 2024 geen werkzaamheden meer heeft verricht. [Eiseres] heeft haar werk immers enkel neergelegd op instigatie van SSR c.s., terwijl zij de reden die SSR c.s. daaraan ten grondslag hebben gelegd uitdrukkelijk betwist.
Vorderingen gericht tot [gedaagde]
4.5. [
Eiseres] meent dat [gedaagde], naast SSR, persoonlijk aansprakelijk moet worden gehouden voor de schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van (samengevat):
1) de onzorgvuldige uitoefening door [gedaagde] van zijn rol als directeur en feitelijk beleidsbepaler van/in SSR;
2) het actief aan haar verstrekken van onjuiste informatie en het op onoorbare wijze aandringen op een ongunstige regeling, waardoor [eiseres] werd benadeeld in haar rechten en haar (juridische) positie werd ondermijnd, en
3) het stelselmatig negeren van de arbeidsrechtelijke verplichtingen van SSR jegens [eiseres].
In de visie van [eiseres] kan [gedaagde] daarom persoonlijk een ernstig verwijt worden gemaakt en heeft hij onrechtmatig gehandeld. De schade bestaat volgens [eiseres] uit de achterstallige loonbetalingen, inclusief verkoopcommissies, vermeerderd met de wettelijke (vertragings-) rente.
4.6. [
Gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat hem persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Hij heeft daartoe samengevat gesteld dat hij vanwege de financiële situatie van SSR niet anders kon dan niet (volledig) aan de arbeidsrechtelijke verplichtingen van SSR jegens [eiseres] voldoen. Hij ontkent uitdrukkelijk dat hij bewust middelen heeft onttrokken van SSR.
4.7.
Het Gerecht overweegt als volgt.
4.7.1.
Indien een vennootschap tekortschiet in zijn verplichtingen uit een overeenkomst of onrechtmatig handelt, geldt als uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden kan er, op grond van onrechtmatige daad, ook ruimte zijn voor aansprakelijkheid van een bestuurder van een vennootschap en wel (onder meer) indien de bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. De betrokken bestuurder kan in dat geval voor schade van de schuldeiser aansprakelijk worden gehouden, indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade (Hoge Raad 8 december 2006, ECLI:NL:PHR:2006:AZ0758, NJ 2006, 659 (Ontvanger/Roelofsen)).
4.7.2.
Voorshands is, gelet op de voldoende gemotiveerde betwisting van [gedaagde], niet zonder meer aannemelijk geworden dat de situatie als bedoeld in voornoemd arrest hier aan de orde is en dus dat [gedaagde] zodanig onzorgvuldig jegens [eiseres] heeft gehandeld dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De vorderingen voor zover deze gericht zijn tot [gedaagde] worden daarom afgewezen. Daarmee heeft [eiseres] bij de gevorderde hoofdelijkheid geen belang.
4.8.
Omdat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1.
veroordeelt SSR tot (door)betaling aan [eiseres] van haar loon gerekend vanaf augustus 2024 totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met (1) de gematigd vastgestelde wettelijke verhoging van telkens maximaal 15% en (2) met de wettelijke rente;
5.2.
verklaart de veroordeling in 5.1 uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 15 januari 2025 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Dit omdat bij de hiervoor geschetste stand van zaken naar het voorlopig oordeel van het Gerecht met voldoende zekerheid kan worden aangenomen dat in een (eventueel) tussen partijen te voeren bodemprocedure gelijksoortige vorderingen van [eiseres] zullen worden toegewezen.