ECLI:NL:OGEAA:2025:265

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
AUA202502500 KG
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over rechtsgeldigheid van arbeidsovereenkomst en misbruik van bevoegdheid

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 3 september 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en het Land Aruba. [Eiseres] vorderde haar herstel in de functie van hoofdcoördinator bij Enseñansa pa Empleo, nadat haar arbeidsovereenkomst op 31 juli 2025 door het Land was opgezegd. De opzegging werd door [eiseres] betwist, waarbij zij stelde dat deze niet rechtsgeldig was en dat er sprake was van misbruik van bevoegdheid. Het Gerecht oordeelde dat er wel degelijk een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst was ontstaan, ondanks dat deze niet door beide partijen was ondertekend. Het Land had de verplichting om zich als goed werkgever te gedragen en had onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen van de opzegging voor [eiseres]. Het Gerecht concludeerde dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was en dat de vorderingen van [eiseres] moesten worden toegewezen. Het Land werd veroordeeld tot herstel van [eiseres] in haar functie, betaling van dwangsommen en het salaris vanaf 30 augustus 2025.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 3 september 2025 (bij vervroeging)
Behorend bij AUA202502500 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiseres]
te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: mr. D.G. Kock,
tegen:
de openbare rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigde: mr. M.L.J.J.P. Willems.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de pleitnota namens [eiseres];
- de overgelegde producties van het Land;
- de pleitnota namens het Land;
- de mondelinge behandeling op 28 augustus 2025.
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat op 17 september 2025 vonnis zal worden gewezen. Deze uitspraak wordt dus bij vervroeging gedaan.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Door [eiseres] is een overeenkomst, met de titel
“Arbeidsovereenkomst bij het Ministerie van Arbeid, Energie en Integratie ambtelijke arbeidsvoorwaarden”ondertekend (hierna: de Overeenkomst). Namens het Land is deze niet ondertekend. Uit de Overeenkomst blijkt dat [eiseres] met ingang van 1 februari 2025 als hoofdcoördinator bij het Enseñansa pa Empleo in dienst treedt voor een werkweek van minimaal 40 uren voor
de duur van twee jaar tegen een bruto-salaris van Afl. 8.190,00 per maand (schaal 13) met een toelage van 25% en een telefoontoelage van Afl. 250,00 per maand. Artikel 1 lid 3 van de Overeenkomst luidt als volgt:
“Zowel de werkgever als de werknemer kan de arbeidsovereenkomst tussentijds opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van één (1) maand.”In de Overeenkomst wordt uitdrukkelijk verwezen naar artikel 7:615 lid 2 BW waarin staat – kort gezegd – dat het arbeidsrecht uit het BW niet van toepassing is op personeel van de overheid.
2.2 [
Eiseres], die reeds werkte als kwartiermaker voor het Enseñansa pa Empleo, heeft haar werkzaamheden met ingang van 1 februari 2025 aangevangen. Zij ontving de afgesproken vergoedingen van het Land.
2.3
In de brief namens het Land van 31 juli 2025 aan [eiseres] wordt geschreven dat de beslissing om met haar de Overeenkomst aan te gaan is genomen tijdens de demissionaire periode van het Kabinet Wever-Croes II; dus in de periode van het afscheidsbeleid. De Overeenkomst is kritisch bekeken door de nieuwe regering met als conclusie:
“Vastgesteld is dat er geen formele beschikking is vastgesteld door de thans bevoegde minister en dat de oorspronkelijke beslissing niet is ingebed in een structureel personeelsplan of begrotingskader van het huidige kabinet.
Gelet hierop is besloten dat het aan een rechtsgeldige grondslag voor de voortzetting van uw werkzaamheden ontbreekt en wordt u geïnstrueerd om uw werkzaamheden per direct stop te zetten. Uw dienstverband wordt, met inachtneming van één maand opzegtermijn, ingaande 31 juli 2025 opgezegd en derhalve definitief eindigend op 30 augustus 2025.”

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
Eiseres] vordert dat het Land, op straffe van verbeurte van een dwangsom, binnen vijf (5) dagen na betekening van dit vonnis, haar weder te werk stelt en haar het bruto-salaris vermeerderd met alle toelagen vanaf 30 augustus 2025 tot aan de dag van werkelijk herstel van de arbeidsverhouding betaalt, met veroordeling van het Land in de proceskosten.
3.2
Het Land concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] en haar te veroordelen in de proceskosten.
3.3
Het Gerecht zal hierna, waar nodig, nader op de standpunten van partijen ingaan.

4.DE BEOORDELING

Spoedeisendheid
4.1 [
Eiseres] is een alleenstaande moeder met twee kinderen in de puberleeftijd. Zij woont in een huis dat is gekocht met een hypothecaire financiering. Zij is voor haar levensonderhoud en dat van haar kinderen aangewezen op de inkomsten uit de arbeidsverhouding met het Land. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.
Inhoudelijk
4.2 [
Eiseres] voert aan dat zij de opzegging van de arbeidsverhouding niet zag aankomen, ondanks de opzegtermijn van een maand. Die opzegging levert misbruik van bevoegdheid op, temeer nu zij prima functioneerde en de afdeling personeelszaken (na eerst om verkeerde redenen negatief te hebben geadviseerd) uiteindelijk positief adviseerde over haar aanstelling. Op de zitting citeert zij een brief van de afdeling personeelszaken van 20 februari 2025 waarin door de afdeling personeelszaken ook wordt bevestigd dat er wel degelijk financiële dekking is voor haar aanstelling. De Overeenkomst heeft zij inderdaad ondertekend maar heeft zij nooit ondertekend retour ontvangen. Een belangenafweging op grond van de redelijkheid en billijkheid brengt met zich dat de opzegging niet in stand kan blijven. De vacature is nog niet opengesteld en [eiseres] is bereid haar werkzaamheden direct weer aan te vangen.
4.3.
Het Land voert aan dat zijn nieuwe regering gerechtigd is om besluiten van haar voorgangster in de demissionaire periode kritisch tegen het licht te houden, zeker als er geen financiering voor blijkt te zijn, er geen formatierapport noch een vacature is terwijl de Overeenkomst niet door beide partijen is ondertekend zodat er geen formele overeenkomst tussen het Land en [eiseres] tot stand is gekomen. [Eiseres] is zelf akkoord gegaan met de opzegtermijn van een maand en ze wist dat daarvan gebruik kon worden gemaakt. Verwezen wordt naar Arubaanse rechtspraak over dit soort zaken.
4.4
Het Gerecht overweegt dat duidelijk is dat partijen rechtsgeldig een overeenkomst zijn aangegaan. [Eiseres] immers heeft de Overeenkomst ondertekend, is aan de slag gegaan en het Land heeft elke maand keurig de afgesproken vergoeding aan haar betaald. Het Land kan dus niet volhouden dat er geen rechtens geldende overeenkomst is waarbij ook nog eens komt dat uit zijn opzeggingshandeling volgt dat hij gebruik maakt van de opzegtermijn van een maand zonder daarover enig voorbehoud te formuleren. In de opzegbrief wordt alleen gezegd dat er geen formele beschikking is maar dat doet aan het bestaan van een arbeidsverhouding naar burgerlijk recht natuurlijk niet af.
4.5
Verder overweegt het Gerecht dat een uit een overeenkomst voortvloeiende bevoegdheid tot opzegging op grond van artikel 6:248 BW onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid kennelijk onaanvaardbaar kan zijn. Het Land is bij haar (rechts)handelen gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur waarbij het Land, ondanks dat de arbeidsrechtsbepalingen van Boek 7 BW niet van toepassing zijn, zich wel moet gedragen als goed werkgever c.q. opdrachtgever en zich de belangen van haar medewerkers moet aantrekken. De opzeggingsbrief miskent dat wel degelijk sprake was van een financiële dekking (wat door het Land op de zitting namelijk niet is weersproken) en daarom klopt deze inhoudelijk al niet. Verder is duidelijk dat het voor het Land kenbaar was dat [eiseres], die al langer voor het Land werkte, binnen een maand zonder inkomsten zou komen te zitten wat haar van de opzegging had moeten weerhouden. Zij heeft daarmee namelijk helemaal geen rekening gehouden. Daarbij komt dat de vacature nog bestaat, zoals het Land ter zitting heeft erkend, maar nog altijd niet is opengesteld. Anders dan het Land op de zitting liet doorschemeren is er geen sprake van een integriteitskwestie die aan voortzetting van de arbeidsverhouding in de weg staat. Door de afdeling personeelszaken is in voormelde brief van 20 februari 2025 excuses aan [eiseres] voor deze verdenking aangeboden door het hoofd van de afdeling. Tot slot overweegt het Gerecht niet te begrijpen waarom het Land, beter gezegd haar nieuwe regering, denkt te kunnen volstaan met een dergelijke weinig empathische opzeggingsbrief in plaats van het gesprek aan te gaan met [eiseres] over de redenen van haar aanstelling door de vorige regering, haar werkzaamheden en het belang daarvan voor het algemeen overheidshandelen.
4.6
Het komt er dus op neer dat de opzegging naar voorlopig oordeel inderdaad misbruik van bevoegdheid oplevert en dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid kennelijk onaanvaardbaar is jegens [eiseres]. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat met voldoende zekerheid te verwachten is dat in een (eventueel) tussen partijen nog te voeren bodemprocedure de rechter tot het oordeel zal komen dat de arbeidsovereenkomst op 31 juli 2025 niet rechtsgeldig is opgezegd. Haar vorderingen worden daarom, inclusief de dwangsommen waartegen geen verweer is gevoerd maar die wel worden gemaximeerd toegewezen en het Land wordt veroordeeld in de proceskosten.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
veroordeelt het Land om [eiseres] binnen 5 dagen na heden te herstellen in haar functie van hoofdcoördinator bij Enseñansa pa Empleo en haar alle werkzaamheden en bevoegdheden die bij deze functie horen toe te kennen;
5.2
veroordeelt het Land tot betaling van dwangsommen van Afl. 500,00 per dag voor elke dag of een gedeelte daarvan dat het Land nalaat aan voormelde veroordeling te voldoen, en maximeert de totaal te verbeuren dwangsommen op Afl. 250.000,-- ;
5.3
veroordeelt het Land om het volledige salaris van Afl. 8.190,00 bruto per maand, vermeerderd met alle toelagen vanaf 30 augustus 2025 tot aan de dag van werkelijk herstel aan [eiseres] te betalen;
5.4
veroordeelt het Land in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] begroot op Afl. 225,00 aan oproepingskosten, Afl. 450,00 aan griffierechten en Afl. 1.000,00 aan gemachtigdensalaris;
5.5
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 3 september 2025 in aanwezigheid van de griffier.