ECLI:NL:OGEAA:2025:282

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
A.R. AUA202301861
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling op basis van rechtsgeldige schuldbekentenis in executoriale vorm

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 10 september 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Savaneta Health & Beauty Spa N.V. (SHBS) en een gedaagde partij. SHBS vorderde betaling van een bedrag van Afl. 3.036.473,95, vermeerderd met rente van 15% per jaar, op basis van een schuldbekentenis die door de gedaagde en haar dochter was ondertekend. De gedaagde betwistte de rechtsgeldigheid van de schuldbekentenis, stellende dat zij niet wist wat zij ondertekende en dat de notaris onzorgvuldig had gehandeld. Echter, het Gerecht oordeelde dat de schuldbekentenis in executoriale vorm was uitgegeven, waardoor SHBS haar vordering direct kon afdwingen. Het Gerecht wees de vorderingen van SHBS toe en veroordeelde de gedaagde in de proceskosten. De gedaagde werd in het ongelijk gesteld, omdat zij geen vernietigingsgrond aanvoerde en de schuldbekentenis als rechtsgeldig werd beschouwd. Het vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 10 september 2025
Behorend bij A.R. AUA202301861
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
SAVANETA HEALTH & BEAUTY SPA N.V.,
te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: SHBS,
gemachtigde: mr. M.G.A. BAIZ,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. G.A. Maldonado.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.
1.3
Bij incidenteel vonnis van 24 januari 2024 is aan [gedaagde] toegestaan om [notaris], notaris te Aruba (hierna: de notaris), in vrijwaring op te roepen. In die procedure wordt vandaag ook vonnis gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
SHBS exploiteert een schoonheidscentrum.
2.2
Bij het handelsregister staat ingeschreven de eensmanszaak Administratie & Adviezen “X-AKT” met als “bestuurder(s) – gevolmachtigde(n)” sinds 9 januari 2008 [gedaagde]. Voorheen werd de eenmanszaak gedreven door haar in 2007 overleden echtgenoot. Hun dochter [de dochter] (hierna: [de dochter]) heeft namens X-AKT feitelijk de werkzaamheden van de eensmanszaak uitgevoerd.
2.3
X-AKT heeft in opdracht en voor rekening van SHBS haar financiële administratie verzorgd. SHBS maakte gelden naar haar over die door X-AKT moesten worden doorbetaald aan onder andere de belastingdienst en de Sociale Verzekeringsbank. Deze gelden zijn echter niet volledig aan de schuldeisers van SHBS doorbetaald door X-AKT.
2.4
In een notariële akte van 18 juli 2022, verleden ten overstaan van de notaris, met als titel “Schuldbekentenis” hebben [gedaagde] en [de dochter] (in de akte gezamenlijk aangeduid als “Debiteur”) verklaard aan SHBS (“Crediteur”) Afl. 3.036.473,95, te vermeerderen met rente van 15% per jaar, schuldig te zijn. In de considerans van de schuldbekentenis staat onder andere:
“In tegenstelling tot de gemaakte afspraken, heeft Debiteur opzettelijk nagelaten de door Crediteur aan Debiteur betaalde gelden in de loop der jaren af te dragen aan de SVB en DIMP waardoor Crediteur deze gelden alsnog moet betalen aan voormelde instanties.”
2.5
De uit de schuldbekentenis blijkende betalingsafspraken zijn door [gedaagde] en [de dochter] niet nagekomen. Bij verstekvonnis van 18 januari 2023 is [de dochter] veroordeeld tot betaling van Afl. 3.000.000,00.
2.6
SHBS heeft het Gerecht verzocht conservatoir beslag te leggen op een onroerende zaak die in eigendom aan [gedaagde] toebehoort. Dat verzoek heeft het Gerecht afgewezen omdat de vrees voor verduistering niet aannemelijk is gemaakt.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
SHBS vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan haar te betalen Afl. 3.036.473,95, vermeerderd met 15% rente per jaar, te rekenen vanaf 18 juli 2022, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2 [
Gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van SHBS en haar te veroordelen in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het Gerecht stelt voorop dat de schuldbekentenis is uitgegeven in executoriale vorm. Daarom is deze procedure niet nodig. Met de grosse van de notariële akte immers kan SHBS executoriaal beslag ten laste van [gedaagde] leggen. Zij heeft door mede-ondertekening van de schuldbekentenis immers “haar eigen vonnis ondertekend”. Met deze grosse had SHBS ook executoraal beslag kunnen leggen op de onroerende zaak van [gedaagde] zodat conservatoir beslag niet nodig was. Partijen leggen niet uit waarom deze procedure toch nodig is zodat het Gerecht er maar vanuit gaat dat er ergens een belang is. Het Gerecht acht SHBS dus in haar vorderingen ontvankelijk.
4.2
In de conclusie van antwoord legt [gedaagde] uit dat [de dochter] na het overlijden van haar vader de bedrijfsvoering heeft overgenomen. [Gedaagde] heeft weliswaar de eenmanszaak geërfd maar heeft geen flauw benul van administratie of van zakendoen en wist niet waar [de dochter] mee bezig was. [Gedaagde] heeft dus nooit iets met SHBS te maken gehad. SHBS toont niet aan dat dit anders is. Zij wijst erop dat zij ten tijde van de ondertekening van de schuldbekentenis 80 jaar oud was en dat zij niet wist wat zij ondertekende. Pas de avond daarvoor vertelde [de dochter] haar dat ze in de ochtend een document bij de notaris moest gaan ondertekenen. Zij wist niet wat ze ondertekende. Er was geen enkele reden voor [gedaagde] om de schuldbekentenis te ondertekenen; ze is gepensioneerd, had een laag inkomen en de enige reden is dat SHBS zich dan zou kunnen verhalen. De notaris heeft niet opgelet en daarom zit [gedaagde] nu vast aan de schuldbekentenis. Bij dupliek wordt aangevuld dat [de dochter] de eenmanszaak heeft voortgezet, dat zij daarover de volledige controle had en ook over de bankrekening. [De dochter] is strafrechtelijk vervolgd en [gedaagde] niet.
“Het verweer van [gedaagde] richt zich echter op de omstandigheden waaronder de ondertekening heeft plaatsgevonden en de rol van de notaris in deze kwestie. Het feit dat de akte authentiek is, maakt de gedragingen van betrokken partijen en de handelwijze van de notaris niet onaantastbaar.”, zo schrijft [gedaagde]. De verweren van [gedaagde] worden door SHBS gemotiveerd weersproken.
4.3
Bij antwoord voert [gedaagde] ook nog aan dat SHBS is opgeheven maar bij repliek legt SHBS uit dat zij een verkeerd uittreksel uit het handelsregister had overgelegd. Omdat op de bij repliek overgelegde uitdraai uit het handelsregister staat dat zij wel “actief” is gaat het Gerecht voorbij aan het verweer bij dupliek dat dit onvoldoende is. Bovendien had [gedaagde] natuurlijk zelf ook het handelsregister kunnen raadplegen als zij serieus bleef twijfelen aan het bestaan van SHBS. Dat heeft zij echter niet gedaan.
4.4
Overwogen wordt dat door [gedaagde] niet wordt aangevoerd dat de schuldbekentenis mank gaat aan een wilsgebrek; zij stelt geen vernietigingsactie in. Daarom moet het Gerecht ervan uitgaan dat de schuldbekentenis rechtsgeldig is. Dat [de dochter] niet eerlijk tegen haar zou zijn geweest of dat de notaris vanwege haar persoonlijke omstandigheden de schuldbekentenis niet had mogen verlijden doet niet ter zake omdat deze argumenten, die door SHBS worden bestreden, er niet toe leiden dat SHBS aan de schuldbekentenis geen rechten meer zou mogen ontlenen. Het Gerecht overweegt terzijde dat [gedaagde] niet [de dochter] in vrijwaring oproept om de vordering volledig op haar te kunnen afwentelen wat toch in lijn met haar eigen stellingen over het gedrag [de dochter] zou zijn. Wel roept [gedaagde] de notaris in vrijwaring op en diens rechtsverhouding tot haar wordt in de vrijwaringsprocedure beoordeeld maar die beoordeling kan uiteraard niet afdoen aan de beslissing in deze zaak. Deze luidt dat het Gerecht de vorderingen van SHBS toewijst.
4.5
Als in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] in de proceskosten veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan SHBS van een bedrag van Afl. 3.036.473,95, te vermeerderen met de rente van 15% per jaar, vanaf 18 juli 2022 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van SHBS worden begroot op Afl. 7.050,00 aan griffierecht, Afl. 197,00 aan explootkosten en Afl. 12.000,00 aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 september 2025, in aanwezigheid van de griffier.