Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
“heeft laten varen en heeft erkend/verklaard dat de primaire vordering van Landy Corporation wat hem betreft kan worden toegewezen”is het Land onder andere veroordeeld als volgt:
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft Landy Corporation N.V. (hierna: Landy) een kort geding aangespannen tegen het Land Aruba (hierna: het Land) met als doel het verkrijgen van medewerking van het Land aan het verlijden van een notariële akte tot uitvoer van een grondruil. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 10 september 2025 is ontvangen. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 september 2025 heeft het Gerecht geweigerd om kennis te nemen van door het Land ingediende producties, omdat deze te laat waren ingediend en niet voorzien van een inhoudsopgave. Het vonnis is op 8 oktober 2025 uitgesproken.
De achtergrond van de zaak betreft een eerder vonnis van 24 augustus 2022, waarin het Land was veroordeeld om mee te werken aan de grondruil met Landy. Het Land heeft echter zijn verplichtingen niet nagekomen, wat heeft geleid tot de huidige vordering. Landy vordert dat het Gerecht het Land opdraagt om binnen een bepaalde termijn mee te werken aan het verlijden van de notariële akte, met een dwangsom als drukmiddel voor het geval het Land niet aan deze verplichting voldoet.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat er sprake is van spoedeisend belang, gezien de aard van de vordering en het feit dat het Land geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd. Het Gerecht heeft de subsidiaire vordering toegewezen, waarbij het Land wordt verplicht om binnen tien weken na betekening van het vonnis mee te werken aan het verlijden van de notariële akte, met een dwangsom van Afl. 2.500,- per dag bij niet-naleving, tot een maximum van Afl. 100.000,-. Tevens is het Land in de proceskosten veroordeeld.