Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE BEOORDELING
[verkoper]met als omschrijving
“verk. [adres 2]”,
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 17 oktober 2025 een vonnis gewezen in een kort geding waarin [eiseres] een vordering tot opheffing van beslag op haar woning heeft ingediend. De achtergrond van de zaak betreft een eerder kort geding dat op 4 juni 2025 werd uitgesproken, waarin de vordering van [eiseres] en de minderjarige [minderjarige] tot opheffing van hetzelfde beslag werd afgewezen. De woning is gezamenlijk eigendom van [eiseres] en de overleden erflater, en er rusten hypotheken op het pand. De gedaagde, [gedaagde], heeft conservatoir maritaal beslag gelegd op de woning. Het Gerecht heeft in deze procedure vastgesteld dat de vordering van [eiseres] niet kan worden toegewezen, omdat niet summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering van [gedaagde]. Het Gerecht oordeelt dat de belangenafweging niet in het voordeel van [eiseres] uitvalt, aangezien het belang van [gedaagde] om haar mogelijke aanspraken op de woning te beschermen zwaarder weegt. De vordering tot opheffing van het beslag wordt afgewezen, en [eiseres] wordt in de proceskosten veroordeeld.