ECLI:NL:OGEAA:2025:337

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
AUA202501253 EJ
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslagkwestie en de vraag of werknemer zelf ontslag heeft genomen of door werkgever is ontslagen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, staat de vraag centraal of de werknemer, aangeduid als [verzoekster], zelf ontslag heeft genomen of dat zij door de werkgever, KFC, is ontslagen. De procedure begon met een verzoekschrift van [verzoekster] op 29 april 2025, waarin zij zich beklaagde over haar ontslag en aanspraak maakte op doorbetaling van haar loon en vergoedingen. KFC betwistte de claims van [verzoekster] en stelde dat zij zelf ontslag had genomen door haar werkplek zonder toestemming te verlaten. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 september 2025 werd duidelijk dat er verschillende visies waren over de gebeurtenissen op 29 oktober 2024, de dag waarop [verzoekster] haar werkplek verliet. Het Gerecht oordeelde dat er geen sprake was van een rechtsgeldig ontslag door KFC, noch van een opzegging door [verzoekster]. Het Gerecht concludeerde dat de arbeidsovereenkomst nog steeds voortduurt, en dat KFC verplicht is om het loon en de vergoedingen aan [verzoekster] door te betalen. De rechter verleende [verzoekster] verlof tot kosteloos procederen en veroordeelde KFC tot het betalen van achterstallig loon en vergoedingen, evenals tot wedertewerkstelling van [verzoekster] binnen vijf dagen na betekening van de beschikking, op straffe van een dwangsom. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagprocedures en de rechten van werknemers te respecteren.

Uitspraak

Beschikking van 28 oktober 2025
Behorend bij E.J. nr. AUA202501253
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoekster],
te Aruba,
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.K. Smit,
tegen:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
J.M.K. ISLAND RESTAURANT V.B.A. h.o.d.n. KFC,
te Aruba,
verweerster,
hierna te noemen: KFC,
gemachtigde: de advocaat mr. C.B.A. Coffie.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 29 april 2025;
- het verweerschrift;
- de aanvullende producties van partijen;
- de pleitaantekeningen van partijen;
- de mondelinge behandeling van 9 september 2025.
1.2
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen [verzoekster] in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde en KFC bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door de heer [HR medewerker] (HR medewerker).
1.3
Beschikking is bepaald op vandaag.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 16 juni 2021 is [verzoekster] in dienst getreden van KFC tegen een uurtarief van Afl. 9,31.
2.2
Op 6 februari 2022 is tussen partijen overeengekomen dat [verzoekster] een vergoeding/bonus van Afl. 200,- plus Afl. 200,- aan benzinevergoeding krijgen zolang zij de functie van “
shift manager” heeft.
2.3
Vanaf omstreeks augustus 2022 was [verzoekster] “
Shiftleader in Training” en daarna in februari 2023 is [verzoekster] “
Shift Manager” geworden.
2.4
Vanaf februari 2023 heeft [verzoekster] naast haar maandelijkse loon van Afl. 2.000,- ook de twee extra vergoedingen van ieder Afl. 200,- boven haar maandelijkse loon gekregen. Vanaf januari 2024 worden deze extra vergoedingen van ieder Afl. 200,- per maand niet meer aan [verzoekster] betaald.
2.5
Bij brief van 29 oktober 2024 schreef KFC aan [verzoekster]:

(…)
Pa medio di esaki nos kier a trece na bo atencion cu bo ultimo dia di trabou tabata awe 29 oktober 2024.
[Verzoekster], awe bo a bolbe Sali for di bo turno di trabou sin permiso di manager y a bandona bo trabou. Oficina di Recurso Humano a purba na varios ocacion pa tuma contact cu bo persona, pero bo no tabata responde nos yamada di telefon.
(…)
Ta conclui cu [verzoekster] a bandona trabou ‘walk out’ y cu esaki a perde tur su derecho nan.(..)”. [1]
2.6
Op 31 oktober 2024 heeft [verzoekster] zich gewend tot de Directie Arbeid en Onderzoek (hierna: DAO). Dit blijkt uit het door haar in deze procedure overgelegde voorblad van het Rapport/Bemiddelingstraject van DAO, ingebracht als productie 10 bij het verzoekschrift.
2.7
Bij brief van 4 april 2025 heeft [verzoekster] op de brief van 29 oktober 2024 gereageerd en zich op de vernietigbaarheid van het ontslag beroepen, aanspraak gemaakt op doorbetaling van loon vanaf oktober 2024, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente, alsmede op tewerkstelling in haar reguliere functie. Verder vordert [verzoekster] Afl. 4.000,- aan ten onrechte niet aan haar betaalde vergoedingen over de maanden januari 2024 tot en met oktober 2024, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente.

3.HET VERZOEK

3.1
Naast verlof tot kosteloos procederen verzoekt [verzoekster] dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat het aan haar verleende ontslag vernietigd is, dan wel het ontslag vernietigt;
KFC veroordeelt om aan [verzoekster] betaalt:
a. het loon, vastgesteld op Afl. 2.200,-, plus Afl. 200,- aan vergoeding/bonus per maand, vanaf oktober 2024 en blijft betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging, alsmede de wettelijke rente voor zover van toepassing;
b. een bedrag van Afl. 3.600,- aan niet betaalde vergoedingen, vermeerderd met de wettelijke verhoging alsmede de wettelijke rente voor zover van toepassing;
c. een bedrag van Afl. 40,-, vermeerderd met de wettelijke rente;
3. KFC beveelt om [verzoekster] binnen 5 dagen na betekening van de beschikking weer tewerk te stellen in haar reguliere functie en werktijden, zulks op straffe van een dwangsom van Afl. 250,- per dag dat KFC nalaat aan dit bevel te voldoen;
4. KFC veroordeelt in de kosten van dit geding.
3.2 [
Verzoekster] heeft aan haar verzoeken ten grondslag gelegd dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is beëindigd zonder de toestemming van de directeur van de DAO, waardoor het ontslag vernietigbaar is.
3.3
KFC voert verweer en concludeert dat het door [verzoekster] verzochte moet worden afgewezen, met veroordeling van [verzoekster] in alle kosten van dit geding, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten en uitvoerbaar bij voorraad.
3.4
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.
4. DE BEOORDELING
4.1
Uit het daartoe overgelegde afgegeven bewijs van onvermogen blijkt dat [verzoekster] niet in staat is om de kosten van deze procedure te dragen. Aan haar zal daarom verlof worden verleend tot kosteloos procederen.
4.2
Partijen verschillen van mening over wat zich precies heeft voorgedaan. Volgens [verzoekster] werd zij bij brief van 29 oktober 2024 op staande voet ontslagen, omdat zij haar werkplek vroegtijdig had verlaten zonder toestemming van de manager. KFC betwist deze stelling en voert aan dat er geen sprake is van ontslag, maar van een ontslagname door [verzoekster] zelf. Tijdens de mondelinge behandeling heeft KFC desgevraagd verklaard dat zij nooit de bedoeling had om [verzoekster] te ontslaan. Gelet op dit alles staat vast dat er geen sprake is van enig ontslag door KFC gegeven. Dit brengt mee dat de (hiervoor in 3.1 onder 1 weergegeven) verzochte verklaring voor recht aangaande de nietigverklaring van het ontslag, niet toewijsbaar is.
ontslagname
4.3
Nu de beweerdelijke ontslagname door [verzoekster] zélf het onderwerp van geschil is, moet het Gerecht daarop ingaan. [Verzoekster] stelt dat zij op 29 oktober 2024 geen ontslag heeft genomen. Volgens [verzoekster] werd zij die dag door haar manager naar huis gestuurd omdat zij weigerde te werken zonder mondkapje. KFC stelt dat [verzoekster] wel degelijk zelf ontslag heeft genomen.
4.4
De kernvraag is of [verzoekster] op 29 oktober 2024 al dan niet de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst heeft beëindigd door op die datum ontslag te nemen en zo ja, of KFC haar aan die opzegging mocht houden.
4.5
Het Gerecht begrijpt dat KFC zich op het standpunt stelt dat [verzoekster] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, nu zij op 29 oktober 2024 de werkvloer heeft verlaten zonder toestemming. KFC heeft geprobeerd [verzoekster] telefonisch te bereiken, maar dat zij niet opnam, en dat zij dit heeft opgevat als een opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verzoekster]. Vervolgens heeft KFC de onder r.o. 2.5 aangehaalde brief aan [verzoekster] verzonden, waarin is medegedeeld dat zij haar rechten had verloren. Omdat [verzoekster] niet heeft gereageerd op die
missed callsen op de brief, heeft KFC dit beschouwd als bevestiging van haar ontslagname. [Verzoekster] betwist de stellingen van KFC en voert aan dat zij de werkvloer juist met toestemming van de manager heeft verlaten. Zij nam de telefoon niet op omdat zij zich op dat moment op de werkvloer bevond, waar het niet is toegestaan een telefoon bij zich te dragen.
4.6
De volgens vaste rechtspraak [2] geldende strenge maatstaf ter beantwoording van de vraag of een werknemer zijn dienstbetrekking vrijwillig heeft willen beëindigen, dient ertoe de werknemer te behoeden voor de ernstige gevolgen die vrijwillige beëindiging van het dienstverband voor hem kan hebben, kort gezegd het verloren gaan van de mogelijkheid zich op ontslagbescherming te beroepen en, zo voegt het Gerecht toe specifiek voor Aruba, het mogelijk verlies van aanspraken op grond van de Cessantia-verordening. In verband met die ernstige gevolgen zal de werkgever niet spoedig mogen aannemen dat een verklaring van de werknemer is gericht op vrijwillige beëindiging van de dienstbetrekking. Waar het gaat om de beantwoording van de vraag of een door de werkgever afgelegde verklaring strekt tot beëindiging van de dienstbetrekking zijn ernstige gevolgen zoals hiervoor vermeld niet aan de orde. Er is daarom geen reden een dergelijke verklaring, indien de werknemer deze heeft opgevat als gericht op de beëindiging van de dienstbetrekking, maar de werkgever zich op het standpunt stelt dat die verklaring niet die strekking had, anders te beoordelen dan aan de hand van de maatstaf van art. 3:33 en 3:35 BW.
4.7
Het Gerecht overweegt als volgt. In dit geval is er geen sprake van een dergelijke verklaring van [verzoekster]. Het vereiste van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring houdt niet in dat de werknemer met zoveel woorden moet hebben verklaard dat hij de arbeidsovereenkomst opzegt; de opzegging kan vormloos geschieden en in een of meer verklaringen besloten liggen. Het enkele verlaten van de werkvloer zonder toestemming is echter onvoldoende om te concluderen dat sprake is van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Gelet op het ontbreken van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring waaruit blijkt dat zij de arbeidsovereenkomst niet wilde voortzetten, en mede gezien het feit dat KFC na 29 oktober 2024 geen verdere poging heeft ondernomen om contact met [verzoekster] op te nemen, zoals via WhatsApp of achterlating van een brief in haar brievenbus, om te verifiëren of zij daadwerkelijk de arbeidsovereenkomst wilde opzeggen, had het op de weg van KFC gelegen, als goed werkgever, om zich ervan te vergewissen of [verzoekster] de arbeidsovereenkomst inderdaad niet wilde voortzetten. Dit heeft KFC echter nagelaten. Derhalve kan niet worden gesteld dat [verzoekster] zelf de arbeidsovereenkomst met KFC heeft opgezegd, temeer nu zij zich op 31 oktober 2024 zich tot DAO heeft gewend om te protesteren tegen het einde van het dienstverband.
4.8
Het voorgaande brengt mee dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen, nu geen sprake is van ontslag door KFC en evenmin van opzegging door [verzoekster], niet is geëindigd en dus nog voortduurt.
voortduren van de arbeidsovereenkomst en loon
4.9
Omdat de arbeidsovereenkomst niet op 29 oktober 2024 is beëindigd, is KFC in principe loon aan [verzoekster] verschuldigd. KFC stelt dat het beginsel 'geen arbeid, geen loon' van toepassing is, nu [verzoekster] zich pas op 4 april 2025 bereid heeft verklaard om de bedongen arbeid te blijven verrichten. [Verzoekster] voert daartegen aan dat zij op 31 oktober 2024 naar de DAO is gegaan om een bemiddelingstraject te starten. Ter onderbouwing verwijst [verzoekster] naar het rapport van de DAO (r.o. 2.6). Volgens haar heeft een medewerker van DAO contact opgenomen met KFC, wat door KFC betwist. Gelet op het voorblad van het rapport gaat het Gerecht vanuit dat [verzoekster] het niet eens was met de beëindiging van het dienstverband en dat zij zich beschikbaar hield om de bedongen arbeid te verrichten. Ook in de brief van 4 april 2025 (zie r.o. 2.7) heeft [verzoekster] zich beschikbaar gesteld om arbeid te verrichten. KFC is daarom gehouden het loon vanaf oktober 2024 te betalen. Het verzoek van [verzoekster] om KFC te veroordelen het loon te blijven betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd is toewijsbaar, met dien verstande dat het Gerecht de wettelijke verhoging ambts- en billijkheidshalve gematigd vaststelt op telkens maximaal 15% en de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der voldoening.
subsidiair verzoek: loonmatiging
4.1
In het geval dat geen sprake is van een rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst op 29 oktober 2024, doet KFC een beroep op loonmatiging tot een bedrag gelijk aan het brutoloon over een periode van drie maanden. Aan het verzoek tot loonmatiging heeft KFC ten grondslag gelegd dat toewijzing van het loon, gelet op de omstandigheden van het geval, tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Daartoe heeft zij aangevoerd dat sprake is van een wanverhouding tussen de periode waarover loon verschuldigd is en de (recente) periode waarin [verzoekster] daadwerkelijk werkzaamheden voor KFC heeft verricht. Daarnaast wijst KFC op de jonge leeftijd van [verzoekster], wat volgens haar met zich brengt dat [verzoekster] goede kansen heeft op de arbeidsmarkt. Voorts stelt KFC dat [verzoekster] geruime tijd heeft gewacht met het indienen van haar verzoek, en dat niet is gebleken dat zij zich heeft ingespannen om ander werk te vinden.
4.11
Het Gerecht moet dus beoordelen of er aanleiding bestaat voor loonmatiging. Hierbij wordt het volgende voorop gesteld. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het aan de feitenrechter is overgelaten om te beslissen of en in hoeverre er reden tot loonmatiging bestaat; het betreft immers een discretionaire bevoegdheid. De rechter kan – naar analogie van artikel 7:680a BWA of op grond van artikel 6:248 lid 2 BWA – de door de werknemer ingediende loonvordering matigen. De rechter is slechts bevoegd om een vordering tot doorbetaling van loon die gegrond is op vernietigbaarheid van de opzegging van de arbeidsovereenkomst te matigen, indien toewijzing van de loonvordering in de gegeven omstandigheden tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Bij zijn oordeel in hoeverre aan dit vereiste is voldaan, dient de rechter een mate van terughoudendheid te betrachten die met deze maatstaf strookt, en daarvan in zijn motivering doen blijken. Indien de rechter tot matiging van een loonvordering wil overgaan, wat hij ook ambtshalve kan doen, is hij gehouden alle bijzonderheden van het geval in aanmerking te nemen. Indien toewijzing van de loonvordering een wanverhouding in het leven roept tussen de periode waarin daadwerkelijk is gewerkt en het tijdvak waarover loon moet worden doorbetaald, kan deze wanverhouding grond opleveren om toewijzing in de gegeven omstandigheden gelet op de gevolgen onaanvaardbaar te achten. [3]
4.12
Het verzoek tot loonmatiging op grond van artikel 7:680a BWA gaat niet op, aangezien er geen sprake is van een opzegging en de arbeidsovereenkomst nog voortduurt, waardoor loonmatiging op basis van dit artikel niet aan de orde is. Daarnaast geeft, met inachtneming van de voormelde maatstaf, de onderhavige situatie geen aanleiding om tot loonmatiging over te gaan. Uit wat hiervoor onder r.o. 4.11 is overwogen volgt dat niet gesteld kan worden dat KFC op goede gronden mocht vertrouwen dat de arbeidsovereenkomst was geëindigd. Tevens heeft [verzoekster] zich, zowel door zich te wenden tot de DAO als in de brief van 4 april 2025, beschikbaar gesteld voor het verrichten van werkzaamheden. Verder zijn er geen omstandigheden gebleken op grond waarvan toewijzing van het verzoek tot loondoorbetaling tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden.
4.13
Het voorgaande brengt mee dat het subsidiaire verzoek tot loonmatiging wordt afgewezen.
de extra vergoedingen
4.14 [
Verzoekster] stelt dat KFC nog een bedrag van Afl. 3.600,- aan haar verschuldigd is wegens niet-betaalde extra vergoedingen over de periode van januari 2024 tot en met september 2024. Ter onderbouwing verwijst zij naar de overeenkomst van 6 februari 2022 (zie r.o. 2.2), waarin volgens haar staat dat zij recht heeft op deze vergoedingen zolang zij de functie van Shift Manager vervult. KFC betwist dit en voert aan dat [verzoekster] geen recht heeft op de extra vergoedingen, aangezien zij niet beschikt over een auto. Volgens KFC geldt: geen auto betekent geen recht op een kostenvergoeding voor benzine evenmin recht op een belaste
car allowance.
4.15
Het Gerecht overweegt als volgt. Vast staat dat partijen op 6 februari 2022 – zoals het Gerecht begrijpt – een addendum bij de arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen dat betrekking heeft op de functie van
shiftmanager. In dit addendum staat onder meer: “(…)
bo persona ta bin na remarke pa Vergoeding/extra Bonus di AWG. 200,- y AWG. 200,- pa Gasoline vergoeding mientras cu ta den funcion di Shiftmanager. (...).” [4] KFC heeft geen bewijs overgelegd, noch blijkt uit het addendum, dat het recht op deze vergoedingen afhankelijk is van het daadwerkelijk beschikken over een auto. Het ontbreken van een auto staat niet in de weg aan doorbetaling van de extra vergoedingen. In het addendum is immers opgenomen dat [verzoekster] recht heeft op de twee extra vergoedingen van ieder Afl. 200,- per maand , zolang zij de functie van
shiftmanagervervult. Dit brengt met zich mee dat het verzoek 2. onder b wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der voldoening. Het Gerecht ziet aanleiding om de wettelijke verhoging over de niet betaalde vergoedingen billijkheidshalve te matigen tot telkens maximaal 15%, nu deze vergoedingen als (verkapt) loon kunnen worden beschouwd. Dit blijkt uit het feit dat partijen zijn overeengekomen dat het bezit van de auto niet noodzakelijk was
wedertewerkstelling
4.16 [
Verzoekster] heeft verzocht om wedertewerkstelling in haar reguliere functie. KFC heeft hiertegen verweer gevoerd en aangevoerd dat, na een periode van ongeveer tien maanden, redelijkerwijs niet van haar kan worden verwacht dat zij [verzoekster] opnieuw tewerkstelt. Volgens KFC is wedertewerkstelling niet mogelijk, mede gelet op de volgende omstandigheden: [verzoekster] zou zelf ontslag hebben genomen, zij heeft pas op 4 april 2025 opnieuw contact opgenomen met KFC, de functie inmiddels door een ander is ingevuld, en zij — gezien haar leidinggevende positie — een slecht voorbeeld heeft gesteld.
4.17
Het Gerecht overweegt als volgt. Nu dat vaststaat dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd en dus nog voortduurt zal de verzochte wedertewerkstelling worden toegewezen. De in dit verband verzochte dwangsom zal als niet betwist worden toegewezen, wel maar gemaximeerd zoals hieronder te melden.
4.18
Ten aanzien van het onder 2. c. omschreven verzoek van [verzoekster] overweegt het Gerecht dat de door haar gestelde koerierdiensten betrekking hebben op de bezorging aan KFC van de onder 2.7 vermelde brief. Deze brief en de bezorging daarvan moeten worden aangemerkt als buitengerechtelijke werkzaamheden ter voorbereiding en instructie van de zaak, als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder c BW. Gelet hierop zal het verzoek worden toegewezen.
4.19
KFC zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoekster], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan (aan de griffier van dit Gerecht te betalen) verschotten pro deo (griffierecht) en Afl. 2.500,-- aan (niet aan de griffier van dit Gerecht te betalen) salaris voor de gemachtigde pro deo (2 punten, tarief 5).

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
5.1
verleent [verzoekster] verlof tot kosteloos procederen;
5.2
veroordeelt KFC tot doorbetaling aan [verzoekster] het overeengekomen loon plus de twee extra vergoedingen, vanaf oktober 2024 totdat haar arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd, te vermeerderen met de (1) gematigd vastgestelde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van telkens maximaal 15% en (2) met wettelijke rente telkens gerekend vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van de volledige betaling;
5.3
veroordeelt KFC om aan [verzoekster] te betalen Afl. 3.600,- aan achterstallige loon, te vermeerderen met de gematigd vastgestelde wettelijke verhoging van telkens maximaal 15%, voorts te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der voldoening;
5.4
veroordeelt KFC om aan [verzoekster] te betalen Afl. 40,- door [verzoekster] gemaakte koerierskosten, vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der voldoening;
5.5
beveelt KFC om [verzoekster] binnen vijf dagen na betekening van deze beschikking weer te werk te stellen in haar reguliere functie, op straffe van een dwangsom van Afl. 250,- per dag dat KFC mocht nalaten aan dit bevel te voldoen, met een maximum van Afl. 10.000,-;
5.6
veroordeelt KFC in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoekster], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan (aan de griffier van dit Gerecht te betalen) verschotten pro deo (griffierecht) en Afl. 2.500,-- aan (niet aan de griffier van dit Gerecht te betalen) salaris voor de gemachtigde pro deo;
5.7
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit Gerecht, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 oktober 2025 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.vertaling naar Nederlands: (…) Middels dit schrijven willen wij je informeren dat jouw laatste werkdag vandaag, 29 oktober 2024, is. [Verzoekster], vandaag heb je opnieuw zonder toestemming van je leidinggevende je dienst verlaten en je werkplek verlaten. De HR-afdeling heeft meerdere pogingen ondernomen om contact met je op te nemen, maar je hebt niet gereageerd op onze telefoontjes. (…) Hiermee wordt geconcludeerd dat [verzoekster] haar werk heeft verlaten middels een ‘walk-out’ en daarmee al haar rechten heeft verloren.
2.HR 10 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS8387, Grillroom Ramses II
3.HR 16 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1532 en HR 6 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1094
4.vertaling naar Nederlands: