ECLI:NL:OGEAA:2025:341

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
A.R. AUA202404124
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van geldleningen door gezamenlijke erven na overlijden erflaatster

In deze zaak vorderen [eiseres] en Moonlight Investments N.V. betaling van respectievelijk Euro 448.000,00 en Euro 110.000,00 van de erven van de overleden erflaatster. De erflaatster is op 30 augustus 2024 overleden en heeft twee testamenten opgesteld, waarin haar dochter als enige erfgenaam is benoemd. De dochter is onder curatele gesteld en [curator] is benoemd tot haar curator. De vorderingen van [eiseres] en Moonlight zijn gebaseerd op geldleningen die aan de erflaatster zijn verstrekt, welke niet zijn terugbetaald. De zaak is behandeld in een comparitie op 24 oktober 2025, waarna het vonnis op 19 november 2025 is uitgesproken. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de erven moeten voldoen aan de vorderingen van [eiseres] en Moonlight, en heeft hen in de proceskosten veroordeeld. De conservatoire beslagen blijven liggen, omdat niet is aangetoond dat opheffing daarvan noodzakelijk is voor de vereffening van de nalatenschap.

Uitspraak

Vonnis van 5 november 2025 (bij vervroeging)
Behorend bij AUA202404124 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:

1.[Eiseres],

te Aruba,
hierna: [eiseres],
2. MOONLIGHT INVESTMENTS N.V.,
te Curaçao,
hierna: Moonlight,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in de incidenten,
gemachtigden: de advocaten mr. Z.J.S. Soekandar en mr. G.J. Rep,
tegen:
DE ERVEN VAN [erflaatster],
die laatstelijk woonde op Aruba,
hierna: de erven,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in de incidenten,
gemachtigden: de advocaten mr. A.C.G. Bikker en mr. R.C. Samuels.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ontvangen op 18 oktober 2024,
- de conclusie van eis in het incident tevens van antwoord in de hoofdzaak ten name van [curator] q.q. (hierna: [curator]),
- de conclusie van antwoord in het incident,
- de mondelinge rolbeschikking waarin een comparitie van partijen is gelast,
- producties van [curator].
1.2.
De comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2025. Verschenen zijn [eiseres], mr. Rep, [curator], mrs. Bikker en Samuels. De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd.
1.3
Na afloop van de comparitie is vonnis bepaald op 19 november 2025.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
erflaatster] (hierna: de erflaatster) is op 30 augustus 2024 overleden. Zij is de moeder van [dochter van erflaatster] (hierna: de dochter) die op [geboortedatum] 1975 is geboren. Op grond van een beschikking van dit Gerecht is zij onder curatele gesteld. Bij beschikking van 28 januari 2025 is [curator] tot curator benoemd.
2.2
Door de erflaatster zijn op 24 januari 2024 ten overstaan van een notaris op Aruba twee testamenten opgesteld. Een van de testamenten ziet op haar Arubaanse en het andere ziet op haar Marokkaanse vermogensbestanddelen. Deze testamenten worden hierna aangeduid als respectievelijk het A-testament en het M-testament.
2.3
In het A-testament staat onder andere het volgende:
  • de dochter is de enige erfgenaam,
  • op Aruba is er alleen het huis aan de [adres 1] waarin de dochter woont,
  • als de dochter komt te overlijden, gaat de overgebleven nalatenschap naar [curator] en de heer [executeur 1] (hierna: [executeur 1]),
  • [Curator] wordt benoemd tot bewindvoerder over het huis,
  • [Curator] en [executeur 1] worden benoemd tot executeurs.
2.4
En in het M-testament:
  • [Betrokkene] van [plaats] (hierna: [betrokkene]) is de enige erfgenaam van de vermogensbestanddelen in Marokko,
  • [Betrokkene] en [executeur 2] (hierna: [executeur 2]) worden benoemd tot executeurs.
2.5 [
Curator] heeft als (destijds) provisioneel bewindvoerder over de dochter de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaard. Dit blijkt uit een verklaring van de griffier van dit Gerecht van 19 december 2024.
2.6 [
Betrokkene] en [eiseres] zijn zussen. Zij onderhielden een vriendschappelijke band met de erflaatster. [Betrokkene], en haar trust holding Moonlight, hebben in 2022 en 2023 gelden uitgeleend aan de erflaatster. Deze leningen zijn deels vastgelegd in overeenkomsten die door [eiseres] (1x) en Moonlight (2x) zijn ondertekend. De erflaatster heeft ook haar handtekeningen geplaatst. Die uitgeleende gelden waren ten tijde van het overlijden van de erflaatster niet terugbetaald.
2.7
De erflaatster was erfpachtster van de percelen aan de [adres 1] en [adres 2]. Ter verzekering van het verhaal van de terugbetaling van de geldleningen (totaal Euro 558.000,00) is daarop door [eiseres] conservatoir beslag gelegd.
2.8
In een verklaring van erfrecht van 11 juli 2025 heeft de notaris op Aruba het volgende geconcludeerd. De dochter geldt als enige erfgename. Zij dient dus de nalatenschap te vereffenen. Als haar curator moet [curator] dat doen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

In de hoofdzaak
3.1 [
Eiseres] vordert dat de erven worden veroordeeld om aan haar Euro 448.000,00 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2024 (dag van het leggen van het conservatoir beslag), althans een andere datum die het Gerecht in goede justitie correct acht. Moonlight vordert dat de erven worden veroordeeld om aan haar Euro 110.000,00 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2024 (dag van indiening van het verzoekschrift), althans een andere datum die het Gerecht in goede justitie correct acht. Alles met veroordeling van gedaagden in de proceskosten, die van de conservatoire beslagen van 1 en 8 oktober 2024 inbegrepen.
3.2 [
Curator] concludeert dat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, het Gerecht [eiseres] en Moonlight niet-ontvankelijk verklaart in hun vorderingen ten aanzien van de dochter in persoon, en hun vorderingen afwijst, althans deze met inachtneming van de door de formele procespartij/formeel gedaagde gevoerde verweren vermindert/beperkt, met veroordeling van [eiseres] en Moonlight in de proceskosten.
In de incidenten
3.3 [
Curator] vordert dat het Gerecht, bij vonnis in het incident de volgende beslissingen zal nemen:
de oproeping te gelasten van [betrokkene] en [executeur 2],
daarna: een comparitie te gelasten,
of: de conservatoire beslagen op te heffen,
[Eiseres] te bevelen om allerlei financiële bescheiden en andere documenten in het geding te brengen,
met veroordeling van [eiseres] en Moonlight in de proceskosten.
3.4 [
Eiseres] en Moonlight verzoeken dat het Gerecht [curator] in zijn vorderingen niet ontvankelijk verklaart, althans deze afwijst, kosten rechtens.
In de hoofdzaak en in de incidenten
3.5
Op de argumenten van partijen zal het Gerecht hierna waar nodig ingaan.

4.DE BEOORDELING

In de incidenten en in de hoofdzaak
4.1
De vorderingen en de verweren in de incidenten en de hoofdzaak hangen nauw met elkaar samen. Daarom worden deze gezamenlijk als volgt beoordeeld.
Ontvankelijkheid
4.2 [
Curator] voert aan dat [eiseres] en Moonlight niet-ontvankelijk in de hoofdzaak moeten worden verklaard in hun vorderingen tegen de dochter in persoon, omdat [curator] haar curator en bewindvoerder op grond van artikel 1:441 BW is. Dat wordt door [eiseres] en Moonlight betwist. Het Gerecht overweegt dat geen sprake is van bewind in de zin van voormeld wetsartikel, maar van testamentair bewind als bedoeld in artikel 4:153 BW. Mogelijk is er een misverstand omdat [curator] enige tijd provisioneel
bewindvoerderis geweest voordat hij tot curator werd benoemd. Wat de inhoudelijke kant betreft heeft te gelden dat [eiseres] en Moonlight stellen dat de dochter niet de enige erfgenaam hoeft te zijn. Er kunnen andere erfgenamen zijn en zij verwijzen naar het M-testament waarin immers [betrokkene] ook als erfgenaam is benoemd. Vandaar dat de gezamenlijke erven in rechte zijn betrokken en er helemaal geen vordering is ingesteld tegen de dochter in persoon. Verder wordt ook nog het volgende overwogen. [Eiseres] en Moonlight willen in deze procedure vastgesteld zien dat zij geld hebben uitgeleend aan de erflaatster en dat de nalatenschap dit moeten terugbetalen. Voor hen is niet van belang wie precies de erfgenamen zijn als het Gerecht, na correcte oproeping, maar kan vaststellen dat zij een vordering op de nalatenschap hebben en om welk bedrag het gaat. Dat is ook precies wat de taak van het Gerecht is in deze procedure. In de inmiddels aanhangige andere bodemprocedure bij dit Gerecht, waarin [betrokkene] als eiseres optreedt, zal nader kunnen worden vastgesteld wie de erfgenamen zijn. [Eiseres] en Moonlight zijn daarom wel ontvankelijk in hun vordering tegen de erven.
Oproeping van [betrokkene] en [executeur 2]
4.3 [
Curator] verzoekt het Gerecht om [betrokkene] en [executeur 2] op grond van artikel 12a Rv op te roepen in deze procedure te verschijnen. Na een uiteenzetting van hun juridische rol in deze zaak motiveert [curator] dat door te zeggen dat zij mogelijk rechtshandelingen hebben verricht ten laste van de nalatenschap en voorts wetenschap hebben van de omvang van de nalatenschap in Marokko en in Duitsland of Zwitserland. [Eiseres] verzet zich tegen dit verzoek.
4.4
Ook dit verzoek wijst het Gerecht af. Zoals hiervoor is uitgelegd gaat het er in deze procedure om of het Gerecht kan vaststellen dat op de nalatenschap – vanwege de leningen – een terugbetalingsverplichting rust. Als dat zo is, dan worden de vorderingen in de hoofdzaak toegewezen. Als dat niet zo is, dan worden ze afgewezen. Niet relevant is uit welke vermogensbestanddelen de nalatenschap bestaat. Dat vast te stellen is de taak van de vereffenaar. Door [curator] wordt aangevoerd dat voor [executeur 2] ook nog geldt dat een gedeelte (Euro 18.400,00) van de geleende gelden door gebruikmaking van zijn bankrekening zijn doorbetaald aan de erflaatster. Maar daarvoor hoeft [executeur 2] niet als partij te worden opgeroepen in de procedure. Het is aan de eventueel met bewijs te belasten partij om hem desgewenst als getuige op te roepen.
Bevel aan [eiseres] om documenten in het geding te brengen
4.5 [
Curator] stelt dat [eiseres] allerlei documenten onder zich zou hebben met betrekking tot de verbouwing van een woonhuis van de erflaatster in Marokko. Daarom wil zij dat [eiseres] wordt bevolen om die documenten in het geding te brengen. [Eiseres] verzet zich tegen toewijzing van dit verzoek.
4.6
Ook dit verzoek wordt afgewezen. [Curator] voert aan dat die gegevens nodig zijn om een te verrekenen tegenvordering vast te stellen, maar op de zitting bleek dat hij [betrokkene] verwart met [eiseres]. Daarmee heeft het verrekeningsverweer onvoldoende feitelijke basis en passeert het Gerecht dit. Bovendien geldt hier ook wat onder 4.7 wordt overwogen.
De geldleningen
4.7
Op de zitting heeft [curator] zonder enig voorbehoud erkend dat de geldleningen zijn aangegaan en dat deze moeten worden terugbetaald. Voor de zekerheid is op de zitting dat nog een keer aan hem gevraagd. Hij beaamde dat weer. Ook is door de rechter een deel van de aantekeningen van de griffier aan hem teruggelezen. En weer bevestigde [curator] dat. Dat betekent dat door [curator] de vorderingen zijn erkend en dat het Gerecht daarom gehouden is de erven te veroordelen om de geleende bedragen terug te betalen. De verweren die in de processtukken namens [curator] in de processtukken zijn gevoerd, hoeft het Gerecht dus niet meer te beoordelen. Tegen de ingangsdatum van de wettelijke rente wordt geen verweer gevoerd door [curator], zodat het Gerecht deze bepaalt op 18 oktober 2024.
De opheffing van de conservatoire beslagen
4.8
Blijft over de incidentele vordering van [curator] dat de beslagen moeten worden opgeheven. Anders dan in de Faillissementsverordening in geval van faillietverklaring is bepaald, brengt de vereffening niet met zich mee dat de conservatoire beslagen van rechtswege vervallen. Daarom doet [curator] een beroep op artikel 4:223 lid 3 BW, waarin staat dat reeds gelegde beslagen op verzoek van de vereffenaar door de rechter in eerste aanleg kunnen worden opgeheven voor zover dat voor de vereffening nodig is. Het Gerecht zal dit verzoek, voor zover al mogelijk in een AR-procedure als de onderhavige, afwijzen. Het is namelijk onduidelijk of [curator] als enige vereffenaar heeft te gelden. [Betrokkene] is immers ook erfgename volgens het M-testament, zodat daaruit volgt dat zij beiden vereffenaar zijn en op grond van artikel 4:195 BW gezamenlijk de nalatenschap moeten vereffenen. Dat de verklaring van erfrecht anders luidt, is niet relevant; als bij einduitspraak in de andere bodemprocedure wordt geoordeeld dat [betrokkene] ook erfgename is, dan zal de verklaring van erfrecht namelijk moeten worden aangepast. Evenmin is aan het Gerecht gebleken dat [curator] aanstalten heeft gemaakt om de vereffening aan te vangen; er is nog steeds geen (voorlopige) boedelbeschrijving opgesteld zodat niet kan worden gezegd dat opheffing van de beslagen voor de vereffening nodig is. De beslagen blijven dus liggen. Mocht opheffing volgens de vereffenaar(s) in een later stadium nodig zijn, dan kan daarvoor een verzoekschrift (in een EJ-procedure) bij dit Gerecht worden ingediend.
De proceskosten
4.9
Als in het ongelijk gestelde partijen worden de erven veroordeeld in de proceskosten. Voor de beide beslagrekesten wordt slechts één procespunt gerekend. Totaal dus vier procespunten (beslagrekest, verzoekschrift, conclusie van antwoord in het incident en mondelinge behandeling) berekend volgens tarief 10.
4.1
Door [eiseres] wordt geen uitvoerbaar bij voorraad verklaring gevraagd van de veroordelingen, zodat het Gerecht dat ook niet zal doen.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
in de incidenten:
wijst de vorderingen af,
in de hoofdzaak:
veroordeelt de erven om aan [eiseres] Euro 448.000,00 te betalen, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2024 tot aan de dag van algehele betaling,
veroordeelt de erven om aan Moonlight Euro 110.000,00 te betalen, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2024 tot aan de dag van algehele betaling,
in de incidenten en in de hoofdzaak:
veroordeelt de erven in de proceskosten (inclusief beslagkosten) begroot op Afl. 7.050,00 aan griffierecht, Afl. 1.746,30 aan verschotten en op Afl. 20.000,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 5 november 2025 in aanwezigheid van de griffier.