ECLI:NL:OGEABES:2017:14

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 juni 2017
Publicatiedatum
21 juni 2017
Zaaknummer
KG 2017/15
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot ondertekening van besluiten door de waarnemend gezaghebber van Sint Eustatius in kort geding

In deze zaak, die op 15 juni 2017 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hebben de gedeputeerden Charles Woodley en Derrick Simmons een kort geding aangespannen tegen Julian Woodley, de waarnemend gezaghebber van Sint Eustatius. De eisers vorderden dat de waarnemend gezaghebber werd bevolen om rechtsgeldig genomen besluiten van het eilandsbestuur te ondertekenen. De achtergrond van de zaak ligt in een conflict binnen het bestuurscollege, waarbij de waarnemend gezaghebber weigerde om besluiten te ondertekenen die door de meerderheid van de gedeputeerden waren goedgekeurd. De eisers stelden dat deze weigering onrechtmatig was en dat dit hen belemmerde in hun functioneren als gedeputeerden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juni 2017 werd het standpunt van de waarnemend gezaghebber naar voren gebracht, waarin hij stelde dat het Gerecht zich onbevoegd diende te verklaren en dat de eisers niet-ontvankelijk verklaard moesten worden. Het Gerecht oordeelde echter dat het bevoegd was om van de vorderingen kennis te nemen, en dat de eisers in hun hoedanigheid van gedeputeerden ontvankelijk waren. Het Gerecht concludeerde dat de waarnemend gezaghebber onrechtmatig handelde door de besluiten niet te ondertekenen, en beval hem om dit binnen vijf werkdagen te doen. Tevens werd de waarnemend gezaghebber veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die als privé personen ontvankelijk waren in hun vordering tot proceskostenvergoeding.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de waarnemend gezaghebber en de rol van de gedeputeerden binnen het bestuurscollege, en bevestigt dat democratisch genomen besluiten moeten worden uitgevoerd, ook al zijn er interne conflicten binnen het bestuur.

Uitspraak

Vonnis van 15 juni 2017
Zaaknummer: KG 2017/15
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Zittingsplaats Sint Eustatius
Vonnis in kort geding
inzake
CHARLES WOODLEY,
DERRICK SIMMONS,
wonende te Sint Eustatius,
eisers,
gemachtigde: mr. M. Hoeve en mr. J.J. Rogers
tegen
JULIAN WOODLEY, in zijn hoedanigheid van waarnemend gezaghebber van het Openbaar Lichaam Sint Eustatius,
wonende te Sint Eustatius,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.R. Rutte.
Charles Woodley en Simmons worden hierna aangeduid als “de gedeputeerden”. Julian Woodley wordt hierna aangeduid als “de waarnemend gezaghebber”. Een en ander voor zover hierna niet anders is vermeld.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties d.d. 15 mei 2017,
brief van 31 mei 2017 van mr. Rutte met productie,
brief van 31 mei 2017 van mr. Hoeve,
pleitnota van mr. Hoeve,
pleitnota van mr. Rutte.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 juni 2017 in aanwezigheid van partijen en voormelde advocaten. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Charles Woodley en Simmons zijn als gedeputeerden benoemd door de eilandsraad. Julian Woodley is als waarnemend gezaghebber benoemd door de Rijksvertegenwoordiger. Partijen vormen tezamen het eilandsbestuur van het Openbaar Lichaam Sint Eustatius (hierna: het Openbaar Lichaam) als voorzien in de Wet Openbare Lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Wolbes).
2.2.
De gedeputeerden genieten de politieke steun van een coalitie die de meerderheid binnen de eilandsraad heeft.
2.3.
Bij brieven van 13 en 21 september 2016 is de waarnemend gezaghebber namens de gedeputeerden aangemaand te voldoen aan de hieronder te vermelden vorderingen.
2.4.
Bij e-mail van de Island Secretary d.d. 18 mei 2017, onderwerp:
“Not signing decree budget 2017 (220/17)”wordt het volgende aan de waarnemend gezaghebber medegedeeld:
“Dear Gov. Woodley,
This morning I received the pieces from yesterday’s ExCo meeting which were given to you for signature.
I found the piece 220/17 without your signature and a note attached. A scan is attached to this message.
In the note you mention: “Wnd. Gezaghebber is niet akkoord, gedep. C. Woodley is akkoord. Moet terug naar volgens BC vergadering (signature) 17-5-17.”
I think this is not correct, as Comm. C. Woodley presented a power of attorney from Comm. D. Simmons (in conformity with the rules of procedure for the Executive Council) at the beginning of the meeting, which you accepted. This means that the decision was carried by the majority.
At the meeting, moreover, you did not challenge the decision.
I therefore kindly ask you to sign the decree and letter to the Island Council this morning, so the budget can be dealt with by the Island Council.”

3.De vorderingen en het verweer

De vorderingen van de Gedeputeerden
3.1.
De vorderingen van de gedeputeerden strekken ertoe dat het Gerecht de waarnemend gezaghebber zal veroordelen om uitvoering te geven aan besluiten van het eilandsbestuur betreffende de volgende, kort en zakelijk weer te geven, onderwerpen:
  • de schorsing van de havenmeester in de uitoefening van zijn functie en de tijdelijke voorziening in zijn functie,
  • de tijdelijke overplaatsing van de havenmeester naar een andere functie binnen het Openbaar Lichaam,
  • het aangaan van een overeenkomst van het Openbaar Lichaam als opdrachtgever inzake Waste Management,
  • het aangaan van een
  • de mede-ondertekening van een brief aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
  • de goedkeuring van een dienstreis van de gedeputeerde van Constitutionele Zaken naar Den Haag.
3.2.
Blijkens de ingestelde vorderingen wordt het Gerecht gevraagd de waarnemend gezaghebber te veroordelen de genomen besluiten, en daaruit voortvloeiende documenten, te ondertekenen. Indien de waarnemend gezaghebber aan de gevraagde veroordelingen niet zou voldoen dient hij een dwangsom te verbeuren van USD 1.000,00 per dag. Tot slot vragen de gedeputeerden het Gerecht om de waarnemend gezaghebber in de proceskosten te veroordelen.
Het standpunt van de waarnemend gezaghebber
3.3.
De waarnemend gezaghebber concludeert dat het Gerecht zich onbevoegd zal verklaren om van de vorderingen kennis te nemen, althans dat het Gerecht de gedeputeerden niet-ontvankelijk zal verklaren in de vorderingen dan wel deze zal afwijzen, met veroordeling van de gedeputeerden in de proceskosten.

4.De beoordeling

De formele verweren
4.1.
Door de waarnemend gezaghebber wordt een drietal verweren van formele aard gevoerd, te weten achtereenvolgens:
het Gerecht is niet bevoegd van dit geschil kennis te nemen omdat er geen sprake is van een
“burgerrechtelijk geschil … dat noopt tot een gerechtelijk ingrijpen”;
eisers stellen hun vorderingen niet in als gedeputeerden, hetgeen overigens ook niet mogelijk is, en zij hebben als privé personen
“geen eigen en/of persoonlijk belang bij hun vorderingen”. Daarom dienen zij in hun vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard;
op grond van artikel 173 lid 1 Wolbes vertegenwoordigt enkel de gezaghebber het Openbaar Lichaam in en buiten rechte. Ook om die reden dient niet-ontvankelijkverklaring te volgen.
4.2.
Deze verweren worden door de gedeputeerden inhoudelijk weersproken.
De beoordeling van de formele verweren
4.3.
Voor wat betreft verweer 1 geldt het volgende. Uit het verzoekschrift volgt dat de gedeputeerden aan de waarnemend gezaghebber onrechtmatig handelen verwijten. De waarnemend gezaghebber heeft namelijk willens en wetens gehandeld in strijd met de verplichtingen die de Wolbes hem oplegt, aldus de gedeputeerden.
4.4.
Het Gerecht overweegt als volgt. De civiele overheidsrechter fungeert als zogenaamde restrechter indien er door de wet geen bijzondere rechter is aangewezen om kennis te nemen van de aan hem voorgelegde geschillen. De Wolbes noch andere regelgeving voorziet in een dergelijke, met voldoende waarborgen omklede rechtsgang. Nu de gedeputeerden aan de waarnemend gezaghebber onrechtmatig handelen verwijten is dat voldoende om te beslissen dat het Gerecht bevoegd is van dit geschil kennis te nemen.
4.5.
Wat betreft verweer 2 overweegt het Gerecht als volgt. In haar tweede termijn ter zitting heeft mr. Hoeve gesteld dat eisers zowel voor zich zelf als in hun hoedanigheid van gedeputeerden het verzoekschrift hebben ingediend. Aan de waarnemend gezaghebber kan worden toegegeven dat eisers blijkens de aanhef van het verzoekschrift als particuliere personen lijken op te treden, met overigens de kanttekening dat na hun namen direct is toegevoegd:
“hierna te noemen: “de Gedeputeerden”. ”Uit hetgeen in het verzoekschrift inhoudelijk naar voren is gebracht, waarover hierna onder 4.11. meer, blijkt dat de vorderingen zien op de niet uitgevoerde besluiten en dat zij worden ingesteld door eisers in hun hoedanigheid van gedeputeerden en niet op persoonlijke titel. Dit alles in samenhang beziend is het Gerecht van oordeel dat voor de waarnemend gezaghebber geen verwarring kan hebben bestaan over de hoedanigheid van de indieners van het verzoekschrift, nu dat verzoekschrift kennelijk door gedeputeerden (mede) in hun hoedanigheid is ingediend. Het Gerecht zal de procespositie van eisers dan ook, in hun hoedanigheden van gedeputeerden èn als privé personen, beoordelen. Uit de pleitnota van de waarnemend gezaghebber blijkt dat hij verweer voert tegen de vorderingen van eisers in beide hoedanigheden zodat hij hierdoor niet in enig procesbelang wordt geschaad.
4.6.
Over de positie van eisers in hun hoedanigheid van gedeputeerden overweegt het Gerecht verder het volgende. In zijn arrest van 30 september 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2233) heeft de Hoge Raad als hoofdregel gegeven dat enkel natuurlijke personen en rechtspersonen als procespartij kunnen optreden, behoudens in bijzondere omstandigheden, zoals de situatie dat organen (van rechtspersonen) op grond van wettelijke bepalingen deze bevoegdheid ook hebben gekregen (HR 25 november 1983 (ECLI:NL:HR:1983:AG4696). Het Gerecht overweegt dat de zaken die tot deze jurisprudentie hebben geleid zien op het optreden van organen van rechtspersonen in procedures tegen externe partijen. Weliswaar is daarvan in dit geval geen sprake, nu het gaat over een conflict binnen een orgaan, te weten het eilandsbestuur, maar dat laat onverlet dat er ook in dit geval sprake kan zijn van bijzondere omstandigheden die maken dat van de hoofdregel kan worden afgeweken, in de zin van het arrest van 30 september 2016 van de Hoge Raad. Naar het oordeel van het Gerecht doen zich in het onderhavige geval dergelijke bijzondere omstandigheden voor. Zoals verderop in dit vonnis zal worden uitgelegd is binnen het bestuurscollege sprake van een crisis waarin volgens twee van de drie collegeleden een uitspraak van de rechter dienstig kan zijn aan een oplossing. In een dergelijk bijzonder geval dient het Gerecht eisers in hun hoedanigheid van gedeputeerden in hun vorderingen te ontvangen. Ook het verweer 2 gaat dus niet op.
4.7.
Het Gerecht heeft in het verzoek geen persoonlijke belangen van de gedeputeerden kunnen waarnemen. Dit betekent dat de gedeputeerden in hun verzoeken, voor zover die zien op hun belangen als privé personen, niet-ontvankelijk worden verklaard. Het Gerecht tekent aan dat ten aanzien van de gevorderde proceskostenveroordeling de gedeputeerden wèl geacht worden een persoonlijk belang te hebben. Op de ontvankelijkheid van deze vordering van eisers als privé personen gaat het Gerecht onder 4.26. tot en met 4.28. in.
4.8.
Het Gerecht overweegt dat met deze overwegingen ook het spoedeisend belang van de gedeputeerden om toegang te kunnen krijgen tot de kort geding rechter is gegeven. Het door de waarnemend gezaghebber gevoerde verweer op dit punt treft geen doel.
4.9.
Wat betreft verweer 3 heeft het volgende te gelden. Artikel 173 lid 1 Wolbes geeft een regeling voor de vertegenwoordiging van het Openbaar Lichaam in het maatschappelijk verkeer. In deze zaak is er echter geen sprake van dat het Openbaar Lichaam in of buiten rechte optreedt
“… naar buiten toe…”. (als omschreven in de Memorie van Toelichting op de Wolbes, p. 103,). In deze zaak gaat de discussie erom dat binnen het bestuurscollege van het Openbaar Lichaam er geschillen zijn ontstaan die aan de rechter worden voorgelegd. Daar gaat artikel 173 lid 1 Wolbes niet over. Verweer 3 treft dus geen doel.
De conclusie over de formele verweren
4.10.
De conclusie ten aanzien van de formele verweren luidt dat het Gerecht bevoegd is van de vorderingen van de gedeputeerden kennis te nemen en dat eisers als gedeputeerden in hun vorderingen ontvankelijk zijn.
De inhoudelijke argumenten van de gedeputeerden
4.11.
Kort en zakelijk weergegeven voeren de gedeputeerden het volgende aan. Zij stellen aan de orde dat in het bestuurscollege besluiten zijn genomen die door een meerderheid worden gedragen, te weten de beide gedeputeerden als meerderheid versus de waarnemend gezaghebber als minderheid. Desalniettemin weigert de waarnemend gezaghebber de besluiten te ondertekenen. Ook is het voorgekomen dat de waarnemend gezaghebber het oplegvel voor akkoord heeft ondertekend maar dat hij het besluit zelf weigert te ondertekenen (dienstreis gedeputeerde voor Constitutionele Zaken). Zie ook de gang van zaken betreffende de begroting 2017. De gedeputeerden zijn akkoord maar de waarnemend gezaghebber kennelijk niet, overigens zonder zijn bezwaren tijdens de vergadering naar voren te hebben gebracht, waardoor er nog steeds geen begroting 2017 kan worden vastgesteld door de eilandsraad. Hierdoor ontstaat een impasse binnen het eilandbestuur. De waarnemend gezaghebber moet besluiten en daaruit voortvloeiende documenten ondertekenen indien deze door een meerderheid binnen het bestuurscollege worden goedgekeurd. De vorderingen zien er met name op dat in deze procedure wordt vastgesteld dat de waarnemend gezaghebber procedureel verkeerd handelt door te weigeren zijn handtekening te plaatsen omdat hij, bijvoorbeeld, van oordeel is dat de gunning van het contract inzake Waste management ten onrechte wordt toegekend aan een partij die niet aan de aanbesteding heeft meegedaan. Op grond van de Wolbes heeft hij geen ruimte om zijn handtekening niet te plaatsen. Wel kan hij besluiten van het bestuurscollege voordragen voor vernietiging. De gedeputeerden wijzen er verder op dat de waarnemend gezaghebber tientallen jaren lang namens de Democratic Party gedeputeerde was. De Democratic Party zit nu in de oppositie maar het spreekt voor zich dat de waarnemend gezaghebber zich met deze partij nauw verbonden voelt. Verder is de waarnemend Gezaghebber in de periode 2010 tot 1 april 2016 Rijksvertegenwoordiger geweest en onderhoudt hij zeer nauwe banden met ambtenaren van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK). De waarnemend gezaghebber misbruikt zijn positie om rechtsgeldig genomen besluiten van het eilandsbestuur, die politiek worden gedragen door de meerderheid van de eilandsraad, te dwarsbomen. Dit terwijl de waarnemend gezaghebber niet democratisch is verkozen maar door de Rijksvertegenwoordiger is benoemd. De waarnemend gezaghebber is zich onvoldoende bewust van zijn bestuursopdracht ingevolge de Wolbes nu hij aan de gedeputeerden mondeling heeft medegedeeld dat hij de functie van gezaghebber conform het beleid en de wensen van de Minister van BZK vervult. BZK heeft niets op met de huidige Statiaanse coalitie en wil dat de Democratic Party weer aan de macht komt. Aldus zijn de gedeputeerden van oordeel dat de waarnemend gezaghebber grove taakverwaarlozing kan worden verweten en moeten hun vorderingen worden toegewezen.
Het verweer van de waarnemend gezaghebber
4.12.
Kort en zakelijk weergegeven voert de waarnemend gezaghebber het volgende als verweer aan. Het is niet aan het Gerecht om op de stoel van de uitvoerende macht plaats te nemen en de waarnemend gezaghebber te dwingen om stukken te ondertekenen.
“Zonder uitzondering wordt de ondertekening verlangd van stukken die onzorgvuldig tot stand zijn gekomen en/of anderszins in strijd zijn met wet- en regelgeving en algemene beginselen van behoorlijk bestuur.”(pleitnota onder 4.). De waarnemend gezaghebber heeft een zorgplicht om goed bestuur te bevorderen. Het zou een inbreuk vormen op de scheiding van de staatsmachten als het Gerecht de waarnemend gezaghebber zou dwingen om de onderhavige besluiten te ondertekenen. Het is niet zo dat sprake is van een impasse. Er vinden regelmatig vergaderingen van het bestuurscollege plaats en de waarnemend gezaghebber plaatst onder de meerderheid van de aangenomen besluiten gewoon zijn handtekening. Het voordragen van een bestuursbesluit voor vernietiging is een ultimum remedium. Vandaar dat de vorderingen moeten worden afgewezen.
De inhoudelijke overwegingen van het Gerecht
Inleiding
4.13.
Alvorens de argumenten van partijen te beoordelen gaat het Gerecht in op de regels die de Wolbes geeft voor het bestuur van het Openbaar Lichaam Sint Eustatius, voor zover die relevant zijn voor de beoordeling van dit geschil.
4.14.
Artikel 64 lid 1 Wolbes bepaalt dat de gezaghebber de eenheid van het beleid van het bestuurscollege bevordert. Krachtens artikel 36 vormt hij samen met de gedeputeerden het bestuurscollege. In het bestuurscollege worden besluiten met meerderheid van stemmen genomen, zo is in artikel 69 in verband met artikel 31 bepaald. Artikel 71 lid 1 luidt als volgt:
“De stukken die van het bestuurscollege uitgaan, worden door de gezaghebber ondertekend en door de eilandsecretaris medeondertekend.”Artikel 172 lid 1 legt op de gezaghebber de taak om toe te zien op:
“een tijdige voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het beleid van het openbaar lichaam en van de daaruit voortvloeiende besluiten, alsmede op een goede afstemming tussen degenen die bij die voorbereiding, vaststelling en uitvoering zijn betrokken”. Artikel 223 lid 1 luidt als volgt:
“Indien een besluit naar het oordeel van de gezaghebber voor vernietiging in aanmerking komt, doet hij daarvan binnen twee dagen nadat het te zijner kennis is gekomen, door tussenkomst van de Rijksvertegenwoordiger, mededeling aan Onze Minister wie het aangaat. Hij geeft hiervan tegelijkertijd kennis aan het orgaan dat het besluit nam, en zonodig aan het orgaan dat met de uitvoering van het besluit is belast.”
De beoordeling van de inhoudelijke argumenten
4.15.
Het Gerecht stelt voorop dat zijn beoordeling van dit geschil plaatsvindt in het kader van een kort geding. De beoordeling is dan ook een voorlopige en vorderingen kunnen dan ook slechts worden toegewezen indien het zeer waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure de rechter daartoe ook zou besluiten. Beoordeeld dient te worden of de waarnemend gezaghebber onrechtmatig handelt door de besluiten niet te ondertekenen. Daarvan is in elk geval sprake indien het niet ondertekenen in strijd is met de wet. In dat geval immers bewerkstelligt de waarnemend gezaghebber dat het bestuurscollege niet op grond van de wettelijke voorschriften handelt, waardoor de gedeputeerden niet in staat worden gesteld hun functie naar behoren uit te oefenen. Dat is onrechtmatig jegens de gedeputeerden die door de Eilandsraad zijn benoemd.
4.16.
Het Gerecht overweegt dat de voorschriften van de Wolbes, met name artikelen 64, 36 en 71, in onderling verband gelezen, tot geen andere conclusie leiden dan dat de waarnemend gezaghebber gehouden is om rechtsgeldig genomen besluiten van het bestuurscollege te ondertekenen en uit te voeren. Besluiten zijn rechtsgeldig genomen als een gewone meerderheid, al dan niet via volmacht, een besluit neemt en daarvan blijkt door de geplaatste handtekeningen. Wel door de waarnemend gezaghebber gesteld maar niet aan het Gerecht gebleken, is dat aan het proces van besluitvorming, als voorzien in de Wolbes, gebreken kleven. De besluitvorming betreffende de gewraakte besluiten is op vergaderingen gebeurd of “op stukken” en uit de aan het Gerecht voorgelegde documentatie blijkt dat ter zake van de onderhavige besluiten de twee gedeputeerden hebben ondertekend maar de waarnemend gezaghebber niet. Aldus is sprake van een meerderheidsbesluit.
4.17.
Een ander voorbeeld is de onder 2.4. aangehaalde e-mail van de Island Secretary waaruit blijkt dat de begroting 2017 is aangenomen door het bestuurscollege, dat de waarnemend gezaghebber niet heeft gezegd tijdens de vergadering het er niet mee eens te zijn en dat de ene gedeputeerde de andere gedeputeerde conform de regels heeft gemachtigd. Desalniettemin weigert de waarnemend gezaghebber zijn handtekening te plaatsen, ondanks dat ook dit besluit met meerderheid van stemmen is genomen.
4.18.
Door de waarnemend gezaghebber wordt aangevoerd dat de gewraakte besluiten in strijd komen met regelgeving. Voor zover het betreft de procedurevoorschriften die de Wolbes verstrekt geldt dat het Gerecht daarvan dus niet is gebleken.
4.19.
Wat betreft het verweer van de waarnemend gezaghebber dat de besluiten in strijd komen met materiële regelgeving, welk verweer door hem gemotiveerd wordt onderbouwd door te verwijzen naar dergelijke regelgeving en juridische adviezen, heeft het volgende te gelden.
4.20.
Het eilandbestuur, waarvan de waarnemend gezaghebber voorzitter is, moet blijkens de Wolbes zorgen voor het bestuur inzake de huishouding van het openbaar lichaam. Daaronder valt ook de verplichting dat besluiten, voordat zij het bestuurscollege ten behoeve van besluitvorming bereiken, deugdelijk worden voorbereid. Als voorzitter van het bestuurscollege is het primair aan de waarnemend gezaghebber, daarin ondersteund door de eilandsecretaris, om dit proces te bewaken. Indien de waarnemend gezaghebber van oordeel is dat bepaalde voorgenomen besluiten in strijd zijn met materiële regelgeving dan dient hij dit in het eilandbestuur aan de orde te stellen zodat het bestuur zich kan beraden. Hij kan aan de gedeputeerden bepaalde voorgenomen besluiten ontraden en het verdient aanbeveling dat hij zijn advies daarover in de notulen of het oplegvel door de eilandsecretaris laat opschrijven. Het is het Gerecht niet dan wel onvoldoende gebleken dat de waarnemend gezaghebber deze op het eilandbestuur rustende zorgplicht heeft vervuld. Zie het voorbeeld van de begroting 2017. Daarbij tekent het Gerecht overigens aan dat ook op de gedeputeerden de vanzelfsprekende verplichting rust om ervoor te zorgen dat besluiten niet in strijd komen met hogere regelgeving.
4.21.
Ook in het geval er wel sprake is van voldoende goede zorgen van de waarnemend gezaghebber als hiervoor bedoeld en de gedeputeerden desalniettemin door hem onwenselijk geachte besluiten nemen, is daarmee geen rechtsgrond gegeven voor het niet ondertekenen van die besluiten door de waarnemend gezaghebber. Immers, de waarnemend gezaghebber heeft dan op grond van de Wolbes de optie om deze besluiten voor te dragen voor vernietiging. Door de waarnemend gezaghebber wordt gezegd dat dit een ultimum remedium is en dus niet wenselijk. Het Gerecht volgt deze uitleg niet. In de eerste plaats niet omdat, gelet op de importantie van de gewraakte besluiten, in dit kort geding aannemelijk is geworden dat het Openbaar Lichaam thans niet effectief wordt bestuurd omdat de waarnemend gezaghebber zijn handtekening niet plaatst onder rechtsgeldig genomen besluiten. In de tweede plaats niet omdat het voordragen van een besluit voor vernietiging juist voorkomt dat het Openbaar Lichaam handelt op grond van besluiten die in strijd zijn met materiële regelgeving. Verder geldt dat door het voordragen voor vernietiging de waarnemend gezaghebber invulling geeft aan zijn wettelijke taak van artikel 223 lid 1 Wolbes (in verband met artikel 172 lid 1 Wolbes). Tot slot geldt dat het gebruik van dit artikel voorkomt dat de civiele rechter wordt ingeschakeld omdat immers het eilandbestuur, indien het besluit wordt vernietigd, op grond van artikel 228 Wolbes een nieuw besluit moet nemen, met inachtneming van hetgeen hierover in het koninklijk besluit is opgenomen. Kortom: de wetgever heeft aan de waarnemend gezaghebber een remedie gegeven, waarmee besluiten die in strijd zijn met het recht kunnen worden aangetast, welke remedie de waarnemend gezaghebber onbenut laat, terwijl juist het door hem gebezigde middel van het niet ondertekenen een wettelijke basis ontbeert en zich niet laat rijmen met de wettelijke plichten van de gezaghebber.
Tussentijdse conclusie
4.22.
De waarnemend gezaghebber heeft geen bevoegdheid om de genomen besluiten niet te ondertekenen omdat hij vindt dat ze in strijd zijn met hogere regelgeving. Hij heeft als voorzitter van het eilandbestuur de taak om de procedure rond de totstandkoming van besluiten zo goed mogelijk te verzorgen. Als desalniettemin volgens hem een besluit wordt genomen dat in strijd is met hogere regelgeving dan dient hij het besluit voor vernietiging voor te dragen. Uiteindelijk wordt dan bij Koninklijk Besluit hierover beslist en kan het eilandbestuur verder met de besluitvorming. De waarnemend gezaghebber handelt dan ook onrechtmatig door democratisch genomen besluiten niet te ondertekenen. De gedeputeerden, democratisch benoemd door de eilandsraad en mede belast met het eilandbestuur, worden hierdoor in hun belangen geschaad
De beslissing omtrent de vorderingen
4.23.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft te gelden dat de gewraakte besluiten in principe alsnog door de waarnemend gezaghebber dienen te worden ondertekend, nu bedoelde onrechtmatigheid op die wijze zal worden opgeheven. Een voorziening in die zin zal dan ook worden getroffen als hierna te bepalen. Het is vervolgens aan de waarnemend gezaghebber of aan de Rijksvertegenwoordiger op grond van artikel 222 Wolbes om enig besluit voor te dragen voor vernietiging.
4.24.
Ter zitting is door de gedeputeerden aan de orde gesteld dat er recente ontwikkelingen zijn ten aanzien van de
Agreement regarding Harbor and Pilotage related Fees and Servicesdoor het Openbaar Lichaam met NuStar Terminals N.V. Die leiden er mogelijk toe dat er een nieuwe overeenkomst met NuStar wordt ondertekend. De gedeputeerden hebben desalniettemin hun vorderingen op dit punt niet verminderd. Het Gerecht zal deze vordering afwijzen, nu door de gedeputeerden niet is uitgelegd welk belang zij nog hebben bij de ondertekening van het besluit door de waarnemend Gezaghebber.
De dwangsommen
4.25.
Uitgangspunt in de staatsrechtelijke verhoudingen is dat overheidsorganen en ambtsdragers rechterlijke beslissingen vrijwillig nakomen. Het Gerecht gaat er dan ook vanuit dat de waarnemend gezaghebber aan de beslissingen in dit vonnis direct gevolg zal geven. Dit betekent dat de veroordeling in dit stadium niet zal worden gesanctioneerd met dwangsommen.
De proceskostenveroordeling
4.26.
Bij ongedateerde brief aan het bestuurscollege, waarvan ter zitting is vastgesteld dat de datum van ondertekening 31 mei 2017 moet zijn, heeft de Minister van BZK zijn ongenoegen geuit dat de gedeputeerden dit kort geding zijn aangevangen. De Minister stelt dat mediation geïndiceerd is. Omdat het Openbaar Lichaam onder financieel toezicht staat heeft de Minister besloten dat de proceskosten van de waarnemend gezaghebber voor rekening van het Openbaar Lichaam komen. Dat geldt niet voor de proceskosten van de gedeputeerden. Daarover schrijft de Minister:
“Met betrekking tot de kosten die een procedure met zich brengt, wil ik in de eerste plaats opmerken dat het niet passend is om gemeenschapsgeld te besteden aan proceskosten die worden veroorzaakt door bestuurders die hun persoonlijke opvattingen kennelijk niet eerst door andere bestuurlijke entiteiten wensen te laten toetsen.
Daarnaast hebben uw gedeputeerden een procedure in gang gezet zonder voor de uitgaven om mijn toestemming te vragen, hetgeen noodzakelijk is nu er nog steeds geen goedgekeurde en vastgestelde begroting 2017 is. De kosten die “eisers” maken, zijn derhalve in deze situatie voor eigen rekening.”
4.27.
Het Gerecht overweegt dat met deze laatste volzin is gegeven dat de gedeputeerden hun kosten van rechtsbijstand uit eigen middelen moeten betalen. Zij zijn dus als privé personen ontvankelijk in hun vordering strekkende tot een proceskostenveroordeling ten laste van de waarnemend gezaghebber.
4.28.
Het Gerecht overweegt dat de waarnemend gezaghebber als overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten dient te worden veroordeeld. Nu duidelijk is dat de gedeputeerden de kosten van rechtsbijstand uit eigen middelen moeten betalen ziet het Gerecht aanleiding om af te wijken van het gebruikelijke liquidatietarief en om meer aan te sluiten bij de inschatting die het Gerecht maakt omtrent de reële kosten van rechtsbijstand die de gedeputeerden hebben moeten maken. Het Gerecht zal het salaris voor de gemachtigden van de gedeputeerden vaststellen op USD 5.000,00.
Tot slot
4.29.
Aan het slot van de zitting heeft het Gerecht bij partijen gepolst wie als mediator of gespreksleider tussen hen zou moeten optreden. De gedeputeerden zeggen dat zij eenieder verwelkomen zolang het maar niet aan de Minister van BZK ondergeschikte ambtenaren of de Commissie van Wijzen is die de Minister heeft ingesteld. De waarnemend gezaghebber bepleit dat Nederlandse ambtenaren of de Commissie van Wijzen deze rol op zich nemen. Aldus was het onmogelijk om op de zitting hierover tot afspraken te komen. Het Gerecht volstaat met de opmerking dat het mogelijk moet zijn dat betrokkenen rond de tafel gaan om gezamenlijk een vertrouwenspersoon aan te wijzen die door alle betrokkenen wordt gedragen. Het is immers in het belang van het Openbaar Lichaam Sint Eustatius dat het bestuurscollege weer gaat functioneren zoals in de Wolbes is voorzien.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
rechtdoende in kort geding:
verklaart zich bevoegd van het geschil kennis te nemen,
verklaart eisers in hun vorderingen niet-ontvankelijk voor zover zij deze hebben ingesteld als privé personen, behoudens het hierna bepaalde,
verklaart eisers in hun vorderingen ontvankelijk voor zover zij deze hebben ingesteld in hun hoedanigheid van gedeputeerden,
gebiedt gedaagde om binnen 5 werkdagen de volgende besluiten van het bestuurscollege en de daaruit voortvloeiende documenten te ondertekenen:
  • de schorsing van de havenmeester in de uitoefening van zijn functie en de tijdelijke voorziening in zijn functie,
  • de tijdelijke overplaatsing van de havenmeester naar een andere functie binnen het Openbaar Lichaam,
  • het aangaan van een overeenkomst van het Openbaar Lichaam als opdrachtgever inzake Waste Management,
  • de mede-ondertekening van een brief aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
  • de goedkeuring van een dienstreis van de gedeputeerde van Constitutionele Zaken naar Den Haag,
verklaart eisers als privé personen ontvankelijk in hun vorderingen betreffende de proceskostenveroordeling,
veroordeelt de waarnemend gezaghebber in de proceskosten, aan de zijde van eisers begroot op NAf.268,50 aan oproepingskosten, NAf. 450,00 aan griffierechten en USD 5.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2017 in aanwezigheid van de griffier.