In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 28 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Scholengemeenschap Bonaire (verzoekster) en haar voormalige werkgever, SGB (verweerster). De verzoekster had op 2 mei 2017 een verzoekschrift ingediend, waarin zij verzocht om betaling van een beëindigingsvergoeding tot en met 31 juli 2017, alsmede de wettelijke rente vanaf 1 april 2017. De mondelinge behandeling vond plaats op 20 juni 2017, waarbij beide partijen aanwezig waren.
De kern van het geschil betrof de uitleg van een beëindigingsovereenkomst die op 24 maart 2017 was gesloten. Verzoekster stelde dat zij ervan uitging dat haar loon tot en met eind juli 2017 zou worden doorbetaald, terwijl SGB meende dat de overeenkomst enkel betrekking had op de periode tot 31 maart 2017. Het Gerecht oordeelde dat de zinsnede "met behoud van loon over de resterende periode" in de overeenkomst niet enkel taalkundig kon worden uitgelegd, maar dat ook de redelijke verwachtingen van partijen in acht genomen moesten worden.
Het Gerecht kwam tot de conclusie dat SGB de zinsnede had toegevoegd zonder de intentie om verzoekster enkel tot eind maart 2017 door te betalen. Hierdoor werd SGB veroordeeld tot betaling van het loon van verzoekster over de periode van 1 april 2017 tot en met 31 juli 2017, vermeerderd met emolumenten en wettelijke rente. Tevens werd SGB in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van verzoekster op $ 587,- werden begroot. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen.