ECLI:NL:OGEABES:2019:19

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
SAB201800010 (AR2018/5)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en schadevergoeding na diefstal van gehuurde auto

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hebben de eiseressen, de besloten vennootschap [de verhuurder] B.V. en [de eigenaar], een vordering ingesteld tegen de gedaagde, [de huurder], naar aanleiding van de diefstal van een gehuurde auto. De eiseressen vorderden een schadevergoeding van USD 19.263,33, te vermeerderen met wettelijke rente, na de auto op 9 juli 2017 beschadigd en verlaten op de openbare weg te hebben aangetroffen. De eiseressen hebben geprobeerd een minnelijke regeling te treffen, maar dit is niet gelukt, wat leidde tot de rechtszaak.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen contractuele rechtsverhouding bestaat tussen [de eigenaar] en [de huurder], waardoor de vordering van [de eigenaar] niet-ontvankelijk werd verklaard. De gedaagde erkende aansprakelijkheid voor de schade aan de auto, maar er was onenigheid over de hoogte van de schadevergoeding. Het Gerecht oordeelde dat de schadevergoeding niet meer dan de marktwaarde van de auto, USD 4.500,00, kan bedragen, en dat de gedaagde USD 5.000,00 aan hoofdsom en NAf. 750,00 aan buitengerechtelijke incassokosten moet betalen. De proceskosten werden voor eigen rekening van de partijen bepaald, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke contractuele relatie in huurcontracten en de redelijkheid van schadevergoedingseisen, vooral in gevallen van schade door derden. Het Gerecht heeft ook de rol van de verhuurder in het beperken van schade en het verzekeren van voertuigen in overweging genomen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SABA
Zaaknummer: SAB201800010 (AR2018/5)
Vonnis d.d. 26 maart 2019
inzake

1.de besloten vennootschap [de verhuurder] B.V.,

wonende in Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. N.C. DE LA ROSA,

2.2. [de eigenaar],

wonende in Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. N.C. DE LA ROSA,
tegen
[de huurder],
wonende in Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.J. ROGERS,
Partijen zullen hierna [de verhuurder], [de eigenaar] en [de huurder] worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ontvangen op 16 maart 2018,
  • de conclusie van antwoord;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen op 9 oktober 2018.
1.2.
Partijen hebben geprobeerd een minnelijke regeling te treffen. Dat is niet gelukt zodat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De feiten

2.1. [
de eigenaar] is eigenaar van een auto. Zij heeft deze op 18 maart 2017 tegen betaling van USD 4.500 in eigendom verkregen.
2.3. [
de verhuurder], waarvan [de eigenaar] de enige aandeelhouder is, heeft deze auto op 8 juli 2017 aan [de huurder] verhuurd. Blijkens de schriftelijke huurovereenkomst, die door [de huurder] is ondertekend, geldt een huurprijs van USD 45 per dag.
2.4.
Op 9 juli 2017 is de auto beschadigd geraakt en verlaten op de openbare weg aangetroffen.
2.5.
Bij brief van 17 juli 2017 heeft [de eigenaar], als “Managing Director” van [de verhuurder], [de huurder] aansprakelijk gehouden voor de schade. Volgens de brief is de auto total loss. Ondanks een sommatie van de advocaat van eiseressen van 18 december 2017 heeft [de huurder] de geëiste schadevergoeding niet willen betalen.

3.De vorderingen en het verweer

3.1. [
de verhuurder] en [de eigenaar] vorderen dat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [de huurder] wordt veroordeeld aan hen te betalen USD 19.263,33, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 juli 2017.
3.2. [
de huurder] concludeert dat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [de eigenaar] in haar vorderingen niet-ontvankelijk wordt verklaard, de vordering tot betaling van genoemde geldsom wordt afgewezen en dat beide eiseressen in de proceskosten worden veroordeeld.
3.3.
Op de argumenten van partijen wordt hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, nader ingegaan.

4.De beoordeling

inzake [de eigenaar] versus [de huurder]
4.1.
Het gerecht is het eens met [de huurder] dat tussen haar en [de eigenaar] geen contractuele rechtsverhouding bestaat. Evenmin is sprake van een andersoortige rechtsverhouding van [de huurder] jegens [de eigenaar] als eigenaar van de auto. [de huurder] dient de eventuele schadevergoeding aan [de verhuurder] als verhuurder te betalen en [de verhuurder], al naar gelang de afspraken die tussen hen gelden, dient met [de eigenaar] af te rekenen. Dit betekent dat [de eigenaar] in haar vorderingen jegens [de huurder] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Als in het ongelijk gestelde partij moet [de eigenaar] in de proceskosten worden veroordeeld. Deze worden begroot op nihil nu niet is gebleken van extra kosten van rechtsbijstand zijdens [de huurder] die voor vergoeding in aanmerking komen.
inzake [de verhuurder] versus [de huurder]
4.2. [
de huurder] erkent dat zij aansprakelijk is voor de schade aan de auto. Deze is gestolen en een altijd onbekend gebleven persoon heeft de schade veroorzaakt. Zij heeft dan ook aan [de verhuurder] bericht dat zij deze wil vergoeden. Partijen verschillen van mening over de hoogte van de te betalen schadevergoeding.
4.3. [
de verhuurder] stelt dat de schade bestaat uit de volgende posten:
reparatiekosten USD 9.415,72
gederfde huurinkomsten USD 45,00 per dag vanaf 9 juli 2017, waarvoor totaal wordt gevorderd USD 7.335,00,
buitengerechtelijke incassokosten USD 2.512,61.
4.4.
Overwogen wordt dat de auto in maart 2017 is gekocht voor USD 4.500,00. Dat is dus de marktwaarde per die datum en dus ook (zeer waarschijnlijk) op 9 juli 2017 toen de auto de schade opliep. Met [de huurder] begrijpt het gerecht niet hoe voor een auto met die marktwaarde dergelijke reparatiekosten kunnen worden opgevoerd. Duidelijk is immers, volgens de eigen stellingen van [de verhuurder], dat de auto total loss is zodat het niet mogelijk is meer dan de dagwaarde (is kennelijk gelijk aan de vervangingswaarde) als schadevergoeding te krijgen. Aldus zal het gerecht wat betreft schadepost a. toewijzen USD 4.500,00 plus de wettelijke rente daarover vanaf 17 juli 2017 tot de dag van algehele betaling.
4.5.
Ook post b wordt door [de huurder] betwist, kort gezegd omdat die schadepost niet in enige redelijke verhouding staat tot de waarde van de auto. Ook omdat nergens uit blijkt dat sprake is van enige inspanning van [de verhuurder] om haar schade te beperken. Tot slot geldt dat het voor rekening van [de verhuurder] komt dat de auto kennelijk niet was verzekerd tegen dit soort schade-evenementen.
4.6.
Op de comparitie is door [de verhuurder] aangevoerd dat de auto uitsluitend tegen wettelijke aansprakelijkheid en niet casco is verzekerd. Richting de huurder, zo overweegt het gerecht, bestaat geen verplichting van de verhuurder om de huurauto casco te verzekeren. Verder is het gerecht van oordeel dat de gevolgschade, zoals winstderving, in een redelijke verhouding moet staan tot de waarde van de auto maar ook rekening houdende met wat een particulier als [de huurder] in het handelsverkeer mag verwachten van een bedrijfsmatige verhuurder van auto’s, zoals [de verhuurder]. Van [de verhuurder] mag immers worden verwacht dat zij financiële mogelijkheden heeft, of andere auto’s, die zij binnen redelijke termijn kan inzetten om verdere schade te voorkomen. Dit betekent dat het gerecht, verder rekening ermee houdend dat een huurovereenkomst van een auto met een particulier naar de aard doorgaans van korte duur is en een lange periode van winstderving ten laste van de huurder zich daarmee niet goed verhoudt, aan [de verhuurder] 14 dagen aan winstderving zal toewijzen.
4.7.
Door [de verhuurder] wordt omzetderving gevorderd. Dat kan echter geen schadepost zijn. De schade die zij ondervindt is de winstderving omdat er immers vanuit mag worden gegaan dat [de verhuurder] zich ook (waarschijnlijk beperkte) kosten bespaart door het niet kunnen verhuren van die ene auto. Billijkheidshalve zal het gerecht de schade over deze termijn van 14 dagen begroten op USD 500,00. [de huurder] zal dus worden veroordeeld dit bedrag, te verhogen met de wettelijke rente, aan [de verhuurder] te vergoeden.
4.8.
Wat betreft post c overweegt het gerecht dat duidelijk is dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag is echter niet redelijk, omdat de twee of drie verzonden brieven dat niet rechtvaardigen, zodat het gerecht 1,5 punt zal toewijzen, gebaseerd op het liquidatietarief categorie 3.
4.9.
Omdat [de huurder] de aansprakelijkheid heeft erkend en bereid was de schade te vergoeden maar [de verhuurder] een veel te hoge schadevergoeding vorderde, ziet het Gerecht aanleiding te bepalen dat partijen de proceskosten voor eigen rekening moeten houden.

5.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart [de eigenaar] in haar vorderingen niet-ontvankelijk en veroordeelt haar in de proceskosten die worden begroot op nihil,
veroordeelt [de huurder] om aan [de verhuurder] te betalen USD 5.000 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 juli 2017 tot de dag van algehele betaling alsmede NAf. 750,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
bepaalt dat partijen de proceskosten voor eigen rekening moeten houden,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 26 maart 2019 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.