In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hebben de eiseressen, de besloten vennootschap [de verhuurder] B.V. en [de eigenaar], een vordering ingesteld tegen de gedaagde, [de huurder], naar aanleiding van de diefstal van een gehuurde auto. De eiseressen vorderden een schadevergoeding van USD 19.263,33, te vermeerderen met wettelijke rente, na de auto op 9 juli 2017 beschadigd en verlaten op de openbare weg te hebben aangetroffen. De eiseressen hebben geprobeerd een minnelijke regeling te treffen, maar dit is niet gelukt, wat leidde tot de rechtszaak.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen contractuele rechtsverhouding bestaat tussen [de eigenaar] en [de huurder], waardoor de vordering van [de eigenaar] niet-ontvankelijk werd verklaard. De gedaagde erkende aansprakelijkheid voor de schade aan de auto, maar er was onenigheid over de hoogte van de schadevergoeding. Het Gerecht oordeelde dat de schadevergoeding niet meer dan de marktwaarde van de auto, USD 4.500,00, kan bedragen, en dat de gedaagde USD 5.000,00 aan hoofdsom en NAf. 750,00 aan buitengerechtelijke incassokosten moet betalen. De proceskosten werden voor eigen rekening van de partijen bepaald, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke contractuele relatie in huurcontracten en de redelijkheid van schadevergoedingseisen, vooral in gevallen van schade door derden. Het Gerecht heeft ook de rol van de verhuurder in het beperken van schade en het verzekeren van voertuigen in overweging genomen.