In deze zaak heeft CARS SERVICES CENTER N.V. (CSC) een vordering ingesteld tegen het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB) met betrekking tot de uitgifte van een recht van erfpacht op een perceel grond nabij Kaya Amsterdam. CSC heeft in 2012 een verzoek ingediend voor erfpacht, maar ontving in 2022 een brief van het OLB waarin werd aangegeven dat het perceel aan haar in erfpacht zou worden uitgegeven, mits een bedrag van US$ 450 werd betaald. CSC heeft dit bedrag betaald, maar het OLB heeft sindsdien geen verdere stappen ondernomen, wat leidde tot de vordering van CSC om het OLB te veroordelen tot nakoming van de toezegging.
Het OLB betwistte de vordering en stelde dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen, omdat de brief van 8 april 2022 niet als een bindende overeenkomst kon worden beschouwd. Het gerecht oordeelde dat de mededeling in de brief duidelijk was en dat CSC erop mocht vertrouwen dat het OLB de toezegging zou nakomen. Het gerecht concludeerde dat het OLB gebonden was aan de mededeling van de Directeur Ruimte & Ontwikkeling en dat het OLB verplicht was om in redelijkheid en billijkheid met CSC in onderhandeling te treden over de vestiging van het recht van erfpacht.
De zaak belicht de spanning tussen het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel, vooral in het licht van de Didam-arresten. Het gerecht oordeelde dat het belang van CSC bij het verkrijgen van het recht van erfpacht zwaarder weegt dan de bezwaren van het OLB, dat zich beroept op het gelijkheidsbeginsel. Het OLB werd veroordeeld om binnen drie weken na het vonnis in onderhandeling te treden met CSC en werd ook veroordeeld in de proceskosten.