ECLI:NL:OGEABES:2025:54

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
BON202500039
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen van de notaris en rectificatie van hypotheek doorhaling

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 29 oktober 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [de notaris]. [Eiser] vorderde dat het gerecht voor recht verklaarde dat de notaris onrechtmatig had gehandeld door hypotheken te doorhalen en te rectificeren zonder zijn medeweten. De notaris, vertegenwoordigd door mr. M.D. van den Brink, verweerde zich tegen deze vordering en concludeerde tot afwijzing, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [Eiser] had samen met zijn echtgenote een woning in Bonaire en had hypotheken gevestigd bij verschillende banken. In 2014 heeft de notaris op verzoek van de bank hypotheken doorgehaald, wat later door de notaris is gecorrigeerd. [Eiser] stelde dat deze handelingen onrechtmatig waren en dat hij schade had geleden. Het gerecht oordeelde dat de notaris niet onrechtmatig had gehandeld, omdat de hypotheken ten onrechte waren doorgehaald en de notaris op verzoek van de bank handelde. Het gerecht concludeerde dat er geen onrechtmatige daad was gepleegd en wees de vordering van [eiser] af, waarbij hij werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van notarissen en de noodzaak voor duidelijke communicatie met cliënten over belangrijke handelingen zoals hypotheekdoorhalingen. Het gerecht bevestigde dat de notaris handelde binnen de grenzen van de wet en dat er geen schade was geleden door het uitblijven van communicatie over de rectificatie van de hypotheken.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

registratienummer: BON202500039
datum uitspraak: 29 oktober 2025
in de zaak van:
[Eiser],
domicilie gekozen hebbend te Amsterdam (Nederland),
eiser, hierna ook:
eiser,
gemachtigde: mr. E.J. Winkel,
tegen
[de notaris], in haar hoedanigheid van (oud) notaris,
wonend te Bonaire,
gedaagde, hierna ook:
de notaris,
gemachtigde: mr. M.D. van den Brink.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties
  • de conclusie van antwoord
De comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 10 september 2025. Daar zijn verschenen:
  • namens [eiser] mr. Winkel;
  • [de notaris] (via videoverbinding) bijgestaan door mr. Van den Brink.
Op de zitting heeft mr. Winkel mede aan de hand van spreekaantekeningen het woord gevoerd.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
de notaris] was tot 2022 notaris op Bonaire.
2.2. [
eiser] had van 2007 tot 2019 samen met zijn echtgenote een onroerende zaak in eigendom in Bonaire. Dit was de echtelijke woning. [eiser] en zijn echtgenote hebben voor de financiering van de koopprijs van de woning ten behoeve van de First Caribbean International (Curaçao) Bank (hierna: FCIB) een recht van eerste hypotheek (in de stukken ook aangeduid als: hypotheek 1) gevestigd op die (echtelijke) woning.
2.3. [
eiser] en zijn zakenpartner (hierna: de zakenpartner) hielden beiden 50% van de aandelen in Hidrofor Bonaire N.V., de zakenpartner via een houdstermaatschappij. [eiser] en de zakenpartner waren ook beiden bestuurder van Hidrofor. Hidrofor hield alle aandelen in Niwa Vastgoed B.V.
2.4.
Vanaf 2008 heeft Hidrofor diverse kredietovereenkomsten gesloten met de Maduro & Curiel’s Bank (Bonaire) N.V. (hierna: MBC). In verband met deze kredietfaciliteiten zijn (onder meer) de volgende zekerheden aan MBC verstrekt:
door [eiser] en zijn echtgenote
op 7 september 2010 een tweede recht van hypotheek (in de stukken ook aangeduid als: hypotheek 2) op de echtelijke woning tot zekerheid voor de nakoming van hun verplichtingen uit een borgstelling (tot betaling van ANG 150.000, - omgerekend USD 84.269,66);
op 13 juli 2011 een derde recht van hypotheek (in de stukken ook aangeduid als: hypotheek 3) op de echtelijke woning tot zekerheid voor de nakoming van al hetgeen Hidrofor aan MCB verschuldigd was of nog zou worden verschuldigd (tot USD 235.000, -);
door Niwa Vastgoed
op 13 juli 2011 een recht van hypotheek op een erfpachtperceel in Tera Kòrá (hierna: het erfpachtperceel) tot zekerheid van al hetgeen MBC te vorderen zou hebben van Hidrofor;
door de zakenpartner
op 13 juli 2011 een recht van derde hypotheek op zijn woning tot zekerheid van al hetgeen MBC te vorderen zou hebben van Hidrofor.
2.5.
In april 2014 heeft Niwa Vastgoed het erfpachtperceel verkocht en overgedragen. Om de overdracht mogelijk te maken heeft MBC-afstand gedaan van het op het erfpachtperceel gevestigde hypotheekrecht onder de voorwaarde dat een deel van de koopprijs zou worden gebruikt om een deel van de schuld van Hidrofor aan MCB af te lossen.
2.6.
De notaris heeft de hypotheekbewaarder verzocht om niet alleen dat hypotheekrecht (hiervoor vermeld onder c) door te halen, maar ook het door [eiser] en zijn echtgenote op hun woning ten behoeve van MCB gevestigde recht van hypotheek (hiervoor vermeld onder b, ook wel hypotheek 3) en het door de zakenpartner op diens woning ten behoeve van MCB gevestigde derde recht van hypotheek (hiervoor vermeld onder d). De (notariële) akte van doorhaling van deze hypotheken (hiervoor vermeld onder b, c en d) dateert van 14 mei 2014.
2.7.
In november 2014 heeft de houdstermaatschappij van de zakenpartner haar aandelen in Hidrofor aan een derde verkocht, waardoor de zakenpartner geen bemoeienis meer had met Hidrofor. In verband daarmee zijn [eiser] en de zakenpartner overeengekomen dat [eiser] de
hypotheekvestiging van de MCB, wegens betalingsverplichtingen van Hidroforvolledig op zich nam.
2.8.
De schuld van Hidrofor aan MCB bedroeg eind november 2014 op het ene bankrekeningnummer USD 222.000, - en op het andere bankrekeningnummer 63.0000, -.
2.9.
Op verzoek van MCB heeft de notaris in een notariële akte van 10 juni 2016 de doorhaling van die hypotheken (hiervoor vermeld onder b oftewel hypotheek 3 en d) gerectificeerd.
2.10.
Op 25 oktober 2016 heeft MCB [eiser] op de hoogte gesteld van de rectificatie.
2.11.
In een vonnis van 26 september 2017 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie [eiser] bevolen om te bewerkstelligen dat de zakenpartner door MCB volledig wordt ontslagen van zijn verplichtingen als borg en dat MCB zou instemmen met de beëindiging van de hypotheken die de zakenpartner op zijn eigen woning had gevestigd tot zekerheid voor de nakoming van zijn borgstelling en tot zekerheid voor de schulden van Hidrofor.
2.12.
Omdat Hidrofor haar betalingsverplichtingen jegens MCB niet nakwam en de zakenpartner geconfronteerd werd met de mogelijkheid dat MCB de zekerheden zou uitwinnen die ook de zakenpartner ten behoeve van MCB had gesteld, heeft de zakenpartner met anderen op 22 mei 2019 de woning van [eiser] en zijn echtgenote gekocht voor USD 615.000, -. Dit zodat met de koopprijs de schuld van Hidrofor aan MCB zou kunnen worden voldaan.
2.13.
Op 8 juli 2019 hebben de zakenpartner (en zijn echtgenote) aan [eiser] (en zijn echtgenote) geld geleend tot een maximum van USD 55.000, -. Zij zijn daartoe een schriftelijke overeenkomst van geldlening aangegaan.
2.14. [
eiser] en zijn echtgenote hebben hun woning op 11 juli 2019 geleverd aan de zakenpartner en de andere kopers.
2.15. [
eiser] heeft vervolgens MCB doen dagvaarden in een bodemprocedure. [eiser] vorderde in deze procedure om voor recht te verklaren dat MCB niet gerechtigd was om op 10 juni 2016 de algehele doorhaling van de hypotheek te rectificeren. In een inmiddels in kracht van gewijsde gegaan vonnis van 24 februari 2021 heeft dit gerecht deze vordering afgewezen.

3.De vordering

3.1. [
eiser] vordert dat het gerecht voor recht verklaart dat de notaris ten opzichte van hem onrechtmatig heeft gehandeld dan wel toerekenbaar tekort is geschoten, dan wel in strijd heeft gehandeld met hetgeen een redelijk handelend notaris betaamt, ten gevolge waarvan [eiser] schade heeft geleden, waarvan de omvang nader dient te worden vastgesteld bij staat.
3.2.
De notaris concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de werkelijk door de notaris gemaakte proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis, alles bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

4.De beoordeling

4.1.
Ter beoordeling ligt allereerst voor of de notaris tegenover [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld. Het gerecht zal oordelen dat dit niet het geval is. Dat wordt hierna uitgelegd aan de hand van de volgende maatstaf: Wil een verbintenis tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad ontstaan, dan moet aan vijf voorwaarden zijn voldaan: (i) er moet een onrechtmatige daad zijn begaan, (ii) deze daad moet kunnen worden toegerekend aan de dader, (iii) de benadeelde dient schade te hebben geleden, (iv) er moet een causaal verband bestaan tussen de schade en de daad en (v) de dader moet een norm geschonden hebben die strekt tot bescherming tegen de schade die de benadeelde heeft geleden.
De levering van het erfpachtperceel
4.2. [
eiser] verwijt de notaris dat zij hem niet heeft betrokken bij het passeren van de akte van levering van het erfpachtperceel. Volgens [eiser] had dat wel gemoeten omdat de koopsom maar ten dele is aangewend om de hypothecaire schuld aan MCB te voldoen waarvoor [eiser] en zijn echtgenote een recht van hypotheek op hun woning hadden gevestigd. Omdat [eiser] evenwel geen partij was bij de overdracht van het erfpachtperceel (tussen Niwa Vastgoed en de betreffende koper) is van een onrechtmatige gedraging van de notaris geen sprake. [eiser] was kennelijk niet op de hoogte was van deze transactie. Dat ligt in de risicosfeer van [eiser] als bestuurder van de aandeelhouder van Niwa Vastgoed. [eiser] kan dat de notaris niet verwijten.
Het rectificeren van het ten onrechte doorhalen van de hypotheek sub b (hypotheek 3)
4.3. [
eiser] stelt, zo begrijpt het gerecht, dat het rectificeren van de doorhaling van deze hypotheek door de notaris onrechtmatig was. Dit primair omdat de doorhaling terecht was. En subsidiair omdat, ook als de doorhaling ten onrechte zou zijn geweest, de notaris deze niet had mogen rectificeren; in ieder geval niet zonder mededeling daarvan aan [eiser].
4.4.
Anders dan [eiser] betoogt, heeft de notaris deze hypotheek ten onrechte doorgehaald. De notaris heeft dit ook erkend. De hypotheek was namelijk gevestigd tot zekerheid voor de nakoming van al hetgeen Hidrofor aan MCB verschuldigd was of nog zou worden. Omdat vaststaat dat er op het moment van doorhaling nog sprake was van een vordering van MCB op Hidrofor, had de doorhaling niet mogen plaatsvinden. Het recht van hypotheek van MCB is wel in stand gebleven, ondanks de doorhaling. Een recht van hypotheek is immers een afhankelijk recht dat pas tenietgaat als de hoofdverbintenis tenietgaat of in de zich hier evenmin voordoende situatie dat daar afstand van wordt gedaan, terwijl doorhaling van een hypotheek een administratieve handeling is.
4.5.
Dat MCB gerechtigd was om vervolgens de hypotheek op de woning van [eiser] en zijn echtgenote door de notaris te laten herinschrijven is al door dit gerecht in zijn vonnis van 24 februari 2021 beslist. Omdat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan komt het ook gezag van gewijsde toe (artikel 70a Rv BES). Dat betekent dat het gerecht daar niet nog een keer over kan beslissen. Dat in die zaak is beslist op een vordering van [eiser] tegen MCB en in deze zaak moet worden beslist op een vordering van [eiser] tegen de notaris, maakt het niet anders. De rectificatie van de doorhaling door de notaris in 2016 op verzoek van MCB ziet namelijk op de rechtsverhouding tussen dezelfde partijen als waarop het gerecht in het vonnis van 24 februari 2021 heeft beslist, te weten [eiser] en MCB en op dezelfde rechtsvraag; het al dan niet bestaan van een hypotheek op de woning van [eiser] en zijn echtgenote. Omdat MCB gerechtigd was om de hypotheek op de woning van [eiser] en zijn echtgenote te laten herinschrijven, valt niet in te zien dat de notaris onrechtmatig tegenover [eiser] heeft gehandeld met het op verzoek van MCB in een notariële akte van 14 mei 2016 rectificeren van de doorhaling van die hypotheek.
4.6. [
eiser] stelt dat de notaris de hypotheek niet had mogen herinschrijven zonder mededeling daarvan aan hem. Wat daarvan ook zij, niet valt in te zien – en [eiser] heeft dit ook niet gesteld – dat [eiser] door het uitblijven van die mededeling schade heeft geleden.
De uitbetaling van de koopprijs van de woning aan de hypotheekhouders
4.7.
De notaris betwist de stelling van [eiser] dat zij uit de koopprijs van de woning van [eiser] en zijn echtgenote eerst MCB heeft betaald en pas daarna de eerste hypotheekhouder FCIB.
4.8. [
eiser] onderbouwt deze stelling, door te wijzen naar de manier waarop de notaris de nota van afrekening van 24 juni 2019 van de verkoop van de echtelijke woning heeft ingericht. De nota van afrekening van 24 juni 2019 van de notaris luidt, voor zover hier van belang:
Te betalen Te ontvangen
Koopsom
Koopsom registergoed 615.000
Koopsom roerende zaken 10.000
Aflossing hypotheek
Aflossing hypotheek t.b.v. MCB Bonaire 285.423,52
(…)
Door u te ontvangen 331.793,93
(…)
Uit bovengemeld bedrag dient de aflossing gedaan te worden van de hypotheek van de First Caribbean International Bank, zijnde € 327.084,25
4.9.
Deze door [eiser] verstrekte onderbouwing is niet toereikend. De notaris heeft voor de manier waarop zij de nota afrekening van 24 juni 2019 heeft ingericht een afdoende verklaring verstrekt. De notaris heeft toegelicht dat de reden voor het onderaan opnemen van de schuld aan FICB is, dat de schuld aan FICB in euro’s is terwijl de koopprijs voor de woning in Amerikaanse dollars was. Het bedrag aan dollars dat nodig zou zijn om de schuld aan FICB af te lossen was afhankelijk van de wisselkoers op de leveringsdatum en kon daarom niet met een concreet bedrag (eerder) in de afrekening worden opgenomen.
4.10.
Het door de notaris aangevoerde feit dat wél eerst de eerste hypotheekhouder FICB is voldaan uit de koopsom wordt bevestigd in de overeenkomst van geldlening van 8 juli 2019 die [eiser] is aangegaan met zijn zakenpartner. Als reden voor de geldlening is in de daartoe gesloten (schriftelijke) overeenkomst opgenomen:
Overwegende dat:
(…)
Lener na de totstandkoming van de Koopovereenkomst aan Uitlener heeft verklaard dat de vorderingen van MCB en FCIB, tot zekerheid waarvan de Hypotheken zijn gevestigd, niet geheel met de Koopsom kunnen worden afgelost, en dat na aflossing van deze vorderingen met de Koopsom nog een vordering van MCB en een vordering van het Openbaar Lichaam Bonaire ter zake van grondbelasting zal resteren (…).
Hier staat in niet mis te verstane bewoordingen dat na aflossing nog een vordering van MCB resteert en niet een vordering van FCIB.
Advies van de notaris
4.11. [
eiser] verwijt de notaris dat zij hem heeft meegedeeld dat hij een bedrag bij moest betalen om de verkoop van zijn woning (en van zijn echtgenote) door te laten gedaan. De notaris heeft toegelicht dat zij [eiser] erop heeft gewezen dat de vorderingen van de hypotheekhouders niet geheel konden worden voldaan uit de koopprijs en dat zij [eiser] heeft geïnformeerd dat de hypotheekhouders in beginsel alleen zouden meewerken aan doorhaling van hypotheken als hun vorderingen zouden worden voldaan. Dat de notaris iets anders zou hebben gezegd is gesteld noch gebleken. De mededeling van de notaris was juist en dus niet onrechtmatig.
De uitbetaling aan MCB
4.12.
Niet in geschil is dat hypotheek sub b (hypotheek 3) was gevestigd tot zekerheid voor de terugbetaling van een schuld van maximaal USD 235.000, - in hoofdsom. Vast staat dat MCB (via de notaris) van [eiser] USD 284.710,69 heeft ontvangen.
4.13.
Dit betekent niet dat de notaris onrechtmatig tegenover [eiser] heeft gehandeld. [eiser] ziet namelijk over het hoofd dat hij nog een hypotheek ten behoeve van MCB heeft gevestigd, te weten de hypotheek sub a (hypotheek 2) tot zekerheid voor de terugbetaling van een schuld van ANG 150.000, - (USD 84.269), tezamen USD 319.269, -.
De uitbetaling van de opbrengst van de roerende zaken
4.14. [
eiser] verwijt de notaris dat zij ook de koopsom van USD 10.000, - voor de inboedel aan de hypotheekhouders heeft uitbetaald. [eiser] stelt dat dit aan hem uitbetaald had moeten worden. Deze stelling van [eiser] gaat niet op omdat hij over het hoofd ziet dat de inboedel aan de banken was verpand.
De notaris is niet tekortgeschoten
4.15.
Van een tekortschieten van de notaris jegens [eiser] geen sprake kan zijn omdat tussen haar en [eiser] geen overeenkomst tot stand is gekomen.
Conclusie
4.16.
De vordering van [eiser] zal worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. Het gerecht zal die baseren op het liquidatietarief. Voor een veroordeling in de werkelijk gemaakte proceskosten, zoals door de notaris verzocht, kan alleen plaats zijn in buitengewone omstandigheden, waarbij dient te worden gedacht aan misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen als grond voor een veroordeling in de werkelijk gemaakte proceskosten past terughoudendheid, gelet op de toegang tot de rechter, dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM. [1] Zeker in het licht van die terughoudendheid, kan in deze zaak geen misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen worden aangenomen. Te begrijpen valt dat [eiser] meende dat hij een vordering op de notaris had, gelet op de toch ongebruikelijke gang van zaken waarbij door de notaris in ieder geval ten onrechte een hypotheek was doorgehaald.
4.17.
De proceskosten aan de zijde van de notaris worden begroot op USD 1.396,- aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief 5 van USD 698,- per punt). De daarover gevorderde wettelijke rente zal als na te melden worden toegewezen.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
wijst af het gevorderde;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de notaris begroot op USD 1.396, - aan salaris van de gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der voldoening;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, rechter, en uitgesproken op 29 oktober 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HR 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1934.