In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao op 11 augustus 2011 een beschikking gegeven in een burgerlijke zaak betreffende de erkenning van een minderjarige. De verzoekster, aangeduid als de moeder, heeft verzocht om de ambtenaar van de Burgerlijke Stand te gelasten de geslachtsnaam van de minderjarige te wijzigen van [naam vader] naar [naam moeder]. De vader, die in Curaçao woont, heeft de minderjarige erkend op 27 juli 2009, maar er is onduidelijkheid ontstaan over het toepasselijke namenrecht, aangezien de minderjarige op het moment van erkenning in Nederland woonde.
De procedure begon met een verzoekschrift en mondelinge behandelingen op 3 februari en 14 april 2011. De moeder heeft aangevoerd dat de ambtenaar van de Burgerlijke Stand de geslachtsnaam van de minderjarige ten onrechte heeft gewijzigd. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de erkenning van de minderjarige niet in geschil is, maar dat het toepasselijke recht wel ter discussie staat. Het Gerecht heeft artikel 7 van de Algemeene Bepalingen der wetgeving van Curaçao in overweging genomen, dat bepaalt dat ingezetenen van Curaçao, ook wanneer zij zich buiten Curaçao bevinden, onderworpen zijn aan de Curaçaose wetgeving.
Het Gerecht concludeert dat, aangezien de minderjarige op het moment van erkenning zijn gewone verblijfplaats in Nederland had, het Nederlands recht van toepassing is. Dit betekent dat de minderjarige de geslachtsnaam van de moeder behoudt, tenzij er een gezamenlijke verklaring van de ouders is dat de minderjarige de geslachtsnaam van de vader zal dragen. Aangezien er geen bewijs is van een dergelijke verklaring, heeft het Gerecht besloten dat de geslachtsnaam van de minderjarige moet worden hersteld naar [naam moeder]. De ambtenaar van de Burgerlijke Stand is gelast om de nodige wijzigingen door te voeren in de basisadministratie.