ECLI:NL:OGEAC:2014:16

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
10 maart 2014
Publicatiedatum
15 augustus 2016
Zaaknummer
61171/2013
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hypotheek en verzekeringspremies: geschil tussen Fatum General Insurance N.V. en gedaagde

In deze zaak, uitgesproken op 10 maart 2014 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao, zijn Fatum General Insurance N.V. en Fatum Life N.V. eiseressen in conventie en gedaagde in reconventie. De zaak betreft een geschil over een hypothecaire lening en de bijbehorende verzekeringspremies. De gedaagde heeft een annuïteitenhypotheek afgesloten bij Fatum, waarbij een jaarlijkse rente van 10,5% was afgesproken. Fatum vorderde betaling van achterstallige premies voor zowel levens- als brandverzekeringen, terwijl de gedaagde betwistte dat hij deze premies verschuldigd was. Hij stelde dat de premies al in het maandbedrag van de hypotheek waren inbegrepen, en dat hij niet tijdig was geïnformeerd over de achterstallige premies.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de gedaagde niet op de hoogte was van de achterstallige premies tot juni 2010, en dat de vorderingen van Fatum voor de jaren 2000 tot en met 2005 waren verjaard. Het Gerecht oordeelde dat het onaanvaardbaar zou zijn om boeterente in rekening te brengen, gezien de lange periode waarin Fatum geen actie had ondernomen. De gedaagde werd toegelaten tot bewijslevering over de mededelingen die door een medewerker van Fatum zouden zijn gedaan, die mogelijk de basis vormden voor zijn verweer.

In reconventie vorderde de gedaagde een verlaging van het rentepercentage van 10,5% naar 7%, wat door Fatum werd betwist. Het Gerecht hield verdere beslissingen aan in afwachting van bewijslevering en stelde voor om een comparitie te houden om de mogelijkheden voor een minnelijke regeling te bespreken. De zaak illustreert de complexiteit van hypothecaire overeenkomsten en de verantwoordelijkheden van verzekeraars en kredietverstrekkers.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 maart 2014
AR nummer: 61171/2013
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
VONNIS
in de zaak van:
1. de naamloze vennootschap

FATUM LIFE N.V.,

2. de naamloze vennootschap
FATUM GENERAL INSURANCE N.V.,
beide gevestigd in Curaçao,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud,
tegen
[Gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende in Curaçao,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. Q.D.A. Carrega.
Eiseressen worden hierna gezamenlijk aangeduid als Fatum en afzonderlijk als Fatum Life en Fatum General. Gedaagde wordt hierna aangeduid als [gedaagde in conventie, eiser in reconventie].

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift van 6 maart 2013, met producties;
- de conclusie van antwoord en eis in reconventie, met producties;
- het pleidooi, gehouden op 29 november 2013 en de ter gelegenheid van het pleidooi door Fatum overgelegde producties;
- de pleitnotities van beide partijen.
1.2
Ten slotte is vonnis nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast.
2.1
Eiseressen sub 1 en 2 zijn de rechtsopvolgsters onder bijzondere titel van respectievelijk Nationale Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. en Fatum/De Nederlanden van 1845 Schadeverzekering N.V.
2.2 [
gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft een annuïteitenhypotheek afgesloten bij (de rechtsvoorgangster van) Fatum. De hypotheekakte van 29 september 2000 vermeldt een overeenkomst van geldlening voor een bedrag van NAf 200.000,- met een jaarlijkse rente van 10,5% voor vijf jaar vast. Tot zekerheid en waarborg voor de voldoening van de lening, rente en kosten is ten behoeve van Fatum Life een hypotheekrecht gevestigd op de woning van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aan de [woning van gedaagde] te Curaçao.
2.3
Voorafgaand aan het afsluiten van voornoemde hypotheek heeft Fatum bij brief van 21 september een offerte uitgebracht aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie], waarin voor zover van belang het volgende is vermeld:
“(…) Nadat aan alle voorwaarden is voldaan, zullen de verstrekkingsgegevens als volgt luiden:
Bedrag lening :NAF 200,000.00
(…)
Rentepercentage : 10.50 procent
Rentevastperiode : 60 maanden
Looptijd (in maanden) : 300 maanden
Annuïteit : NAF 1,888.36 per maand
(…)
Verzekerd bedrag *1ste jaarpremie Vervolgpremie
(vooruitlopend op de
acceptatie door Levenafd.)
NAF. 200,000.00 NAF. 572.60
*Afhankelijk van de ingangsdatum van de hypotheek kan de levenpremie wijzigen.
(…)
Deze offerte geschiedt onder voorbehoud van in dekkingname van het onderpand door onze brandafdeling; evenzo moet onze levenafdeling het risico willen accepteren.
De aanvrager verbindt zich door ondertekening van deze offerte tot automatische afschrijving van de maandelijks verschuldigde hypotheekrente en verzekeringspremiën ten gunste van onze maatschappij (…)”
2.4
Vanaf september/oktober 2000 heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] maandelijks een bedrag van
NAf 1888,36 aan Fatum betaald.
2.5
Op 11 juni 2010 heeft Fatum telefonisch contact opgenomen met [gedaagde in conventie, eiser in reconventie], waarbij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] werd medegedeeld dat hij een schuld had aan Fatum ter zake van achterstallige premies leven- en brandverzekering. Fatum heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verzocht de open staande bedragen te voldoen en heeft hem op dezelfde datum per e-mail de volgens Fatum eerder verstuurde aanmaningen doen toekomen. Partijen hebben vervolgens besprekingen gevoerd om tot een vergelijk te komen, wat niet is gelukt.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1
Fatum heeft in conventie gevorderd dat het gerecht onder veroordeling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de kosten van de procedure, inclusief de nakosten:
A. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt om aan Fatum Life te voldoen de premies vanaf september 2000, zijnde tot op heden in totaal NAf 6.871,20, te vermeerderen met de contractuele rente ad 10,5% vanwege te late betaling van de premies, zijnde tot op heden NAf 4.212,62, subsidiair de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid dan wel vanaf heden, waarbij Fatum Life daarnaast gerechtigd zal zijn om de rente in rekening te blijven brengen tot de dag der algehele voldoening;
B. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt om uit hoofde van de brandverzekering aan Fatum General te voldoen de premies vanaf september 2000, zijnde tot op heden in totaal NAf 25.276,17, te vermeerderen met de contractuele rente ad 10.5% vanwege te late betaling van de premies, zijnde tot op heden NAf 15.370,52, subsidiair de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid dan wel vanaf heden, waarbij Fatum General daarnaast gerechtigd zal zijn om de rente in rekening te blijven brengen tot de dag der algehele voldoening.
3.2 [
gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.
3.3
In reconventie heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie], verkort weergegeven, gevorderd dat het gerecht onder veroordeling van Fatum in de kosten van de procedure in reconventie:
A. Fatum Life en/of Fatum General zal bevelen om met ingang van 1 januari 2006, althans 1 januari 2011, althans een door het gerecht in goede justitie te bepalen datum, het op de hypothecaire lening van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bij Fatum berekende rentepercentage van 10,5% te verlagen naar 7%, althans naar de thans bij Fatum geldende rentevoet voor zover die lager is dan 7%, althans naar een ander door het gerecht in goede justitie te bepalen rentepercentage;
B. Fatum Life en/of Fatum General zal veroordelen om binnen 7 dagen na het in deze te wijzen vonnis aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te betalen de teveel door hem betaalde rente, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.4
Fatum heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hierop zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil in conventie

4.1
Het kern van het verweer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wordt gevormd door de stelling dat hij met Fatum was overeengekomen dat de premies brand- en levensverzekering reeds in het maandbedrag van NAf 1.888,36 waren begrepen, althans dat hij daar gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft verder aangevoerd dat Fatum op meerdere punten haar zorgplicht heeft geschonden die op haar als financiële instelling en verzekeraar rust. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] meent geen verzekeringspremies schuldig te zijn. Subsidiair heeft hij de hoogte van de gevorderde bedragen betwist en daartoe onder meer gesteld dat Fatum, voor het geval [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] nog verzekeringspremies zou zijn verschuldigd, in redelijkheid geen aanspraak kan maken op een (boete)rente over de open staande verzekeringspremies van 10,5% per jaar. Ook heeft hij gesteld dat Fatum de premies ten onrechte heeft geïndexeerd. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft zich er voorts op beroepen dat eventuele vorderingen van Fatum met betrekking tot verzekeringspremies over de verzekeringsjaren 2000 tot en met 2005 zijn verjaard. Ten slotte heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zich beroepen op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid. Fatum kan niet achteraf 10 jaren aan premies in rekening brengen terwijl zij zelf tekort is geschoten in haar zorgplicht jegens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie].
4.2
Het gerecht zal eerst ingaan op het verjaringsverweer zoals dat door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is gevoerd. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft gesteld dat hij noch zijn vader tot 2010 enige aanmaning of nota ter zake van verzekeringspremies van Fatum heeft ontvangen. Fatum heeft daartegenover gesteld dat in de periode 2002-2010 7 aanmaningen zijn verstuurd naar het bij haar bekende adres, zijnde [adres], en heeft kopieën van deze aanmaningen in het geding gebracht. Het volgende wordt bij de beoordeling voorop gesteld.
4.2.1
Artikel 3:37 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) houdt, voor zover thans van belang, in dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon moet hebben bereikt. Met betrekking tot een schriftelijke verklaring geldt als uitgangspunt dat deze de geadresseerde heeft bereikt als zij door hem is ontvangen. Het antwoord op de vraag wanneer kan worden gezegd dat een verklaring door de geadresseerde is ontvangen, wordt noch in de wettekst noch in de daarbij behorende toelichting gegeven. Indien de ontvangst van de verklaring wordt betwist, brengt een redelijke, op de behoeften van de praktijk afgestemde, uitleg mee dat de afzender in beginsel feiten of omstandigheden dient te stellen en zonodig te bewijzen waaruit volgt dat de verklaring door hem is verzonden naar een adres waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde aldaar door hem kon worden bereikt, en dat de verklaring aldaar is aangekomen.
4.2.2
De stelplicht en de bewijslast dat de aanmaningen zijn verzonden en op het adres [adres]zijn aangekomen, rusten op Fatum. Vast staat dat Fatum de bewuste aanmaningen niet aangetekend heeft verzonden. Tijdens het pleidooi is besproken dat Fatum alle stukken die op dit punt in haar bezit zijn, heeft overgelegd. Nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] naast de verzending de ontvangst en daarmee het feit dat de aanmaningen zijn aangekomen op het genoemde adres gemotiveerd heeft betwist (zie onder meer punt 46 van de conclusie van antwoord in conventie) en Fatum op dit punt geen specifiek bewijs heeft aangeboden, wordt niet toegekomen aan bewijslevering en moet er in rechte van worden uitgegaan dat de aanmaningen en nota’s, door Fatum overgelegd als productie 5c tot en met 5h, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet hebben bereikt. Dat in de polisvoorwaarden van de levensverzekering staat dat Fatum kan volstaan met verzending van aanmaningen per gewone post naar de bij Fatum bekende adressen, kan aan het voorgaande niet afdoen.
4.2.3
Er moet gelet op het voorgaande van worden uitgegaan dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voor het eerst via de onder 2.5 genoemde e-mail d.d. 11 juni 2010 kennis heeft genomen van de bewuste aanmaningen en nota’s. Uit de overgelegde polis bescheiden blijkt dat de premies van de verzekeringen elk jaar op 29 september, naar het gerecht aanneemt bij vooruitbetaling, zijn verschuldigd. Dat betekent dat op grond van het bepaalde in artikel 3:308 lid 1 BW de vorderingen ter zake van de premies over de jaren 2000 tot en met 2005 zijn verjaard.
4.3
In de situatie dat Fatum verder pas bijna 10 jaar na de ingangsdatum van de verzekeringen persoonlijk contact heeft gezocht met [gedaagde in conventie, eiser in reconventie], acht het gerecht het voorts naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat boeterente, althans contractuele rente ad 10,5% in rekening wordt gebracht. Fatum kan over het niet verjaarde deel van haar vordering, indien dit al voor toewijzing vatbaar zou zijn, slechts aanspraak maken op wettelijke rente. Ten aanzien van het niet verjaarde deel van de vorderingen heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] echter verschillende verweren gevoerd, die hierna aan de orde komen.
4.4 [
gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft gesteld dat was overeengekomen dat de premies brand- en levensverzekering reeds in het maandbedrag van NAf 1.888,36 waren begrepen, althans dat hij daar gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen. Voorts heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gesteld dat Fatum de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden door hem niet duidelijk te informeren en hem pas na 10 jaar met de problematiek rond de verzekeringspremies te confronteren. Fatum heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] daardoor de mogelijkheid ontnomen om tijdig actie te ondernemen. In dat kader heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zich naar het gerecht begrijpt beroepen op het bepaalde in artikel 6:248 lid 2 BW.
4.5
Op basis van de door Fatum in het geding gebrachte producties is het gerecht van oordeel dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet reeds op grond van de hem ten tijde van het afsluiten van de hypotheek verschafte stukken mocht veronderstellen dat in het maandbedrag van NAf 1.888,36 mede de premies van de brand- en levensverzekering waren begrepen. Dat staat als zodanig immers nergens vermeld. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft echter ook gesteld dat de heer [werkzaam bij Fatum], ten tijde van het afsluiten van de hypotheek werkzaam bij Fatum en degene met wie [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] alle besprekingen heeft gevoerd, hem destijds heeft voorgehouden dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] slechts één maandbedrag hoefde te betalen, in welk bedrag de aflossing en alle verzekeringen waren begrepen. Door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is het voorgaande ook omschreven als het ‘one stop shop’ idee. Volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] was dit voor hem de reden om zaken te doen met Fatum en heeft hij mede daarom een vrij hoog rentepercentage van 10,5% geaccepteerd. Fatum heeft gemotiveerd betwist dat [werkzaam bij Fatum] aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een ‘all-in’ pakket heeft aangeboden door te stellen dat Fatum nooit dergelijke pakketten heeft aangeboden, waarbij zij onder meer verschillende feiten en omstandigheden heeft genoemd die maken dat dat technisch gezien ook niet mogelijk is.
4.6
Het gerecht stelt vast dat Fatum in deze de hypothecaire lening heeft verstrekt en tevens als verzekeraar is opgetreden. Onbetwist is dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] destijds uitsluitend zaken heeft gedaan met de heer [werkzaam bij Fatum]. Voorts is het gerecht van oordeel dat Fatum in de loop der jaren weinig voortvarend is opgetreden ten aanzien van de inning van de premies van de brand- en levensverzekering, nog daargelaten dat ervan moet worden uitgegaan dat de door Fatum gestuurde nota’s en aanmaningen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet hebben bereikt, zoals eerder in dit vonnis is overwogen. Vast staat voorts dat geen van de verzekerde risico’s zich tot nu toe hebben verwezenlijkt. Gelet op het voorgaande is het gerecht van oordeel dat indien zou komen vast te staan dat de heer [werkzaam bij Fatum] aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft medegedeeld dat in het maandbedrag ad NAf 1.888,36 mede de premies van de levensverzekering en de brandverzekering waren begrepen, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] daarop gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen. In die situatie is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar indien Fatum achteraf nog aanspraak zou kunnen maken op de premies over de periode tot juni 2010. De stelplicht en de bewijslast ter zake van de door de heer [werkzaam bij Fatum] gedane mededelingen rusten volgens de hoofdregel van artikel 129 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]. Gelet op het voorgaande zal het gerecht [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] toelaten tot het leveren van bewijs zoals hierna te melden.
4.7
Indien [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] slaagt in zijn bewijslevering, ligt de vordering van Fatum gelet op het voorgaande voor afwijzing gereed voor zover die ziet op de periode tot juni 2010. Voor het geval wordt afgezien van bewijslevering of indien [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet in het hem opgedragen bewijs slaagt, geeft het gerecht partijen in overweging nader met elkaar in overleg te treden teneinde de consequenties van de in dit vonnis gegeven oordelen te bezien en te onderzoeken of alsnog een minnelijke regeling kan worden getroffen. Ook zal moeten worden bezien hoe dient te worden omgegaan met de verzekeringspremies die na juni 2010 zijn en/of nog zullen worden verschuldigd. Naar oordeel van het gerecht ligt in de rede dat daartoe te zijner tijd een comparitie zal worden bepaald.
4.8
Iedere verdere beslissing wordt in afwachting van de bewijslevering aangehouden.

5.De beoordeling van het geschil in reconventie

5.1 [
gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft in reconventie gesteld dat Fatum ten onrechte vanaf 2006 althans vanaf 2011 een rentepercentage van 10,5% incasseert, welk percentage door hem wordt aangeduid als een woekerrente. Het gerecht is van oordeel dat het steeds op de weg van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zelf lag om initiatief te nemen na afloop van de rentevaste periode teneinde een lager rentepercentage te bedingen. Fatum was daartoe niet verplicht. Van enig toerekenbaar tekortschieten van Fatum op dit punt is dan ook geen sprake en de handelwijze van Fatum is op dit punt niet in strijd met het de eisen van redelijkheid en billijkheid. Een rentepercentage van 10,5% is bovendien niet zonder meer aan te merken als bovenmatig.
5.2
Fatum heeft verder onder verwijzing naar de hypotheekakte gesteld dat de overeengekomen rente slechts om de vijf jaar kan worden aangepast. Vast staat dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] pas in 2010 voor het eerst met Fatum over de problematiek heeft gesproken. Niet duidelijk is wanneer deze gesprekken concreet zijn geworden ten aanzien van het rentepercentage. Gelet op het voorgaande is het gerecht van oordeel dat van een aanpassing over het rentepercentage over een tijdvak gelegen voor 20 september 2010 hoe dan ook geen sprake kan zijn.
5.3 [
gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft verder gesteld dat Fatum medio 2010 een renteverlaging naar 7% heeft geweigerd, omdat zij aan deze verlaging ten onrechte de voorwaarde heeft verbonden dat de achterstallige premies volledig werden voldaan. Fatum heeft de stelling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betwist, waarbij zij onder meer heeft aangevoerd dat het laagste rentepercentage dat is aangeboden, 8% bedroeg.
5.4
Het gerecht stelt vast dat het debat ten aanzien van de renteverlaging nog niet is uitgekristalliseerd, terwijl de beoordeling van de vordering in reconventie bovendien is verweven met de na eventuele bewijslevering te geven oordelen in conventie. Het gerecht zal daarom in afwachting van de bewijslevering in conventie iedere verdere beslissing aanhouden. Ook hier geldt dat het naar oordelen van het gerecht in de rede ligt een en ander te zijner tijd te bespreken op een comparitie van partijen.
5.5
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

Het Gerecht
in conventie:
draagt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op te bewijzen dat de heer [werkzaam bij Fatum] voorafgaand aan het aangaan van de hypothecaire lening op 20 september 2000 aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft medegedeeld dat in het maandbedrag ad NAf 1.888,36 mede de premies van de levensverzekering en de brandverzekering waren begrepen;
bepaalt dat indien [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het “Stadhuis” aan het Wilhelminaplein 4, voor de rechter mr. I.W.M. Laurijssens;
bepaalt dat de gemachtigde van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bij akte op de rol van
24 maart 2014aan het gerecht opgave moet doen van de wijze waarop bewijs zal worden geleverd en in voorkomend geval opgave zal doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in de maanden april, mei en juni 2014 en dat de gemachtigde van Fatum binnen dezelfde periode opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan haar zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
houdt iedere verdere beslissing aan;
in reconventie:
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens, rechter in het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 maart 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.